Koninklijk besluit betreffende diverse tijdelijke maatregelen in de werkloosheidsreglementering omwille van het COVID-19-virus en tot wijziging van de artikelen 12 en 16 van het koninklijk besluit van 30 maart 2020 tot aanpassing van de procedures in het kader van tijdelijke werkloosheid omwille van het COVID-19-virus en tot wijziging van artikel 10 van het koninklijk besluit van 6 mei 2019 tot wijziging van de artikelen 27, 51, 52bis, 58, 58/3 en 63 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en tot invoeging van de artikelen 36sexies, 63bis en 124bis in hetzelfde besluit, de 22 juin 2020

Artikel 1. In afwijking van artikel 44 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, kan de tijdelijk werkloze voor de periode van 1 februari 2020 tot en met 30 juni 2020, zonder te voldoen aan de voorwaarden van artikel 48, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, met behoud van het recht op uitkeringen op bijkomstige wijze een activiteit uitoefenen, voor zover hij deze bijkomstige activiteit reeds uitoefende in de loop van de drie maanden, gerekend van datum tot datum, voorafgaand aan de eerste dag waarop hij ingevolge het COVID-19-virus tijdelijk werkloos werd gesteld.

Art. 2. De periode van twaalf maanden bedoeld in artikel 48, § 1bis, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, loopt niet tijdens de periode van 1 april 2020 tot en met 30 juni 2020.

Art. 3. Voor de toepassing van artikel 79, § 4bis, van hetzelfde koninklijk besluit wordt voor de referteperiode van zes kalendermaanden vóór de maand vanaf dewelke de vrijstelling wordt gevraagd geen rekening gehouden met de maanden maart 2020, april 2020, mei 2020 en juni 2020.

Art. 4. In afwijking van artikel 130, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, wordt voor de periode van 1 februari 2020 tot en met 30 juni 2020 het dagbedrag van de uitkering als tijdelijk werkloze van de werkloze bedoeld in artikel 130, § 1, niet verminderd.

Art. 5. In afwijking van artikel 144 van hetzelfde koninklijk besluit wordt het verhoor zoals voorzien in dit artikel vervangen door een schriftelijke procedure, voor zover de brief bedoeld in het volgende lid wordt verstuurd in de periode vanaf de datum van de publicatie van dit besluit tot en met 31 december 2020.

De directeur verstuurt aan de werknemer een brief met feiten op basis waarvan de beslissing wordt genomen en nodigt de werknemer uit om schriftelijk zijn verweermiddelen te bezorgen, uiterlijk op een datum die ten vroegste de tiende dag na de afgifte van de brief ter post is gesitueerd.

De werknemer kan vragen dat deze datum wordt uitgesteld naar een datum die niet verder kan zijn gelegen dan vijftien dagen na de datum vastgelegd in de brief. De vraag tot uitstel moet, behoudens overmacht, uiterlijk toekomen op het werkloosheidsbureau de dag voorafgaand aan de datum vastgelegd in de brief.

Het uitstel wordt, behalve in geval van overmacht, slechts eenmaal verleend.

In afwijking van dit artikel verstuurt de directeur geen brief naar de werknemer die via zijn uitbetalingsinstelling schriftelijk heeft medegedeeld dat hij niet in zijn verweermiddelen wenst gehoord te worden.

Art. 6. Artikel 12 van het koninklijk besluit van 30 maart 2020 tot aanpassing van de procedures in het kader van tijdelijke werkloosheid omwille van het COVID-19-virus en tot wijziging van artikel 10 van het koninklijk besluit van 6 mei 2019 tot wijziging van de artikelen 27, 51, 52bis, 58, 58/3 en 63 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en tot invoeging van de artikelen 36sexies, 63bis en 124bis in hetzelfde besluit, wordt aangevuld met de volgende leden, die luiden als volgt :

"De in het eerste lid bedoelde formulieren C3.2-WERKNEMER-CORONA en C3.2-WERKGEVER kunnen op elektronische wijze door de uitbetalingsinstelling aan het hoofdbestuur van deze Rijksdienst of aan het bevoegde werkloosheidsbureau worden bezorgd.

De indiening op elektronische wijze van het formulier C3.2-WERKNEMER-CORONA geldt als een door de werkloze of een namens de werkloze door de gemachtigde van de uitbetalingsinstelling ondertekende uitkeringsaanvraag.

De uitbetalingsinstelling die het formulier C3.2-WERKNEMER-CORONA door middel van een elektronisch gegevensbestand heeft ingediend, houdt het formulier C3.2-WERKNEMER-CORONA dat de gegevens van dit bestand bevat ter beschikking van de voormelde Rijksdienst en bezorgt dit formulier binnen een door deze te bepalen termijn, doch uiterlijk binnen een termijn van vier maanden ingaande op de eerste dag van de maand volgend op deze waarvoor de uitkeringen worden aangevraagd, aan de Rijksdienst.

Een betaling verricht zonder dat de uitbetalingsinstelling het in het vorige lid bedoelde verantwoordingsstuk kan voorleggen, wordt beschouwd als een ten onrechte betaling, waarvoor de uitbetalingsinstelling de last draagt en die door de Rijksdienst bij de uitbetalingsinstelling kan worden teruggevorderd.".

Art. 7. Artikel 16, tweede en derde lid, van hetzelfde koninklijk besluit, worden vervangen als volgt :

"De artikelen 1, 3, 5, eerste lid, 6, 7, 8, 9, 10 en 12, eerste lid, van dit besluit zijn slechts van toepassing op de aanvraag om, de procedure betreffende en de toekenning van de werkloosheidsuitkeringen die betrekking hebben op de maanden februari tot juni 2020.

In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen 4, 5, tweede tot vierde lid, 11 en 13 van dit besluit slechts van toepassing vanaf 1 maart 2020 tot en met 30 juni 2020.

In afwijking van het eerste lid is het artikel 12, tweede tot vijfde lid, van dit besluit van toepassing vanaf 1 februari 2020.".

Art. 8. De bepalingen van dit besluit treden in werking en buiten werking als volgt.

De artikelen 1 en 4 treden in werking op 1 februari 2020 en zijn slechts van toepassing voor de toekenning van de werkloosheidsuitkeringen die betrekking hebben op de maanden februari tot juni 2020.

Artikel 2 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2020.

Artikel 3 heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2020.

Artikel 5 treedt in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

De artikelen 6 en 7 hebben uitwerking met ingang van 1 februari 2020.

Art. 9. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Handtekening

Gegeven te Brussel, 22 juni 2020.

FILIP

Van Koningswege :

De Minister van Werk,

N. MUYLLE

Aanhef

FILIP...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT