Koninklijk besluit betreffende de niet-gouvernementele samenwerking, de 11 septembre 2016

HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :

  1. "de wet" : de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking;

  2. "referente organisatie" : de federatie of de door de federaties aangeduide erkende organisatie die de taken verbonden aan een gemeenschappelijk strategisch kader coördineert en animeert;

  3. "lokale partner" : een representatieve vereniging van de civiele maatschappij, een instelling van openbaar nut of een gedecentraliseerde autoriteit in de ontwikkelingslanden, aan een erkende organisatie gebonden door een partnerschapsovereenkomst of een memorandum of understanding;

  4. "gegroepeerde aanvraag" : de samenvoeging van individuele programma's van erkende organisaties, ingediend door een federatie krachtens artikel 27, § 2, lid 2 van de wet;

  5. "veranderingstheorie" : een theoretische redenering waarbij de mechanismen schematisch uitgelegd zijn waardoor de verwachte ontwikkelingsresultaten zich zullen materialiseren en die de onderliggende veronderstellingen van een interventie uitklaart;

  6. "output" : goederen, uitrustingen, diensten of veranderingen die het gevolg zijn van een interventie van ontwikkelingssamenwerking;

  7. "outcome" : het directe effect dat de interventie wil bereiken op kort tot middellang termijn voor de directe, intermediaire of eindbegunstigde (specifieke doelstelling);

  8. "impact" : lange termijn effecten, positief of negatief, primair of secundair, waartoe een interventie van ontwikkelingssamenwerking leidt direct of niet, opzettelijk of niet;

  9. "ontwikkelingsresultaat" : outcome of impact van een interventie van ontwikkelingssamenwerking;

  10. "operationele kosten" : de kosten die noodzakelijk en essentieel zijn voor het bereiken van een of meerdere resultaten van de interventie van ontwikkelingssamenwerking. Deze kosten stoppen zodra de interventie wordt beëindigd of is voltooid;

  11. "beheerskosten" : de afscheidbare kosten die betrekking hebben op het beheer, de omkadering, de coördinatie, de opvolging, de controle, de evaluatie of de financiële audit, en die specifiek het gevolg zijn van de uitvoering van de interventie van ontwikkelingssamenwerking of de verantwoording van de subsidiëring;

  12. "structuurkosten" : de kosten die verbonden zijn aan de realisatie van het maatschappelijk doel van de gesubsidieerde organisatie en die, hoewel ze worden beïnvloed door de uitvoering van de interventie van ontwikkelingssamenwerking, niet afscheidbaar zijn noch op het budget van deze interventie kunnen worden aangerekend;

  13. "administratiekosten" : de kosten, gemaakt door een erkende ledenorganisatie, om namens haar leden een programma samen te stellen, te formuleren, in te dienen, te coördineren, op te volgen, te verantwoorden, en te beheren, dat is geïdentificeerd en wordt uitgevoerd door haar niet erkende leden en/of de partners van haar leden, en waarin de ledenorganisatie geen operationele rol speelt;

  14. "directe kosten" : de operationele kosten en beheerskosten van de interventie;

  15. "eigen inbreng" : deel van het programma dat niet wordt gedekt door een subsidie van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking;

  16. "bijkomend opbrengst" : opbrengst van de erkende organisatie, gegenereerd door de activiteiten van de interventie van ontwikkelingssamenwerking, de verkoop van activa die in het kader van de interventie zijn verworven, of de betaling aan de organisatie van vorderingen die als gevolg van de uitvoering van de interventie zijn ontstaan;

  17. "algemene budgetrubrieken" :

  18. voor de operationele kosten en de administratiekosten : (1) investeringskosten, (2) werkingskosten en (3) personeelskosten,

  19. voor de beheerskosten : (1) personeelskosten, (2) audit en evaluatie kosten en (3) andere kosten;

  20. "onafhankelijke evaluatie" : evaluatie waarbij de evaluerende entiteit functioneel onafhankelijk is van de geëvalueerde entiteit en van de opdracht gevende entiteit.

    HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden en toekenningsprocedure van de erkenning

    Afdeling 1. - Voorwaarden

    Onderafdeling 1. - Algemene voorwaarden

    Art. 2. Beschikt over een performant systeem van organisatiebeheersing, zoals beoogd in artikel 26, § 1, tweede lid, 4° van de wet, de organisatie die de overeenstemming van haar beheerscapaciteit met haar niveau van complexiteit aantoont.

    De beheerscapaciteit bedoeld in het eerste lid wordt getoetst op basis van de volgende criteria, gegroepeerd in negen domeinen :

  21. het financiële beheer : de kwaliteit van de beheersystemen, de capaciteit om zijn financiële verplichtingen na te komen;

  22. het strategische beheer : het proces van de ontwikkeling van de strategie, het proces van strategische planning, de opvolging en de sturing van de strategie;

  23. het procesbeheer : de bepaling van de activiteit van de organisatie, de formalisering van de processen, de beheersing van de processen;

  24. het resultaatgerichte beheer : de kwaliteit van het beleid van resultaatgericht beheer, de beheersing van het opvolgings- en evaluatieproces, de capaciteit van de organisatie om haar beleid van resultaatgericht beheer uit te voeren;

  25. het beheer van het partnerschap : de keuze van de partner en de formalisering van het partnerschap, de strategie voor de capaciteitsversterking van de partners;

  26. het rekening houden met de transversale thema's : de thema's gender en milieu;

  27. het risicobeheer : de dekking van het risicobeheer van de organisatie, de risicobeheersing;

  28. het personeelsbeheer : de bepaling van een personeelskader, de bepaling van een personeelsontwikkelingsstrategie, de beheersing van de HRM-processen;

  29. transparantie : de formalisering van een communicatie- en een informatiebeheerstrategie, het bestaan van een communicatiesysteem; de toegankelijkheid en de betrouwbaarheid van de informatie.

    De domeinen en de criteria opgesomd in het tweede lid zijn in bijlage 1 beschreven.

    Het niveau van complexiteit van de organisatie zoals beoogd in het eerste lid, wordt bepaald op basis van de volgende parameters :

  30. de grootte van de organisatie;

  31. de geografische spreiding;

  32. de thematische spreiding;

  33. de diversiteit van de partners;

  34. de spreiding van de opdrachtgevers;

  35. het aantal medewerkers.

    De berekeningsbasis van de parameters opgenomen in het derde lid wordt in bijlage 2 beschreven.

    Onderafdeling 2. - De erkenning van de organisaties van de civiele maatschappij (CMO)

    Art. 3. § 1. Beschikt over het jaarlijkse omzetcijfer, zoals beoogd in artikel 26, § 2, 3° van de wet, de organisatie die een jaarlijks omzetcijfer van ten minste 50.000 euro heeft.

    § 2. Beschikt over voldoende menselijke middelen, zoals beoogd in artikel 26, § 2, 4° van de wet, de organisatie die over ten minste twee voltijdse equivalenten beschikt die ten minste halftijds worden gepresteerd, waarvan ten minste één voltijds equivalent bezoldigd wordt volgens het Belgische arbeidsrecht en waarvan het surplus gepresteerd moet worden overeenkomstig de bepalingen van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers.

    § 3. Beschikt over een aantoonbaar maatschappelijk draagvlak in België zoals beoogd in artikel 26, § 2, 5° van de wet, de organisatie die beantwoordt aan ten minste twee van de volgende indicatoren :

  36. de organisatie heeft met ten minste vijf instellingen, autoriteiten of verenigingen in België samenwerkingsovereenkomsten afgesloten betreffende de ontwikkelingssamenwerking;

  37. de organisatie is lid van nationale en internationale netwerken die gespecialiseerd zijn in de thema's van de ontwikkelingssamenwerking;

  38. haar beslissingsorganen omvatten erkende CMO's;

  39. de organisatie beschikt over ten minste honderdvijftig leden, deelnemers, sympathisanten of vrijwilligers;

  40. tijdens de vijf jaar voorafgaand aan de vraag tot erkenning, heeft de organisatie jaarlijks ten minste 14.000 euro fondsen verzameld in België.

    § 4. Is autonoom, zoals beoogd in artikel 26, § 2, 6° van de wet, de organisatie waarvan geen enkel lid van de raad van bestuur of het directieorgaan deel uitmaakt van :

  41. het personeel van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

  42. het personeel of de raad van bestuur van de Belgische Technische Coöperatie;

  43. het personeel of de raad van bestuur van de Belgische investeringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden;

  44. de beleidscel van de minister.

    Onderafdeling 3. - De erkenning van de institutionele actoren (IA)

    Art. 4. Beschikt over voldoende menselijke middelen zoals beoogd in artikel 26, § 3, 3° van de wet, de organisatie die ten minste vier voltijdse equivalenten telt, die bezoldigd worden volgens de voorwaarden voorzien door het Belgische arbeidsrecht.

    Afdeling 2. - Samenstelling van de aanvraag tot erkenning en voorziening van informatie

    Art. 5. De organisatie van de civiele maatschappij of de institutionele actor die een erkenning wil krijgen, legt voor :

  45. een strategisch plan dat de volgende elementen omvat :

    1. een uitvoerige beschrijving van de organisatiestructuur, inclusief de samenstelling en de werking van haar organen alsook haar personeelsbeleid en haar organigram, waaruit blijkt dat de algemene voorwaarden van artikel 26, § 1, tweede lid van de wet en de specifieke voorwaarden van artikel 26, § 2 of § 3 van de wet vervuld zijn;

    2. een beschrijving van de visie en de missie van de organisatie op het vlak van ontwikkelingssamenwerking en van de rol die zij daarin wenst te spelen;

    3. een planmatige beschrijving van haar doelstellingen op middellange (vijf jaar) en lange termijn (tien jaar);

    4. een beschrijving van de strategie die de organisatie wenst uit te voeren om haar doelstellingen vermeld in c) te bereiken in tien jaar;

    5. een indicatief globaal financieel plan op middellange (vijf jaar) en lange termijn (tien jaar), waarin duidelijk de eigen middelen en de publieke of privéfinancieringen worden aangegeven die nodig zijn om de doelstellingen vermeld in c) te bereiken;

    6. een opsomming van de landen waarin de organisatie de komende tien jaar actief wenst te zijn en haar motivatie;

    7. een indicatieve...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT