Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 309/2, § 6, van het Gerechtelijk Wetboek, de 18 avril 2021

Artikel 1. De personeelsformatie van het secretariaat van de gedelegeerd Europese aanklagers wordt vastgesteld als volgt:

- minimum 2 secretarissen, van niveau B;

- maximum 4 secretarissen, van niveau B.

Het secretariaat telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige personeelsleden.

De personeelsleden oefenen hun taken uit onder het gezag en de leiding van de gedelegeerd Europese aanklagers.

Bij tijdelijke verhindering van een secretaris kan de procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel op vraag van een gedelegeerd Europese aanklager en na advies van de hoofdsecretaris en de magistraat-korpschef, een personeelslid van niveau B van een parketsecretariaat dat zich situeert in het rechtsgebied Brussel voor de duur van de verhindering en met zijn toestemming aanwijzen om de verhinderde secretaris van dezelfde taalrol te vervangen. Deze aanwijzing heeft geen enkel gevolg voor het statuut van het aangewezen personeelslid.

Art. 2. De openstaande betrekkingen worden samen met de functieomschrijving en het competentieprofiel aangekondigd via een bericht dat in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Dat bericht nodigt de kandidaten uit hun titels en verdiensten te doen gelden, bepaalt de termijn waarin de kandidaturen ingediend moeten worden en wijst de overheid aan bij wie de kandidaturen ingediend moeten worden.

De personeelsleden worden, op voorstel van de gedelegeerd Europese aanklagers, door de minister bevoegd voor Justitie, bij voorkeur uit het gerechtspersoneel aangewezen voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar.

Om aangewezen te kunnen worden moet de kandidaat:

  1. houder zijn van een diploma of een studiegetuigschrift dat overeenkomt met het te verlenen niveau, of

  2. bekleed zijn met een graad van het te verlenen niveau.

    De kandidaat moet een beroepservaring van minstens één jaar hebben in een parketsecretariaat.

    De minister bevoegd voor Justitie kan arbeidsovereenkomsten aangaan.

    Art. 3. De personeelsleden leggen de bij het decreet van 20 juli 1831 voorgeschreven eed af in handen van één van de gedelegeerd Europese aanklagers.

    Art. 4. De personeelsleden zijn onderworpen aan de bezoldigingsregeling van het administratief personeel van de diensten die de Rechterlijke Macht terzijde staan, met inbegrip van de regeling van toelagen, premies en vergoedingen.

    Onverminderd de artikelen 330bis, tweede lid, en 330ter, § 4, van het Gerechtelijk Wetboek, geniet het personeelslid, aangewezen in niveau B de weddeschaal zoals bepaald in artikel 372 van het Gerechtelijk Wetboek.

    De personeelsleden ontvangen een weddenbijslag van 2221,91 euro. De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten geldt eveneens voor deze weddenbijslag. Zij wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.

    Art. 5. De periode van de aanwijzing wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit gedurende dewelke het personeelslid zijn rechten op bevordering en op bevordering in zijn weddenschaal behoudt.

    Art. 6. Het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de Rechterlijke Macht terzijde staan is van toepassing op de personeelsleden met uitzondering van de bepalingen betreffende:

  3. het verlof tijdens de duur van een stage of proefperiode en tijdens de duur van een verkiezingscampagne;

  4. het verlof voor loopbaanonderbreking, met uitzondering van het verlof voor palliatieve zorg, het verlof voor het bijstaan van of voor het verstrekken van verzorging aan een lid van zijn gezin of aan een familielid tot in de tweede graad dat lijdt aan een ernstige ziekte en het verlof voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte en van het ouderschapsverlof;

  5. de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden;

  6. de verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid;

  7. de vierdagenweek met premie;

  8. de vierdagenweek zonder premie;

  9. het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar.

    Art. 7. Onverminderd artikel 1, derde lid, blijven de personeelsleden, aangewezen onder het statutair personeel van de rechterlijke orde, onderworpen aan de regels van de tuchtregeling die van toepassing waren in hun dienst van herkomst. In geval van tuchtprocedure wordt de gedelegeerd Europese aanklager van de taalrol van de betrokkene gehoord door de bevoegde tuchtoverheden.

    Art. 8. De personeelsleden zijn onderworpen aan de evaluatieregeling zoals voorzien in het Gerechtelijk Wetboek en het koninklijk besluit van 27 mei 2014 betreffende de evaluatie van de personeelsleden van de Rechterlijke Orde, waarbij de gedelegeerd Europese aanklager van dezelfde taalrol de hiërarchische meerdere is en de taken van de magistraat-korpsoverste worden uitgeoefend door de Europese aanklager.

    Art. 9. Het koninklijk besluit van 18 november 2015 betreffende rechtshulp aan het gerechtspersoneel, de magistraten en de gerechtelijke stagiairs en de schadeloosstelling van de door hen opgelopen zaakschade, is van toepassing op de personeelsleden.

    Art...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT