Koninklijk besluit betreffende de basisopleiding van de personeelsleden van het kader van beveiligingsagenten van politie en van het kader van beveiligingsassistenten van politie en tot vaststelling van de inwerkingtreding van de artikelen 1, 9 tot 13, 15 tot 24, 33 tot 38 en 41 tot 49 van de wet van 12 november 2017 betreffende de beveiligingsassistenten en -agenten van politie en tot wijziging van sommige bepalingen met betrekking tot de politie, de 22 juillet 2018

HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit en van zijn uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder:

  1. "aspirant": aspirant-beveiligingsagent van politie en aspirant-beveiligingsassistent van politie;

  2. "opleidingsmodule": onderdeel van de basisopleiding dat opleidingsactiviteiten omvat, waarvan een examen wordt afgenomen en dat uit een geheel van competenties, operationele doelstellingen en leerinhouden bestaat;

  3. "modulecoördinator": verantwoordelijke voor de afstemming van de leerinhouden en voor het onderwijzend personeel binnen een opleidingsmodule, aangewezen door de directeur van de politieschool of de door hem aangewezen persoon;

  4. "geïntegreerde proef": proef die de overeenstemming met het op het einde van de basisopleiding vereiste competentieprofiel, evalueert;

  5. "werkplekleren": complementaire leeractiviteit verbonden aan bepaalde modules van de basisopleiding, waarbij de competenties aangeleerd op de politieschool en hun praktische inoefening op de werkplek elkaar voortdurend aanvullen. Dit zijn activiteiten die gericht zijn op het aanleren en toepassen van algemene en beroepsgerichte competenties in een arbeidssituatie die een leeromgeving is. De focus ligt in dit raam op de leerkansen in het werkveld;

  6. "begeleider": personeelslid van de plaats van het werkplekleren dat wordt aangewezen door de verantwoordelijke van die plaats om de aspirant inhoudelijk te begeleiden tijdens het werkplekleren;

  7. "onderwijzend personeel": iedere docent, praktijkmonitor of opleider bedoeld in artikel IV.II.1, 3°, 4° en 5°, RPPol;

  8. "omkaderingspersoneel": personeel binnen de politieschool verantwoordelijk voor administratieve en/of pedagogische taken;

  9. "opleidingscyclus": door de politieschool bepaalde duurtijd van éénzelfde opleiding gaande van de eerste tot de laatste dag van de opleiding;

  10. "lesuur": een periode van 50 minuten;

  11. "directeur-generaal": de directeur-generaal van de algemene directie van het middelenbeheer en de informatie, bedoeld in artikel 93, § 1, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;

  12. "de minister": de minister van Binnenlandse Zaken;

  13. "de politieschool": de door de federale overheid ingerichte politieschool bedoeld in artikel 142bis, § 1, 1°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;

  14. "directeur van de politieschool": de persoon die de eindverantwoordelijkheid draagt voor de organisatie en de kwaliteit van de politieopleiding, inclusief de organisatie van de examens en het werkplekleren alsook de pedagogische omkadering van de aspiranten en de docenten.

    Art. 2. Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van het kader van beveiligingsagenten van politie en van het kader van beveiligingsassistenten van politie.

    HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

    Art. 3. De finaliteit van de basisopleiding bestaat erin de aspirant de professionele basiscompetenties bij te brengen zodat hij in staat is om de in artikel 44/16 van de wet op het politieambt opgesomde opdrachten te volbrengen en om de bevoegdheden van bestuurlijke politie, die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het politieambt binnen het kader van de beveiligingsagenten en binnen het kader van de beveiligingsassistenten, uit te oefenen.

    De minister bepaalt het competentieprofiel waaraan de aspirant moet voldoen op het einde van de basisopleiding.

    HOOFDSTUK III. - De basisopleiding

    Afdeling 1. - DE OPROEPING VAN DE KANDIDATEN

    Art. 4. Afhankelijk van de beschikbare betrekkingen en het taalregime waartoe de kandidaten behoren, roept de algemene directie van het middelenbeheer en de informatie bedoeld in artikel 93, § 1, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus de kandidaten op voor het begin van de basisopleiding op de dag en de plaats die zij bepaalt.

    Wat de plaats van de opleiding betreft, wordt in de mate van het mogelijke rekening gehouden met de door de kandidaat uitgedrukte voorkeuren. Het betreft evenwel een gunst en geen absoluut recht.

    Afdeling 2. - DE BASISOPLEIDING VAN HET KADER VAN BEVEILIGINGSAGENTEN VAN POLITIE EN VAN HET KADER VAN BEVEILIGINGSASSISTENTEN VAN POLITIE

    Art. 5. De basisopleiding van het kader van beveiligingsagenten van politie en van het kader van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT