Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 495, derde lid van het Gerechtelijk Wetboek, de 28 novembre 2018

TITEL 1. - Omschrijving

Artikel 1. De permanentiedienst `Salduz' bedoeld in artikel 495, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wordt omschreven als volgt: "een permanentiedienst die het mogelijk maakt op een zo snel mogelijke manier een advocaat te contacteren die zal instaan voor het consult en de bijstand aan de verdachte beroofd van zijn vrijheid zoals omschreven in artikel 2bis, § 2 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, binnen de door de wet opgelegde maximale termijn van twee uur, op basis van het tussen actoren overeengekomen processchema."

Art. 2. De permanentiedienst zal zo georganiseerd worden dat de contactname zo geautomatiseerd en zo snel mogelijk geschiedt, gebruikmakend van de moderne communicatiemiddelen, waarbij een callcenter ter beschikking blijft voor incidenten en technische problemen.

De applicatie zal de verschillende contactnames van de betrokkenen (onderzoeksrechters, politiediensten of andere handhavingsautoriteiten en advocaten) bijhouden en de mogelijkheid bieden door actoren gewenste statistische gegevens (zo nodig geanonimiseerd) op te vragen.

Rekening houdend met de vertrouwelijke informatie, zal de applicatie draaien op een afzonderlijke server, in België gelegen, behoorlijk beveiligd volgens de actuele standaarden, en zal het callcenter eveneens zijn diensten verlenen vanuit België.

Art. 3. De autoriteiten vermeld in artikel 488 van het Gerechtelijk Wetboek richten de "permanentiedienst Salduz" op en ondersteunen hem conform de wettelijke bepalingen en zoals beschreven in het processchema dat de wijze van contactname met de "permanentiedienst Salduz" beschrijft alsook de werkwijze van de "permanentiedienst Salduz" zelf.

Wijzigingen aan het processchema die een invloed hebben op de werking van de andere actoren (balie, politie, onderzoeksrechters, openbaar ministerie) kunnen alleen in onderling overleg met deze actoren worden doorgevoerd.

Wijzigingen die enkel de interne werking van één actor betreffen, dienen te worden meegedeeld.

TITEL 2. - Voorwaarden voor de toekenning van de jaarlijkse toelage

Art. 4. Overeenkomstig artikel 495 van het Gerechtelijk Wetboek wordt voorzien in een jaarlijkse toelage in de vorm van een subsidie, ten laste van het algemeen budget van de uitgaven van sectie 12 voor de exploitatiekosten die nodig zijn voor de uitvoering van de permanentiedienst bedoeld in artikel 1 van dit besluit. Met het oog daarop dienen de Ordes samen een subsidieaanvraag in bij de Minister van Justitie.

Art. 5. Op straffe van niet-ontvankelijkheid, respecteren de autoriteiten vermeld in artikel 488 van het Gerechtelijk Wetboek in hun subsidieaanvragen de specifieke indieningsprocedures en volgen ze tevens de structuur zoals opgesteld door de Stafdienst Budget en Beheerscontrole van de FOD Justitie.

Art. 6. § 1. De subsidie wordt, in februari van ieder jaar, in overleg aangevraagd voor het volgende jaar, zulks op grond van een budgettaire prognose die de autoriteiten vermeld in artikel 488 van het Gerechtelijk Wetboek samen opstellen en op grond van een gezamenlijk verslag over de activiteiten van het vorige jaar.

§ 2. De in de budgettaire prognose vermeldde exploitatiekosten omvatten de terugkerende werkings- en personeelskosten die noodzakelijk zijn om de opdracht nader bepaald in artikel 1 van dit besluit te vervullen.

§ 3. Daarnaast kunnen de exploitatiekosten nieuwe initiatieven bevatten die de in artikel 488 van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde autoriteiten collegiaal dienstig achten. Die nieuwe initiatieven kunnen betrekking hebben op personeels-, werkings- en investeringsuitgaven.

§ 4. De budgettaire prognose voor het jaar X en het gezamenlijke activiteitenverslag van het jaar X-1 moeten aan de Minister van Justitie worden verstuurd tegen 28 februari van het jaar X.

Art. 7. De Minister van Justitie of zijn gemachtigde analyseert de aanvragen en beslist over de te verlenen kredieten en verdeelt ze over de in art. 6, paragraaf 2 vermelde exploitatiekosten en de in art. 6, paragraaf 3 vermelde nieuwe initiatieven.

TITEL 3. - Beheer van de toelage

Art. 8. De autoriteiten vermeld in artikel 488 van het Gerechtelijk Wetboek zijn gezamenlijk en hoofdelijk verantwoordelijk voor het gebruik van de door de Minister van Justitie toegekende subsidie en verbinden zich ertoe ze te beheren `als een goede huisvader' en overeenkomstig de wettelijke en regelgevende bepalingen die van toepassing zijn op de federale subsidies.

De aanwending van de subsidie wordt onderworpen aan het beginsel van de ontvankelijkheid en de opportuniteit van de uitgaven bepaald in artikel 6 en 7.

Art. 9. De subsidie wordt toegekend in de vorm van een globaal jaarlijks bedrag berekend overeenkomstig artikel 7 van dit besluit.

Binnen dat globaal bedrag kan een overdracht van de toegekende bedragen worden gerealiseerd tussen de kosten, zulks mits voorafgaand akkoord van de Minister van Justitie of zijn gemachtigde.

Art. 10. Alleen de uitgaven aangegaan tussen 1 januari en 31 december van het betreffende jaar zullen in overweging worden genomen bij de jaarlijkse afrekeningen.

Art. 11. § 1. Het jaarlijkse bedrag van de toegekende subsidie kan niet worden verhoogd met de beschikbare saldi die worden vastgesteld naar aanleiding van de jaarlijkse afrekeningen die door de Stafdienst Budget en Beheerscontrole van de FOD Justitie worden opgesteld.

§ 2. Het bedrag dat niet is aangewend op 31 december van het desbetreffende jaar, gaat definitief verloren.

TITEL 4. - Betalingsmodaliteiten

Art. 12. § 1.Onder voorbehoud van de beschikbare kredieten gebeurt de vereffening van de subsidie volgens een terugvorderbaar voorschot/saldo-systeem. Het percentage van die voorschotten wordt berekend op jaarbasis.

§ 2. Het voorschot van de subsidie wordt vastgelegd op 70% van het bedrag van de jaarlijkse toelage. Het voorschot wordt jaarlijks, uiterlijk op 30 juni van ieder jaar, vereffend op grond van een koninklijk besluit tot subsidiëring en voor zover de Minister van Justitie of zijn gemachtigde de rekeningen van het vorige jaar hebben goedgekeurd.

§ 3. Het saldo van de subsidie wordt gestort aan de autoriteiten vermeld in artikel 488 van het Gerechtelijke Wetboek na controle van de in artikel 13 bedoelde afrekening door de Minister van Justitie of zijn gemachtigde en na goedkeuring van het bedrag van de in aanmerking komende kosten op grond van een aangifte van schuldvordering opgesteld door de autoriteiten vermeld in artikel 488 van het Gerechtelijk Wetboek, uiterlijk op 15 maart van ieder jaar.

TITEL 5. - Controlemechanismen

Art. 13. § 1. De autoriteiten vermeld in artikel 488 van het Gerechtelijk Wetboek rechtvaardigen hun uitgaven door een financieel dossier voor te stellen met betrekking tot de jaarlijkse subsidie.

§ 2. Het dossier bevat een volledige afrekening waarin een overzicht wordt gegeven van de in aanmerkingen komende uitgaven, gedetailleerd per uitgavenpost en vergezeld van alle verantwoordingsstukken, bewijsstukken en betalingsbewijzen met betrekking tot de vermelde activiteiten.

Elke voorgelegde uitgave moet vergezeld gaan van een verantwoordingsstuk en een betalingsbewijs.

Art. 14. De originele stukken zullen tien...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT