Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 18 december 2009 betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen, de 14 décembre 2018

Artikel 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 december 2009 betreffende de private radiocommunicatie en de gebruiksrechten voor vaste netten en netten met gedeelde middelen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in de bepaling onder 12°, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. de woorden "van een radiostation" worden opgeheven;

  2. de woorden "die het Instituut aan dit radiostation toekent teneinde de identificatie ervan mogelijk te maken" worden vervangen door de woorden "die de identificatie van een radiostation of van zijn gebruiker mogelijk maakt";

    2° de bepaling onder 24° wordt vervangen als volgt:

    "24° korteafstandsapparatuur: elk zendtoestel voor radiocommunicatie zoals gedefinieerd in artikel 2, 35°, van de wet, dat communicatie in één of twee richtingen verzorgt op een korte afstand en met een laag vermogensniveau;";

    3° artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 29° en 30°, luidende:

    "29° CEPT: de "Conférence Européenne des administrations des Postes et Télécommunications" of Europese Conferentie van de administraties van Posterijen en Telecommunicatie, waarvan het Europese Comité voor radiocommunicatie, "European Radiocommunications Committee" genaamd en afgekort "ERC" deel uitmaakt, alsook het Comité van elektronische communicatie, "Electronic Communications Committee" genaamd en afgekort "ECC";

    30° walstation: elk station dat opgesteld is op het vasteland of op een permanent vastgemeerd schip en dat op maritieme frequenties werkt;".

    Art. 2. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    1° in het eerste lid worden de woorden "39, § 1," vervangen door het woord "39";

    2° in het tweede lid worden de woorden "Dit besluit, behoudens artikel 3, is niet van toepassing op de radio- en televisieomroepstations noch" vervangen door de woorden "In afwijking van het eerste lid zijn enkel de artikelen 3, 50/1, 51 en 52 van toepassing op de radio- en televisieomroepstations en";

    3° het derde lid wordt opgeheven;

    4° het vierde lid wordt vervangen als volgt:

    "In afwijking van het koninklijk besluit van 16 april 1998 betreffende de satellietgrondstations, is dit besluit van toepassing op de stations bestemd voor communicatie met een of meer ruimtestations wanneer deze geklasseerd zijn in de categorieën 4, 5 of 6 bedoeld in artikel 4.".

    Art. 3. In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de woorden "niet de vergunning bedoeld in artikel 39, § 1," vervangen door de woorden "geen vergunning op basis van artikel 39 of geen gebruiksrecht op basis van artikel 18".

    Art. 4. In artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 juli 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    1° in de bepaling onder 3° worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  3. in de bepaling onder a), worden de woorden "die van een" vervangen door de woorden "die uitsluitend";

  4. de bepaling onder b) wordt aangevuld met de woorden "alsook de openbaarvervoermaatschappijen";

  5. de bepaling onder c) wordt vervangen als volgt:

    "c) de ziekenhuizen en klinieken;";

  6. in de bepaling onder d) worden de woorden "hetzij met zuiver humanitaire doeleinden, hetzij zonder winstoogmerk" vervangen door de woorden "met zuiver humanitaire doeleinden en zonder winstoogmerk";

    2° in de bepaling onder 4°, worden de woorden "zoals bedoeld in artikel 33, § 2 van de wet" vervangen door de woorden "die op frequenties werken, die voorbehouden zijn voor de zeevaart en binnenscheepvaart, alsook de radars en geassocieerde noodbakens";

    3° in de bepaling onder 6° worden de woorden "andere private radionetten of radiostations die niet onder een van de voorgaande categorieën vallen zoals, onder meer, demonstratiemodellen, testen en beproeven van radiogolven" vervangen door de woorden "private radiostations die op frequenties werken, die voorbehouden zijn voor de luchtvaart, alsook de radars en geassocieerde noodbakens";

    4° in de bepaling onder 7° worden de woorden "algemene en individuele houdersvergunningen;" vervangen door de woorden "algemene houdersvergunningen of individuele houdersvergunningen;";

    5° het artikel wordt aangevuld met de bepaling onder 9°, luidende:

    "9° 9de categorie: vergunningen met betrekking tot private radionetten of -stations:

  7. gebruikt voor proeven of tests; of

  8. die toestellen beoogd in artikel 33, § 2, van de wet gebruiken; of

  9. die radars gebruiken die niet tot andere categorieën behoren; of

  10. die tot geen enkele andere categorie behoren.".

    Art. 5. In hoofdstuk II van hetzelfde besluit, wordt een afdeling 1 ingevoegd, die de artikelen 5/1 en 5/2 bevat, luidende:

    "Afdeling 1. Vergunningsaanvraag

    Art. 5/1. § 1. Behalve in de gevallen bedoeld in bijlage 2, dient elke persoon die een radiostation wenst te houden of te gebruiken een voorafgaande aanvraag voor een vergunning in bij het Instituut.

    § 2. Het Instituut kan alle bijkomende informatie opvragen om de vergunningsaanvraag aan te vullen of te preciseren en de antwoordtermijn ervan bepalen.

    Bij het niet-bezorgen van de gevraagde informatie binnen de termijn vastgelegd door het Instituut wordt de aanvraag onontvankelijk.

    § 3. De vergunningen, met uitzondering van de individuele houdersvergunningen en van de bedieningscertificaten, worden uitsluitend aan aan natuurlijke personen ouder dan 18 jaar of aan rechtspersonen verleend.

    In afwijking van het eerste lid, kan een vergunning betreffende een station van de 5e categorie worden verleend aan natuurlijke personen ouder dan 12 jaar.

    Art. 5/2. Al wie onverwachts in het bezit komt van een radiostation of een radionetwerk zonder persoonlijk gemachtigd te zijn het te houden of het te gebruiken beschikt, vanaf het ogenblik dat het houden aanvangt, over een maximumtermijn van zestig dagen om een vergunning aan te vragen om dit radiostation te houden en te gebruiken, ofwel enkel een houdersvergunning.

    Wanneer de onverwachte inbezittreding evenwel voortspruit uit het overlijden, het faillissement of een wijziging van de vorm of de firmanaam van de persoon die vroeger gemachtigd was het bedoelde private radionet te doen werken en dit netwerk niet inactief kan blijven zonder de bedrijvigheid waarvan het de uitoefening vergemakkelijkt ernstig te schaden, mogen de private radiostations voorlopig in dienst worden gehouden op basis van de vergunning die aan de vroegere exploitant werd afgegeven, voor zover:

    1° de regularisatie door de nieuwe exploitant binnen de termijn vermeld in het eerste lid wordt aangevraagd; en

    2° de voorwaarden van de bestaande vergunning gedurende de tussentijdse periode nageleefd worden.

    Art. 6. Artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd door het koninklijk besluit van 15 juli 2013, wordt opgeheven.

    Art. 7. In hetzelfde hoofdstuk II van hetzelfde besluit, wordt een afdeling 2 ingevoegd, die artikelen 6 bevat, zoals de artikelen 6/1 tot 6/12 bevat, luidende:

    "Afdeling 2. - Behandeling van de vergunningsaanvraag

    Art. 6. § 1. Het Instituut onderzoekt de aanvragen voor vergunning om een privaat radiostation te houden en te gebruiken of om een privaat radionet aan te leggen en te doen werken.

    Het bepaalt de categorie waaronder de vergunning valt.

    § 2. In voorkomend geval ontvangt de aanvrager een vergunning voor beproeving en voorlopig houden van een privaat radiostation.

    Deze vergunning staat hem toe een voor zijn behoeften aangepast privaat radiostation te beproeven voor een beperkte geldigheidsduur.

    Deze vergunning is niet onderworpen aan het jaarlijks recht bedoeld in artikel 37.

    § 3. Wanneer technische moeilijkheden beletten alle aanvragen om vergunningen in te willigen kan het Instituut prioriteiten vastleggen naargelang van de behoeften inzake veiligheid of de behoeften van economische aard.

    Art. 6/1. § 1. Het Instituut kent een roepnaam toe in de volgende hypotheses:

    1° per privaat radiostation dat internationale gesprekken doet;

    2° per radiostation dat onder de 4e of de 6e categorie valt;

    3° per radiostation van een rechtspersoon dat onder de 5e categorie valt, wanneer dit eigendom is van een rechtspersoon;

    4° per houder van een bedieningcertificaat van de 5e categorie.

    § 2. Extra roepnamen kunnen worden gevraagd voor een bedienningscertificaat van de 5e categorie of een station van de 5e categorie.

    § 3. Het Instituut bepaalt, overeenkomstig de internationale regels, de samenstelling van de roepnamen en de regels voor toewijzing ervan.

    Het Instituut kan een roepnaam op elk moment wijzigen zonder dat enige schadeloosstelling kan worden geëist.

    Art. 6/2. Het Instituut kan het verzoek om een vergunning afwijzen wanneer:

    1° een vergunning die afgegeven is aan de aanvrager het voorwerp heeft uitgemaakt van een eerdere schorsing of intrekking; of

    2° de aanvrager de bedragen verschuldigd op basis van de artikelen 35 of 37, volledig of gedeeltelijk, niet heeft betaald; of

    3° de aanvraag minder dan twee werkdagen voor de gewenste datum van gebruik van de stations ingediend wordt.".

    Art. 8. In hetzelfde hoofdstuk II van hetzelfde besluit, wordt een afdeling 3 ingevoegd, die artikelen 7 tot 17 bevat, geheten "Afdeling 3. Verbodsbepalingen en verplichtingen van de houder".

    Art. 9. In artikel 8 van hetzelfde besluit, worden volgende wijzigingen aangebracht:

    1° paragraaf 1, opgeheven bij het koninklijk besluit van 15 juli 2013, wordt hersteld als volgt:

    " § 1. De vergunninghouder neemt alle voorwaarden die zijn vastgesteld voor zijn vergunning en in de daaraan toegevoegde documenten in acht, met inbegrip van de staat van kenmerkende gegevens van het betrokken station.";

    2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de bepalingen onder 2° en 3° opgeheven;

    3° in paragraaf 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  11. in het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    a 1) de woorden "Zij wordt getoond" worden vervangen door de woorden "Zij wordt onmiddellijk en in haar originele versie getoond";

    a 2) het eerste lid wordt aangevuld met de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT