Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 25 en 26 van de wet van 20 juli 2020 tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen, de 24 décembre 2020

HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  1. de Thesaurie : de Algemene Administratie van de Thesaurie van de Federale Overheidsdienst Financiën;

  2. de wet : de wet van 20 juli 2020 tot verstrekking van een staatswaarborg voor bepaalde kredieten aan KMO's in de strijd tegen de gevolgen van het coronavirus en tot wijziging van de wet van 25 april 2014 op het statuut en toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen;

  3. de gewaarborgde portefeuille : alle door een kredietgever toegekende gewaarborgde kredieten, bedoeld in artikel 4, § 4, van de wet;

  4. de vergoeding : de vergoeding zoals bedoeld in artikel 21 van de wet.

    HOOFDSTUK 2. - Vergoedingen

    Art. 2. Op 30 maart 2021 berekent de Thesaurie overeenkomstig artikel 23 van de wet de door de kredietgever verschuldigde vergoeding voor de gewaarborgde portefeuille die op 31 december 2020 is samengesteld. De gegevens voor de berekening van de vergoeding worden ontleend aan de rapportering zoals bedoeld in artikel 37 van de wet.

    Indien de periode waarin de kredieten bedoeld in artikel 4 van de wet kunnen worden toegekend, wordt verlengd tot na 31 december 2020, wordt de vergoeding 3 maanden na het einde van de bijkomende periode berekend. Indien de verlenging meer dan 12 maanden duurt, wordt de vergoeding elke 31 maart berekend op basis van de gewaarborgde portefeuille die op 31 december van het voorgaande jaar werd samengesteld.

    De vergoeding moet binnen 30 dagen na ontvangst door de kredietgever van het betalingsverzoek van de Thesaurie worden betaald. Indien dit niet het geval is, wordt het bedrag van de vergoeding verhoogd met rente tegen het tarief dat is vastgesteld in de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties.

    HOOFDSTUK 3. - Tussentijdse voorschotten

    Art. 3. Onverminderd de vormvereiste beschreven in artikel 4, heeft de kredietgever het recht om tussentijdse voorschotten te verkrijgen die een deugdelijke raming vormen van de omvang van het verlies dat vermoedelijk zal worden geleden per gewaarborgd krediet. Deze voorschotten komen overeen met het totaal van de dekking die door de staatsgarantie wordt geboden.

    De deugdelijke raming van de verliezen wordt berekend door de Thesaurie op basis van de rapportering bedoeld in artikel 37 van de wet.

    De deugdelijke raming van de verliezen omvat de verliezen die voortvloeien uit de niet-betaling van de betalingen die de kredietnemer verplicht is te verrichten. Het houdt rekening met de volgende elementen :

  5. de verschuldigde en onbetaalde bedragen van achterstallige gewaarborgde kredieten die niet in gebreke zijn in de zin van artikel 178 van Verordening nr. 575/2013; en

  6. de geraamde verliezen, berekend met inachtneming van het uitstaande bedrag, de waarde van de zekerheden en garanties en de waarde van terugvorderingen, voor de gewaarborgde kredieten ten aanzien waarvan zich een wantbetaling heeft voorgedaan in de zin van artikel 178 van Verordening nr. 575/2013.

    De kredietgever hoeft geen bewijs van het bestaan van een verlies bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de wet te leveren om voorschotten aan te vragen.

    De toekenning van voorschotten door de Thesaurie doet geen afbreuk aan de opstelling van een definitieve afrekening overeenkomstig hoofdstuk 4 van de wet en laat de eventuele toepassing van de in hoofdstuk 6 van de wet genoemde gronden in de definitieve afrekening onverlet.

    Art. 4. De kredietgever dient bij voorkeur op elektronische wijze de aanvraag om tussentijdse voorschotten in bij de Thesaurie.

    Deze aanvraag kan worden gedaan vóór de aanspreking van de staatswaarborg bedoeld in artikel 15 van de wet.

    De aanvraag voor voorschotten is éénmalig. De aanvraag heeft betrekking op de gewaarborgde portefeuille van de kredietgever op eender welk moment.

    De Thesaurie bevestigt via elektronische wijze de ontvangst van de aanvraag voor voorschotten binnen vijf werkdagen. In de ontvangstbevestiging wordt de datum van ontvangst van de aanvraag voor voorschotten vermeld.

    De Thesaurie specificeert op haar website het post- of e-mailadres waarnaar de aanvraag voor voorschotten moet worden gestuurd en de informatie die de kredietgever moet vermelden in de aanvraag voor voorschotten. De vermelding van deze informatie vormt geen materiële of formele voorwaarde voor de ontvankelijkheid van de aanvraag voor voorschotten.

    Art. 5. Op basis van de rapportering bedoeld in artikel 37 van de wet maakt de Thesaurie maandelijks een voorlopige afrekening op voor de gewaarborgde portefeuille van de kredietgever.

    Deze voorlopige afrekening komt overeen met het totale bedrag van de tussentijdse voorschotten, bedoeld in artikel 3, waarop de kredietgever recht heeft op basis van de rapportering over de portefeuillesituatie aan het einde van de voorgaande maand. Voor de gewaarborgde kredieten waarvan de kredietnemer de Thesaurie heeft meegedeeld dat het definitieve verlies gekend was, zoals voorzien in artikel 8, wordt dit definitieve verlies opgenomen in de voorlopige afrekeningen volgend op de mededeling.

    Als het bedrag van de voorlopige afrekening hoger is dan het bedrag van de voorlopige afrekening van de voorgaande maand, betaalt de Staat het verschil binnen 45 dagen na het einde van de maand die aan de voorlopige afrekening voorafgaat.

    Als het bedrag van de voorlopige afrekening lager is dan het bedrag van de voorlopige afrekening van de voorgaande maand, betaalt de kredietgever het verschil aan de Staat binnen 30 dagen na ontvangst door de kredietgever de verzending van het betalingsverzoek van de Thesaurie.

    De voorlopige afrekening van de maand vóór de eerste voorlopige afrekening wordt op nul gesteld.

    HOOFDSTUK 4. - Aanspreking van de staatswaarborg

    Art. 6. Vanaf 1 januari 2021 en tot de uiterste datum voor het aanspreken van de staatswaarborg bedoeld in artikel 15 van de wet, kan de kredietgever bij voorkeur op elektronische wijze de aanspreking van de staatswaarborg indienen bij de Thesaurie.

    De Thesaurie bevestigt via elektronische wijze de ontvangst van het aanspreken van de staatswaarborg binnen vijf werkdagen. In de ontvangstbevestiging wordt de datum van ontvangst van het aanspreken van de staatswaarborg vermeld.

    De Thesaurie specificeert op haar website het post- of e-mailadres waarnaar het aanspreken van de staatswaarborg moet worden gestuurd en de informatie die de kredietgever moet vermelden in het aanspreken van de staatswaarborg. De vermelding van deze informatie vormt geen materiële of formele voorwaarde voor de ontvankelijkheid van het aanspreken van de staatswaarborg.

    Art. 7. Indien de kredietgever nalaat de staatswaarborg aan te spreken binnen de termijn zoals bedoeld in artikel 15 van de wet, vervalt zijn staatwaarborg en betaalt de kredietgever elk mogelijk ontvangen voorschot terug aan de Staat binnen de 30 dagen na de ontvangst door de kredietgever van het betalingsverzoek van de Thesaurie.

    HOOFDSTUK 5. - Definitieve afrekening

    Art. 8. Wanneer de aanspreking van de staatswaarborg is ingediend, stelt de kredietgever de Thesaurie op de hoogte wanneer het definitieve verlies van een gewaarborgd krediet bekend is of wanneer een krediet volledig is afgelost.

    De Thesaurie stelt de definitieve afrekening op. Zij vertegenwoordigt het bedrag van het definitieve gewaarborgde verlies voor de portefeuille van gewaarborgde kredieten.

    Als het bedrag van de definitieve afrekening hoger is dan het bedrag van de voorlopige afrekening die aan de definitieve afrekening voorafgaat, betaalt de Staat het verschil aan de kredietgever binnen 45 dagen na het einde van de maand die aan de definitieve afrekening voorafgaat.

    Als het bedrag van de definitieve afrekening lager is dan het bedrag van de voorlopige afrekening die aan de definitieve afrekening voorafgaat, betaalt de kredietgever het verschil aan de Staat terug binnen 30 dagen na de ontvangst door de kredietgever van het verzoek tot betaling van de Thesaurie.

    Art. 9. Wanneer de invorderingsprocedures voor bepaalde gewaarborgde...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT