Koninklijk besluit betreffende de cumulatie door de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten, de 13 septembre 2020

Artikel 1. In deel III RPPol wordt titel VI, die de artikelen III.VI.1 tot III.VI.5 bevat, opgeheven.

Art. 2. In artikel X.I.5 RPPol wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt:

"1° wanneer de gezondheidszorgen het gevolg zijn van een bezigheid in de zin van artikel 135 van de wet;".

Art. 3. In de bijlage bij het koninklijk besluit van 10 mei 2006 houdende vaststelling van de deontologische code van de politiediensten worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. het punt 69 wordt vervangen als volgt:

    "69. Onverminderd de in bijzondere wetten en besluiten bepaalde onverenigbaarheden en de geldende overgangsbepalingen, is de hoedanigheid van personeelslid van het operationeel kader onverenigbaar met volgende nevenbetrekkingen, nevenberoepen of dito bezigheden, zelfs onbezoldigd, die uitgeoefend worden, hetzij in een particuliere onderneming zonder winstoogmerk, hetzij in een feitelijke vereniging, hetzij, in voorkomend geval, bij particulieren:

    1. operationeel lid zijn van een hulpdienst of ambulancier zijn;

    2. het verstrekken als lid van het leidinggevend of onderwijzend personeel van een erkende rijschool, bedoeld in het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen, van het praktische onderricht inzake het besturen van voertuigen indien dit onderricht geheel of gedeeltelijk wordt uitgeoefend op de openbare weg in de zin van artikel 1 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg;

    3. het uitoefenen van het ambt van bijzonder veldwachter (65).

      Het personeelslid van het operationeel kader meldt voorafgaandelijk elke bezigheid, die niet is bedoeld in artikel 134 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (WGP), die het beoogt uit te oefenen aan, naar gelang het geval, de commissaris-generaal of de door hem aangewezen overheid, de burgemeester of het politiecollege. Die melding moet hetzij verstuurd zijn per aangetekende zending, hetzij door middel van een brief tegen ontvangstbewijs rechtstreeks overhandigd worden aan de bevoegde overheid, hetzij door middel van een brief tegen ontvangstbewijs overhandigd worden aan de personeelsdienst van de betrokken politiedienst (66).

      De commissaris-generaal of de door hem aangewezen overheid, de burgemeester of het politiecollege kan, binnen de 45 kalenderdagen na de ontvangst van de melding en na het advies te hebben ingewonnen van, naar gelang van het geval, de directeur-generaal die de algemene directie leidt onder wiens gezag de aanvrager zijn ambt uitoefent of de korpschef, bij een gemotiveerde beslissing:

    4. de uitoefening van de gemelde bezigheid, binnen het raam van de richtlijnen gegeven door de Minister van Binnenlandse Zaken, weigeren;

    5. de uitoefening van de gemelde bezigheid afhankelijk stellen van welbepaalde voorwaarden aangaande het belang van de dienst en de waardigheid van de status van personeelslid (67).

      Met uitzondering van het personeelslid dat een weigeringsbeslissing heeft bekomen en, in voorkomend geval, mits het respecteren van de opgelegde voorwaarden, kan het personeelslid van het operationeel kader de gemelde bezigheid uitoefenen na het verstrijken van de termijn van 45 kalenderdagen (68).

      Elke cumul wordt ambtshalve opgeschort wanneer het personeelslid afwezig is wegens ziekte, wegens arbeidsongeval, wegens een ongeval op de weg naar of van het werk of wegens een beroepsziekte, wanneer het in disponibiliteit wegens ziekte is of werkt volgens het stelsel van de verminderde prestaties om medische redenen (68/1).

      De uitoefening van de gemelde bezigheid mag de in deze code opgenomen principes en waarden niet in het gedrang brengen.";

  2. de nota's (65) tot (68) worden vervangen als volgt:

    "(65) Art. 134 WGP.

    (66) Art. 135, eerste lid, WGP.

    (67) Art. 135, tweede lid, WGP.

    (68) Art. 135, derde lid, WGP.".

  3. er wordt een nota (68/1) ingevoegd, luidende :

    "(68/1) Art. 135, vierde lid, WGP.".

    Art. 4. Het ministerieel besluit van 28 november 2001 tot vaststelling van de opdrachten en diensten waarvan de uitoefening onverenigbaar is met de hoedanigheid van personeelslid van het operationeel kader van de politiediensten wordt opgeheven.

    Art. 5. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

    Handtekening

    Brussel, 13 september 2020.

    FILIP

    Van Koningswege :

    De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken,

    P. DE CREM

    De Vice-eersteminister en Minister van Justitie,

    K...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT