Koninklijk besluit betreffende de verloven van de officieren van het actief kader van de Krijgsmacht, de 9 août 2020

Artikel 1. In vredestijd hebben de officieren jaarlijks recht op veertig dagen vakantieverlof.

Art. 2. De in artikel 1 bedoelde verloven worden toegekend met inachtneming van de wensen van de betrokken militairen voor zover de vereisten van de dienst het mogelijk maken.

Art. 3. De vakantieverloven worden ingekort naar rato van een twaalfde van de jaarlijkse duur van het verlof, per maand niet als werkelijke dienst tellende afwezigheid, of per maand non-activiteit bij tuchtmaatregel. Het deel van de af te trekken dag wordt niet meegerekend.

Art. 4. De officieren die leerlingen zijn aan Belgische of vreemde, militaire of burgerlijke onderwijsinrichtingen staan onder de vakantieregeling van de inrichting waar ze studeren.

Voor de periode van het jaar tijdens welke zij niet aan de school zijn verbonden, wordt hun een aantal verlofdagen toegekend dat evenredig is met de duur van de buiten de school gepresteerde diensten.

Tenzij artikel 3 wordt toegepast, mag het totaal aantal verlofdagen per jaar in geen geval kleiner zijn dan het aantal dagen bepaald in artikel 1.

Art. 5. De officier die dienst doet in het buitenland, niet aan het nationale grondgebied grenzende landen, kan gemachtigd worden, ten hoogste de helft van de dagen vakantieverlof waarop hij aanspraak had kunnen maken, ineens te nemen na zijn terugkeer in België. Voor de toepassing van dit artikel, worden het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland alsook de Republiek Ierland beschouwd als aan het nationaal grondgebied grenzende landen.

Art. 6. Buiten de vakantieverloven kunnen de officieren, wegens ernstige redenen die door de militaire autoriteit moeten beoordeeld worden, omstandigheidsverloven bekomen met een maximumduur van vier werkdagen.

Art. 7. De minister van Defensie kan een eindeloopbaanverlof van maximum drie maanden verlenen aan de officieren die wegens het bereiken van de leeftijdsgrens op rustpensioen worden gesteld, of die vijfendertig jaar werkelijke dienst tellen op het ogenblik dat zij hun rechten op pensioen doen gelden, voor zover zij zich deze gunst door hun gedrag en hun wijze van dienen waardig hebben gemaakt.

De bepalingen van het eerste lid zijn ook van toepassing voor de officieren die 56 jaar oud zijn en die hun rechten op pensioen doen gelden.

Art. 8. De minister van Defensie kan, wanneer de omstandigheden zulks vereisen, de toekenning van de verloven schorsen.

Hij bepaalt, in voorkomend geval, de periode van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT