Koninklijk besluit houdende bepaalde uitzonderlijke sociale begeleidingsmaatregelen toepasselijk op de personeelsleden van de federale politie die direct betrokken zijn bij de optimalisatie van de federale politie, de 25 décembre 2016

Artikel 1. In afwijking van artikel 17bis van het koninklijk besluit van 20 november 2001 tot vaststelling van de nadere regels inzake de mobiliteit van het personeel van de politiediensten, kan het personeelslid van de federale politie, in het raam van de specifieke mobiliteit "IN", bedoeld in artikel 128, derde lid, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, maximum voor vijf betrekkingen postuleren.

Art. 2. Het personeelslid van de federale politie kan, in onderling akkoord met de bevoegde overheid bedoeld in artikel VIII.I.1, 1°, van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol), het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in de artikelen VIII.III.1 en VIII.III.1bis, RPPol, de twee reglementaire feestdagen bedoeld in artikel I.I.1, 19°, RPPol, vastgelegd door de bevoegde overheid en de vervangende verlofdagen verkregen overeenkomstig de artikelen VIII.III.13, § 1, eerste lid en VIII.III.14 RPPol in uren opnemen.

Het personeelslid van de federale politie kan zich op de in het eerste lid bedoelde mogelijkheid beroepen gedurende een periode van twee jaar, eventueel verlengbaar in onderling akkoord met de in het eerste lid bedoelde bevoegde overheid. Die periode vangt aan :

  1. op de datum waarop de overbrenging van de gewone plaats van het werk effectief wordt uitgevoerd indien het personeelslid het voorwerp uitmaakt van een overbrenging van de gewone plaats van het werk in de twee jaren die volgen op de datum van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 27 oktober 2015 tot vaststelling van de personeelsformatie van de federale politie;

  2. op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit voor het personeelslid dat niet het voorwerp uitmaakt van een overbrenging van de gewone plaats van het werk bedoeld in 1°.

    De tijd gedurende dewelke het personeelslid op grond van het eerste lid in verlof is, wordt voor de aanrekening als dienstprestatie in aanmerking genomen voor de werkelijke duur.

    Art. 3. Het personeelslid van de federale politie dat aan de volgende cumulatieve voorwaarden beantwoordt, geniet een kilometervergoeding :

  3. indien het het voorwerp uitmaakt, gedurende de periode van vier jaar volgend op de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 23 augustus 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 november 2006 betreffende de organisatie en de bevoegdheden van de federale politie, van een overbrenging van zijn gewone plaats van het werk, buiten een mobiliteit bedoeld in artikel 128 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;

  4. indien het niet opteert voor de tussenkomst van de werkgever bedoeld in artikel XI.V.1 RPPol;

  5. indien het enkel traject tussen de woonplaats of verblijfplaats en de nieuwe gewone plaats van het werk het enkel traject tussen de woonplaats of verblijfplaats en de oude gewone plaats van het werk met meer dan twintig kilometer overschrijdt.

    Die kilometervergoeding is verschuldigd :

  6. gedurende een periode die aanvangt op de datum waarop de overbrenging van de gewone plaats van het werk effectief wordt uitgevoerd en die eindigt, naargelang het geval, bij het verstrijken van een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT