Koninklijk besluit houdende het kennismakingstraject, de 24 mars 2024
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
-
personeelslid: de stagiair die zich in het kennismakingstraject bevindt;
-
federale dienst: een dienst binnen het federaal administratief openbaar ambt bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken;
-
werkdag : alle dagen van de week, met uitzondering van zaterdagen, zondagen en feestdagen;
-
verlofbesluit: het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen;
-
evaluatiebesluit: het koninklijk besluit van 14 januari 2022 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt.
Art. 2. § 1. Een federale dienst die niet voldoet aan het quotum bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 6 oktober 2005 houdende de inclusie van personen met een handicap en redelijke aanpassingen tijdens selecties, kan een persoon met een handicap bedoeld in artikel 1 van het voornoemde koninklijk besluit aanwerven in het kennismakingstraject.
Het kennismakingstraject beoogt:
-
de werkgelegenheid voor personen met een handicap te bevorderen door een periode van wederzijdse aanpassing tussen de federale dienst en het personeelslid in te lassen;
-
de persoon met een handicap op te leiden en te begeleiden bij de uitoefening van zijn functie.
§ 2. Het personeelslid krijgt een begeleider toegewezen die hem ondersteunt bij de uitoefening van zijn functie en zijn integratie binnen de federale dienst.
Het personeelslid kan vragen om van begeleider te veranderen.
In geen geval kan de hiërarchische meerdere van het personeelslid diens begeleider zijn.
De evaluatie van de begeleider houdt rekening met de tijd die hij aan zijn rol heeft besteed.
Art. 3. De bepalingen van het statuut van het federaal openbaar ambt die betrekking hebben op stagiairs gelden voor het personeelslid, behoudens de afwijkingen voorzien in dit besluit.
De voorwaarde bedoeld in artikel 15, eerste lid, 3°, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, geldt niet voor het personeelslid.
Art. 4. De vergelijkende selectie bestaat minstens uit een mondelinge proef.
Art. 5. In afwijking van artikel 38, § 2, tweede lid, van het evaluatiebesluit, komen de volgende afwezigheden niet in aanmerking voor de berekening van de dertig werkdagen tijdens de eerste zes maanden van het kennismakingstraject:
-
het vakantieverlof bedoeld in de artikelen 10 tot en met 13 van het verlofbesluit;
-
het verlof bedoeld in artikel 14 van het verlofbesluit;
-
het omstandigheidsverlof bedoeld in artikel 15 van het verlofbesluit.
Art. 6. De stagegesprekken bieden de mogelijkheid om:
-
de wederzijdse aanpassing te bespreken;
-
redelijke aanpassingen te onderzoeken.
In afwijking van artikel 41, 2°, van het evaluatiebesluit, bevat het kennismakingstraject minstens vier functioneringsgesprekken.
Minstens twee functioneringsgesprekken vinden plaats tijdens de eerste zes maanden van het kennismakingstraject. Deze periode kan worden verlengd overeenkomstig artikel 5.
De begeleider is op vraag van het personeelslid aanwezig tijdens de gesprekken bedoeld in het eerste lid.
Art. 7. In afwijking van artikel 1, § 2, van het verlofbesluit, heeft het personeelslid gedurende de eerste zes maanden van het kennismakingstraject recht op de volgende verloven en afwezigheden:
-
het vakantieverlof bedoeld in de artikelen 10 tot en met 13 van het verlofbesluit;
-
het verlof bedoeld in artikel 14 van het verlofbesluit;
-
het omstandigheidsverlof bedoeld in artikel 15 van het verlofbesluit;
-
het zorgverlof bedoeld in artikel 20 van het verlofbesluit;
-
de moederschapsbescherming bedoeld in Hoofdstuk IV van het verlofbesluit;
-
het ouderschapsverlof bedoeld in hoofdstuk V van het verlofbesluit;
-
het verlof wegens ziekte en verminderde prestaties wegens medische redenen bedoeld in hoofdstuk VIII van het verlofbesluit;
-
de disponibiliteit wegens ziekte bedoeld in hoofdstuk IX van het verlofbesluit;
-
de controle op de afwezigheden ten gevolge van ziekte of ongeval bedoeld in hoofdstuk IXbis van het verlofbesluit;
-
de verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid bedoeld in artikel 140 van het verlofbesluit;
-
het verlof bedoeld in de artikelen 81, §§ 1 en 2, 82, 83 en 84, van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
De periode bedoeld in het eerste lid kan worden verlengd overeenkomstig artikel 5.
Art. 8. De minister bevoegd voor Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Handtekening
Gegeven te Brussel, 24 maart 2024.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Ambtenarenzaken,
P. DE SUTTER
Aanhef
FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, artikelen 37 en 107, tweede lid;
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen bij de wet van 22 juli 1993 en gewijzigd bij de wet van 24 december 2002;
Gelet op de wet van 22 maart 1999 houdende diverse maatregelen inzake ambtenarenzaken, artikel 25, § 1;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 6 juni 2023;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën van 7 juni 2023;
Gelet op het advies van het College van de Openbare Instellingen van Sociale Zekerheid, gegeven...
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI