Koninklijk besluit tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, de 13 juillet 2017

TITEL I. - Toepassingsgebied, definities en algemene principes

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1. § 1. Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.

§ 2. In afwijking van paragraaf 1 zijn de bepalingen van titel II betreffende de toelage voor de uitoefening van een hogere functie en de toelage wegens ontslag niet van toepassing op de stagiairs.

In afwijking van paragraaf 1 zijn de bepalingen van dit besluit echter slechts van toepassing op de mandaathouders wat betreft artikel 15 en de in titel II bedoelde eindejaarstoelage en titel III, die bestaat uit de artikelen 63 tot 100.

In afwijking echter van het tweede lid en van artikel 2, eerste lid, 23° zijn hoofdstukken IV en V van titel III niet van toepassing op de mandaathouder als zijn totale bezoldiging voorziet in de forfaitaire terugbetaling van onkosten. Hoofdstukken I tot III van titel III zijn niet van toepassing op de mandaathouder als hem een dienstvoertuig ter beschikking werd gesteld.

§ 3. In afwijking van paragraaf 1 zijn de bepalingen van titel II betreffende de wachttoelagen, de toelagen voor onregelmatige prestaties en de toelagen voor werk in opeenvolgende ploegen niet van toepassing :

  1. op de personeelsleden van de permanente eenheden van de Civiele Bescherming die een vierentwintiguursdienst moeten verrichten;

  2. op de personeelsleden van de gesloten centra onder het beheer van de Algemene Directie van de Dienst Vreemdelingenzaken voor wie nachtprestaties, feestdagen of weekenden tot hun normaal uurrooster behoren;

  3. op de personeelsleden die de permanentie verzekeren binnen de Algemene Directie van het Crisiscentrum van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken;

  4. op de personeelsleden van de noodoproepencentrales 100, 101 en 112;

  5. op de personeelsleden van de buitendiensten van het Directoraat-Generaal Penitentiaire Inrichtingen;

  6. op de burgerlijke ambtenaren bekleed met een bijzondere graad van het stafdepartement Inlichtingen en Veiligheid van het Ministerie van Landsverdediging.

    § 4. In afwijking van paragraaf 1 zijn de bepalingen van titel II betreffende de taaltoelage eveneens van toepassing op de leden van de beleidscellen, van de cel Algemene Beleidscoördinatie, van de cellen Algemeen Beleid en van de secretariaten van de ministers en van de Staatssecretarissen die geen deel uitmaken van het federaal openbaar ambt.

    § 5. Het gebruik van de mannelijke vorm in dit besluit is gemeenslachtig.

    Art. 2. In dit besluit verstaat men onder :

  7. federale dienst : een federale overheidsdienst, een programmatorische federale overheidsdienst, het Ministerie van Landsverdediging alsook de diensten die ervan afhangen, of een van de rechtspersonen bedoeld in artikel 1, 3°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken;

  8. federaal openbaar ambt : het geheel van de federale diensten;

  9. federale overheidsdiensten : de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, alsook de diensten die ervan afhangen;

  10. openbare instellingen van sociale zekerheid : de instellingen die vallen onder het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, in toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;

  11. instellingen van openbaar nut : de rechtspersonen bedoeld in artikel 1, 3°, van de voormelde wet van 22 juli 1993 die geen openbare instellingen van sociale zekerheid zijn;

  12. overheidsdienst : de administratie die door een overheid is ingesteld om haar verplichte wettelijke opdrachten te verzekeren;

  13. personeelslid : elke werknemer die tot een federale dienst behoort;

  14. ambtenaar : elk personeelslid van een federale dienst van wie de arbeidsrelatie met de overheid eenzijdig door deze overheid wordt bepaald;

  15. stagiair : de ambtenaar die een stage vervult, niet vastbenoemd is en de eed niet heeft afgelegd in deze functie;

  16. contractueel : elk personeelslid dat met een arbeidsovereenkomst in dienst wordt genomen in een federale dienst;

  17. mandaathouder : de ambtenaar die in een federale dienst een management- of een staffunctie uitoefent in het kader van een mandaat van bepaalde duur;

  18. leidend ambtenaar : de voorzitter van het directiecomité van een federale overheidsdienst, de voorzitter van een programmatorische federale overheidsdienst, de leidend ambtenaar of de ambtenaar belast met het dagelijks beheer van een openbare instelling van sociale zekerheid of van een instelling van openbaar nut, de ambtenaar die de directieraad van het Ministerie van Landsverdediging voorzit;

  19. P&O-directeur : de directeur van de stafdienst Personeel en Organisatie of, in de federale diensten waar deze functie niet is toegekend, de directeur of de verantwoordelijke van de dienst belast met het humanresourcesmanagement of, bij gebrek hieraan, de verantwoordelijke van de personeelsdienst;

  20. directiecomité : het directiecomité voor een federale overheidsdienst of een programmatorische federale overheidsdienst of de directieraad voor het Ministerie van Landsverdediging en voor een van de rechtspersonen bedoeld in artikel 1, 3°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken;

  21. werkdag : alle dagen van de week, met uitzondering van zaterdagen, zondagen en feestdagen;

  22. arbeidsdag : de dagen waarop een personeelslid diensten moet presteren volgens zijn werkrooster;

  23. feestdag : alle dagen bedoeld in artikel 14, § 1 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen;

  24. nacht : de periode bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector;

  25. dag, maand, trimester, kwadrimester, semester, jaar : dag, maand, trimester, kwadrimester, semester, jaar, zoals ze in de kalender voorkomen;

  26. indexeringsregeling : de koppeling aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de regels voorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld;

  27. ouderschapsverlof : het onbezoldigd ouderschapsverlof evenals het ouderschapsverlof toegekend in het kader van de voltijdse of deeltijdse loopbaanonderbreking;

  28. verlof verbonden aan de bescherming van het moederschap : het verlof of de arbeidsonderbreking bedoeld in artikelen 39 en 42 tot 43bis van de arbeidswet van 16 maart 1971 of artikel 18, tweede lid, van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd;

  29. bezoldiging : de wedde, de schaalbonificatie en, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën, het complement, het weddecomplement en het weddesupplement;

  30. administratieve standplaats : de plaats waar het personeelslid zijn functie hoofdzakelijk uitoefent;

  31. werkplaats : de plaats waar het personeelslid zich werkelijk bevindt om zijn functie uit te oefenen;

  32. voertuig : het motorvoertuig, met inbegrip van de motorfiets en de bromfiets.

    De uitdrukking "personeelslid" bedoeld in de definities in 7°, 8° en 10° van het eerste lid moet worden begrepen als "burgerpersoneelslid" als ze betrekking heeft op het Ministerie van Landsverdediging.

    Als een bevoegdheid gedelegeerd wordt, verbiedt de uitdrukking "of aan zijn afgevaardigde" niet dat de bevoegdheid aan meerdere personen gedelegeerd wordt.

    Als het akkoord van de inspecteur van Financiën wordt gevraagd krachtens artikelen 28 en 31 wordt dit akkoord gegeven door de afgevaardigde van de minister van Begroting voor de instellingen bedoeld in het eerste lid, 4° en 5°.

    HOOFDSTUK II. - Algemene principes

    Art. 3. Er wordt een toelage toegekend aan het personeelslid, hetzij ambtshalve, hetzij wegens verrichte prestaties die niet als normaal kunnen worden beschouwd vergeleken met de uitoefening van de functie, hetzij wegens een specifieke organisatie van de arbeidstijd, hetzij na het slagen voor een proef.

    Worden beschouwd als een ambtshalve toegekende toelage :

  33. het vakantiegeld en de eindejaarstoelage, onvoorwaardelijk toegekend;

  34. de haard- en standplaatstoelage toegekend wegens de persoonlijke situatie van het personeelslid;

  35. de toelage wegens ontslag en de compenserende vergoeding, toegekend wegens het einde van de arbeidsrelatie.

    Worden beschouwd als een toelage verbonden aan prestaties die niet als normaal kunnen worden beschouwd vergeleken met de uitoefening van de functie :

  36. de directietoelage;

  37. de toelage voor de uitoefening van een hogere functie;

  38. de toelage voor opleidingsactiviteiten;

  39. in voorkomend geval de toelage gecreëerd in toepassing van afdeling 4 van het hoofdstuk II van titel II.

    Worden beschouwd als een toelage verbonden aan de specifieke organisatie van de arbeidstijd :

  40. de wachttoelage;

  41. de toelage voor onregelmatige prestaties;

  42. de toelage voor werk in opeenvolgende ploegen;

  43. de toelage voor bijkomende prestaties.

    De taaltoelage wordt beschouwd als een toelage verbonden aan het slagen voor een proef.

    Art. 4. Voor de directietoelage, de toelage voor de uitoefening van een hogere functie of voor alle specifieke toelagen is de toelage niet verschuldigd als :

  44. het personeelslid om eender welke reden meer dan dertig opeenvolgende werkdagen afwezig is; de schorsing van de toelage gebeurt met terugwerkende kracht op de eerste dag van de afwezigheid;

  45. ofwel als het personeelslid het voordeel van zijn bezoldiging verliest of een wachtgeld geniet; de schorsing van de toelage gebeurt vanaf de eerste dag.

    Behoudens...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT