Koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaarden inzake positieve acties, de 1 mars 2019

Artikel 1. Dit koninklijk besluit is van toepassing op de werknemers en werkgevers. Het is niet van toepassing op de personen tewerkgesteld door het Rijk, de provinciën, de gemeenten de openbare instellingen die er onder ressorteren en de instellingen van openbaar nut.

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder:

  1. collectieve arbeidsovereenkomst: de collectieve arbeidsovereenkomst die werd gesloten overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;

  2. de griffie: de griffie van de algemene directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;

    Art. 3. Positieve acties zijn specifieke maatregelen om de nadelen verband houdende met de beschermde criteria, zoals vermeld in artikel 4, 4° van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden, in artikel 4, 4° van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie en in artikel 3 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen, te voorkomen of te compenseren, met het oog op het waarborgen van een volledige gelijkheid in de praktijk.

    Art. 4. Het positieve actieplan wordt vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij toetredingsakte tot bepaling van de voorwaarden inzake positieve acties.

    Wanneer het positieve actieplan bij toetredingsakte tot bepaling van de voorwaarden inzake positieve acties wordt vastgesteld, vult de onderneming het verplichte model in dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd.

    Art. 5. § 1. Wanneer het positieve actieplan wordt vastgelegd via een toetredingsakte tot bepaling van de voorwaarden inzake positieve acties, moet het ontwerp van toetredingsakte tot bepaling van de voorwaarden inzake positieve acties door de werkgever ter kennis worden gebracht aan alle werknemers.

    § 2. De werkgever houdt gedurende een termijn van vijftien dagen die ingaat op de dag van overhandiging van het ontwerp van toetredingsakte tot bepaling van de voorwaarden inzake positieve acties aan de werknemers, een register ter beschikking van de werknemers waarin ze hun opmerkingen individueel kunnen optekenen.

    § 3. Binnen diezelfde termijn van vijftien dagen kunnen de werknemers hun opmerkingen ook via naar behoren ondertekende brief meedelen aan de ambtenaar die belast is met het toezicht op de uitvoering van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen. Hun naam mag noch worden meegedeeld, noch worden onthuld.

    § 4. Na afloop van deze termijn stuurt de werkgever het register ter inzage naar hoger vermelde ambtenaar die hem de ontvangst daarvan onmiddellijk bevestigt.

    § 5. Indien hem geen enkele opmerking van de werknemers werd meegedeeld en het register geen enkele opmerking bevat, wordt de opmaakprocedure geacht te zijn afgelopen op de vijftiende dag volgend op deze van de overhandiging van het ontwerp van toetredingsakte aan de werknemers.

    § 6. Indien hem opmerkingen van de werknemers werden meegedeeld of indien het register opmerkingen van de werknemers bevat, deelt hij deze binnen de vier dagen mee aan de werkgever die ze aan de werknemers meedeelt. De ambtenaar probeert de uiteenlopende standpunten binnen een termijn van dertig dagen te verzoenen.

    § 7. Indien hij erin slaagt, wordt de opmaakprocedure van de toetredingsakte tot bepaling van de voorwaarden inzake positieve acties afgesloten op de achtste dag volgend op deze van de verzoening.

    § 8. Indien hij er niet in slaagt, stuurt deze ambtenaar onmiddellijk een afschrift van het proces-verbaal van niet-verzoening naar de voorzitter van het bevoegde paritaire comité.

    § 9. Het paritaire comité doet een laatste verzoeningspoging op zijn eerstvolgende vergadering.

    § 10. Indien het daarin niet slaagt, wordt het geschil door het paritair comité beslecht. Zijn beslissing is enkel geldig wanneer zij ten minste 75 pct. der stemmen door ieder der partijen uitgebracht, heeft bekomen.

    § 11. Indien het paritaire orgaan voor een bepaalde activiteitstak niet werkt, dan maakt de ambtenaar bedoeld in § 3 van dit artikel de zaak aanhangig bij de Nationale Arbeidsraad.

    § 12. De Nationale Arbeidsraad duidt het paritaire comité waaronder werkgevers met een gelijkaardige activiteit vallen, aan om zich over het geschil uit te spreken.

    § 13. De beslissing van het paritaire comité wordt binnen de acht dagen na de uitspraak door de secretaris aan de werkgever ter kennis gebracht.

    § 14. De toetredingsakte tot bepaling van de voorwaarden inzake positieve acties dient te worden neergelegd bij de griffie van de algemene directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

    § 15. De griffie gaat na of de toetredingsakte tot bepaling van de voorwaarden inzake positieve acties is opgesteld overeenkomstig het verplichte model en of de in de preambule van dat model bedoelde gegevens correct zijn ingevuld. Indien dit het geval is, wordt de toetredingsakte tot bepaling van de voorwaarden inzake positieve acties ontvankelijk verklaard.

    Art. 6. Het positieve actieplan, vastgelegd hetzij door een collectieve arbeidsovereenkomst, hetzij door een toetredingsakte tot bepaling van de voorwaarden inzake positieve acties, dient volgende informatie te bevatten:

  3. het bestaan van een kennelijke ongelijkheid binnen het ressort van het paritair comité, de bedrijfstak of de onderneming; het bewijs hiervan kan geleverd worden door alle beschikbare middelen;

  4. de omschrijving van de doelstelling en de concrete uitwerking van de positieve actie; deze moet beogen om de ongelijkheid weg te werken door een gelijkheid van kansen te bewerkstelligen; de doelstelling moet welomschreven zijn en er op gericht zijn om de problemen die aan de basis van de ongelijkheid liggen op te heffen of te verminderen;

  5. de verwachte duurtijd van de positieve actie; de positieve actiemaatregel moet tijdelijk zijn en moet worden ingetrokken wanneer de nagestreefde doelstelling is gerealiseerd en ten laatste na een periode van 3 jaren;

  6. Het positief actieplan dient te beantwoorden aan een evenredigheidstoets, hetgeen betekent dat de maatregelen passend en noodzakelijk moeten zijn ten aanzien van de nagestreefde doelstelling;

  7. de garantie dat de positieve actiemaatregel de rechten van anderen niet nodeloos inperken.

    Art. 7. Het positieve actieplan dient ter goedkeuring worden voorgelegd aan de minister tot wiens bevoegdheid werk behoort.

    Hij gaat na of aan alle voorwaarden, zoals omschreven in voorgaand artikel, is voldaan, alsook of de positieve actie wel degelijk betrekking heeft op één van de beschermde criteria, zoals voorzien in artikel 4, 4° van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden, in artikel 4, 4° van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie en in artikel 3 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen.

    In geval het positieve actieplan wordt goedgekeurd, dient het beschouwd te worden als conform met artikel 10, § 3, van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophbie ingegeven daden, artikel 10, § 3, van de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT