Koninklijk besluit tot optimalisatie van de maritieme arbeidsbepalingen, de 30 juillet 2021

HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen.

Artikel 1.1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van:

- Richtlijn 2013/54/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 betreffende bepaalde verantwoordelijkheden van de vlaggenstaat met betrekking tot de naleving en de handhaving van het Verdrag betreffende maritieme arbeid, 2006;

- Richtlijn 2018/131/EU van de Raad van 23 januari 2018 tot tenuitvoerlegging van de overeenkomst tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) tot wijziging van Richtlijn 2009/13/EG overeenkomstig de door de Internationale Arbeidsconferentie op 11 juni 2014 goedgekeurde wijzigingen van 2014 aan het Verdrag betreffende maritieme arbeid van 2006.

Art. 1.2. Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder:

  1. "de wet MLC": de wet van 13 juni 2014 tot uitvoering en controle van de toepassing van het Verdrag betreffende maritieme arbeid 2006;

  2. "het Directoraat": het Directoraat-generaal Scheepvaart van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;

  3. "aangewezen ambtenaar": de ambtenaren belast met uitvoering van en de controle op de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de wet van 13 juni 2014 tot uitvoering en controle van de toepassing van het Verdrag betreffende maritieme arbeid 2006 en haar uitvoeringsbesluiten:

    1. de aangewezen personeelsleden van het Directoraat ;

    2. de sociaal inspecteurs van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;

    3. de sociaal inspecteurs van de algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg ;

    4. de sociaal inspecteurs van de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

    Art. 1.3. Elk schip dat onder Belgische vlag vaart en onder het toepassingsgebied van de wet MLC valt, houdt aan boord een exemplaar van het MLC-Verdrag.

    HOOFDSTUK 2. - Certificatie.

    Art. 2.1. Elk schip dat onder Belgische vlag vaart met een bruto tonnenmaat gelijk aan of hoger dan 500 en een internationale reis maakt of opereert vanuit een haven of tussen havens van een ander land, bewaart aan boord een maritiem arbeidscertificaat, een conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid en de certificaten van verzekering onder het MLC-Verdrag en houdt die bij.

    Op verzoek van de reder aan de aangewezen ambtenaar is dit hoofdstuk ook van toepassing op om het even welk ander schip dat onder Belgische vlag vaart.

    Deze schepen vallen ook onder de bepalingen van de wet MLC en hoofdstuk 3 van dit besluit.

    De aanvraag van de certificaten of andere documenten zoals voorgeschreven door het MLC-Verdrag verloopt volgens de instructies van het Directoraat.

    De weigering om een certificaat of ander document zoals voorgeschreven door het MLC-Verdrag uit te reiken of aan te tekenen wordt betekend aan de aanvrager van het certificaat of het document. De aanvrager of de op het betrokken certificaat of document te vermelden reder kan een facultatief hoger beroep instellen tegen een weigering om een certificaat of ander document zoals voorgeschreven door het MLC-Verdrag uit te reiken of aan te tekenen, bij de Minister die bevoegd is voor de maritieme mobiliteit, binnen een termijn van 14 dagen na de datum van ontvangst van de betekening van de weigering om het gevraagde certificaat of document uit te reiken of aan te tekenen.

    De intrekking van een certificaat of ander document zoals voorgeschreven door het MLC-Verdrag wordt gemeld aan de op het betrokken certificaat of document vermelde reder. De op het betrokken certificaat vermelde reder kan een facultatief hoger beroep instellen tegen de intrekking van een certificaat of ander document zoals voorgeschreven door het MLC-Verdrag, bij de Minister die bevoegd is voor de maritieme mobiliteit, binnen een termijn van 14 dagen na de datum van ontvangst van de betekening van de intrekking van het certificaat of het document.

    Afdeling 1. - Het maritiem arbeidscertificaat

    Art. 2.1.1. Het maritiem arbeidscertificaat staaft dat de arbeids- en leefomstandigheden van de zeevarenden, met inbegrip van de maatregelen genomen met het oog op de continue conformiteit met de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van het MLC-Verdrag die in afdeling 2 bedoelde conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid moeten worden vermeld, het voorwerp hebben uitgemaakt van een inspectie zoals bedoeld door voorschrift 5.1. en 5.2. van het MLC-Verdrag en beantwoorden aan de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van het MLC-Verdrag.

    Art. 2.1.2. Het maritiem arbeidscertificaat wordt afgeleverd door de aangewezen ambtenaar en opgesteld overeenkomstig het model bepaald door het Directoraat.

    Art. 2.1.3. Het maritiem arbeidscertificaat moet door de aangewezen ambtenaar worden afgeleverd of vernieuwd wanneer ingevolge een inspectie bedoeld in hoofdstuk 3 van dit besluit wordt vastgesteld dat het schip de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van het MLC-Verdrag in de volgende punten naleeft of blijft naleven:

  4. de minimumleeftijd van de personen tewerkgesteld of in dienst genomen of werkend aan boord van het schip;

  5. het medisch getuigschrift;

  6. de kwalificaties van de zeevarenden;

  7. de arbeidsovereenkomsten wegens scheepsdienst;

  8. het beroep op elke particuliere aanwervings- of arbeidsbemiddelingsdienst die onder licentie werkt of erkend is of gereglementeerd is;

  9. de arbeidsduur en de rusttijd;

  10. de bemanning van het schip;

  11. de huisvesting;

  12. de ontspanningsvoorzieningen aan boord;

  13. de voeding en de catering;

  14. de gezondheid en de veiligheid en de ongevallenpreventie;

  15. de medische zorgen aan boord;

  16. de klachtenprocedures aan boord;

  17. het loon;

  18. de financiële zekerheid voor repatriëring;

  19. de financiële zekerheid voor de aansprakelijkheid van de reder.

    Art. 2.1.4. Na een gunstige tussentijdse inspectie bedoeld in de artikelen 3.2.2 en 3.2.3 van dit besluit bekrachtigt de aangewezen ambtenaar of de erkende organisatie het maritiem arbeidscertificaat.

    Art. 2.1.5. Onverminderd de uitzonderingen bedoeld in de artikelen 2.1.6, 2.1.7 en 2.1.8 van dit besluit mag de geldigheidsduur van het maritiem arbeidscertificaat een periode van vijf jaar niet overschrijden.

    Art. 2.1.6. Wanneer de inspectie uitgevoerd met het oog op de vernieuwing van het maritiem arbeidscertificaat plaats heeft binnen de drie maanden voorafgaand aan de vervaldatum van het lopende certificaat, is het nieuwe maritiem arbeidscertificaat geldig vanaf de datum waarop deze inspectie werd uitgevoerd voor een periode die vijf jaar niet overschrijdt te rekenen vanaf de vervaldatum van het lopende certificaat.

    Art. 2.1.7. Wanneer de inspectie uitgevoerd met het oog op de vernieuwing van het maritiem arbeidscertificaat plaats heeft meer dan drie maanden vóór de vervaldatum van het lopende certificaat, is het nieuwe maritiem arbeidscertificaat geldig voor een periode die vijf jaar niet overschrijdt te rekenen vanaf de datum waarop deze inspectie heeft plaatsgehad.

    Art. 2.1.8. Wanneer ingevolge een inspectie bedoeld in hoofdstuk 3 van dit besluit, wordt vastgesteld dat het schip de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van het MLC-Verdrag naleeft of blijft naleven, maar een nieuw maritiem arbeidscertificaat niet onmiddellijk kan worden afgeleverd en beschikbaar gemaakt kan worden aan boord van dat schip, kan de aangewezen ambtenaar of de hiervoor gemachtigde erkende organisatie de geldigheidsdatum van het maritiem arbeidscertificaat verlengen voor een periode van niet meer dan vijf maanden vanaf de vervaldatum van het bestaande maritiem arbeidscertificaat en het maritiem arbeidscertificaat bekrachtigen. Het nieuwe maritiem arbeidscertificaat is geldig voor een periode die niet langer is dan vijf jaar vanaf de datum zoals bedoeld in artikel 2.1.6 of 2.1.8 van dit besluit.

    De eerste paragraaf geldt onverminderd artikel 2.1 van dit besluit.

    Art. 2.1.9. Een maritiem arbeidscertificaat kan ten voorlopige titel in drie gevallen worden verstrekt:

  20. aan de nieuwe schepen, bij de levering ervan;

  21. wanneer een schip omvlagt naar de Belgische vlag;

  22. wanneer een reder de exploitatie van een schip, dat voor die reder nieuw is, voor zijn rekening neemt.

    Art. 2.1.10. Het maritiem arbeidscertificaat dat ten voorlopige titel wordt afgeleverd door de aangewezen ambtenaar en wordt opgesteld overeenkomstig het model bepaald door het Directoraat.

    Art. 2.1.11. Het maritiem arbeidscertificaat mag ten voorlopige titel slechts worden afgeleverd voor een duur, die zes maanden niet overschrijdt.

    Art. 2.1.12. Het maritiem arbeidscertificaat mag ten voorlopige titel slechts worden afgeleverd, indien werd vastgesteld dat de volgende cumulatieve voorwaarden vervuld zijn :

  23. het schip werd geïnspecteerd, voor zover dit redelijk en praktisch mogelijk is, voor wat betreft de nationale bepalingen die betrekking hebben op de punten opgesomd in artikel 2.1.3 van dit besluit, rekening houdend met de controle van de elementen bedoeld in de bepalingen onder 2° tot 4° ;

  24. de reder heeft aangetoond dat aan boord passende procedures worden toegepast om de naleving van de nationale bepalingen tot uitvoering van de bepalingen van het MLC-Verdrag te waarborgen;

  25. de kapitein vertrouwt is met de bepalingen van het MLC-Verdrag en de verplichtingen inzake de uitvoering ervan; en

  26. de vereiste informatie aan de aangewezen ambtenaar of...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT