Jugement/arrêt, Cour constitutionnelle (Cour d'arbitrage), 2023-10-19

JurisdictionBélgica
Judgment Date19 octobre 2023
ECLIECLI:BE:GHCC:2023:ARR.141
Link to Original Sourcehttps://juportal.be/content/ECLI:BE:GHCC:2023:ARR.141
Docket Number141/2023
CourtGrondwettelijk Hof (Arbitragehof)
Grondwettelijk Hof Arrest nr. 141/2023 van 19 oktober 2023 Rolnummer : 7954 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 2.12.3.0.1, 2.12.4.0.1 en 3.3.1.0.15 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent Het Grondwettelijk Hof samengesteld uit rechter J. Moerman, waarnemend voorzitster, voorzitter P. Nihoul, en de rechters T. Giet, M. Pâques, Y. Kherbache, D. Pieters en W. Verrijdt, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van rechter J. Moerman wijst na beraad het volgende arrest I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 20 februari 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 17 maart 2023, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Zijn de artikelen 2.12.3.0.1., 2.12.4.0.1. en 3.3.1.0.15. VCF zo uitgelegd dat belastingplichtigen die uitsluitend andere spelen en weddenschappen dan casino's aanbieden, verliezen (d.w.z. het negatieve saldo dat ontstaat door verrekening van het bedrag van de winsten met het bedrag van de inzet) die in een aangifteperiode zijn geleden, niet mogen overdragen en verrekenen met volgende aangifteperioden, in overeenstemming met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet ? ». Memories en memories van antwoord zijn ingediend door : - de nv « Belgische PMU », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. Y. Spiegl, Mr. E. Van Nuffel en Mr. L. De Smet, advocaten bij de balie te Brussel; - de Vlaamse Regering, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. B. Martel, Mr. K. Caluwaert en Mr. Q. Jacobs, advocaten bij de balie te Brussel. 2 Bij beschikking van 12 juli 2023 heeft het Hof, na de rechters-verslaggevers Y. Kherbache en M. Pâques te hebben gehoord, beslist dat de zaak in staat van wijzen is, dat geen terechtzitting zal worden gehouden, tenzij een partij binnen zeven dagen na ontvangst van de kennisgeving van die beschikking een verzoek heeft ingediend om te worden gehoord, en dat, behoudens zulk een verzoek, de debatten zullen worden gesloten op 1 september 2023 en de zaak in beraad zal worden genomen. Aangezien geen enkel verzoek tot terechtzitting werd ingediend, is de zaak op 1 september 2023 in beraad genomen. De bepalingen van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof met betrekking tot de rechtspleging en het gebruik van de talen werden toegepast. II. De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil De nv « Belgische PMU », zijnde de eisende partij voor het verwijzende rechtscollege, is vergund bij de Kansspelcommissie als wedoperator en organiseert weddenschappen op paardenrennen en sportwedstrijden. Tussen de nv « Belgische PMU » en de Vlaamse Belastingdienst is een geschil ontstaan betreffende de weigering door de Vlaamse Belastingdienst om, bij de berekening van de verschuldigde belasting op de weddenschappen op sportwedstrijden, de door de nv « Belgische PMU » geleden verliezen in de maand november 2020 in mindering te brengen op de opbrengsten in de maand december 2020. In het kader van dat geschil merkt de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, zijnde het verwijzende rechtscollege, op dat « de toepassing van de artikelen 2.12.3.0.1, 2.12.4.0.1 en 3.3.1.0.15 [van de Vlaamse Codex Fiscaliteit] mogelijks een discriminatie teweegbrengt tussen personen, die andere spelen dan casinospelen aanbieden, afhankelijk van het feit of de winsten die voor de spelen en weddenschappen werkelijk verdeeld zijn, gecompenseerd worden met sommen of gelden die worden ingezet bij de spelen en weddenschappen in kwestie ». Het is in die omstandigheden dat het verwijzende rechtscollege, op verzoek van de eisende partij, de bovenvermelde prejudiciële vraag stelt. III. In rechte -A- A.1.1. De nv « Belgische PMU », zijnde de eisende partij voor het verwijzende rechtscollege, voert aan dat de artikelen 2.12.3.0.1, 2.12.4.0.1 en 3.3.1.0.15 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 (hierna : de Vlaamse Codex Fiscaliteit) tot meerdere verschillen in behandeling leiden, die noch door de hoedanigheid van de belastingplichtigen, noch door de aard van hun inkomsten of door de belastinggrondslag kunnen worden gerechtvaardigd. A.1.2. Ten eerste leiden de in het geding zijnde bepalingen tot een verschil in behandeling tussen organisatoren van weddenschappen op hetzelfde sportevenement, wat het tarief van de belastingen op weddenschapsinkomsten betreft. Afhankelijk van het tijdstip waarop spelers hun winsten innen, zal de belasting bij sommige organisatoren hoger zijn dan het wettelijke tarief van 15 %. Indien het verlies van een organisator van weddenschappen in een bepaalde maand niet gecompenseerd wordt met de inkomsten van de volgende maanden, wordt hij zwaarder belast dan een organisator van weddenschappen die in de loop van het belastingjaar een soortgelijke opbrengst heeft behaald maar zonder verlies in de maandelijkse aangifte. Dat verschil in behandeling naargelang de verdeelde winsten de ingezette sommen voor een bepaalde maand al dan niet overstijgen, berust niet op een objectief criterium dat redelijk verantwoord is. 3 Die discriminatie vloeit volgens de eisende partij voor het verwijzende rechtscollege niet voort uit de bewoordingen van de in het geding zijnde bepalingen, maar wel...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT