Jugement/arrêt, Cour constitutionnelle (Cour d'arbitrage), 2023-10-19
Jurisdiction | Bélgica |
Judgment Date | 19 octobre 2023 |
ECLI | ECLI:BE:GHCC:2023:ARR.133 |
Link to Original Source | https://juportal.be/content/ECLI:BE:GHCC:2023:ARR.133 |
Docket Number | 133/2023 |
Court | Grondwettelijk Hof (Arbitragehof) |
Grondwettelijk Hof
Arrest nr. 133/2023
van 19 oktober 2023
Rolnummer : 7842
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 15bis van de wet van 15 mei 1984
« houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen », gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Waals-Brabant
Het Grondwettelijk Hof
samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters T. Giet, Y. Kherbache, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul
wijst na beraad het volgende arrest
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Bij vonnis van 26 juli 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 27 juli 2022, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Waals-Brabant de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« Schendt artikel 15bis van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen de artikelen 10, 11, 22bis en 23 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8, 14 en 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, de artikelen 2, 3, 26 en 27 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind, alsmede de artikelen 13, 16 en 17 van het Europees Sociaal Handvest, doordat het weeskinderen verschillend behandelt naargelang hun langstlevende ouder al dan niet opnieuw is gehuwd ? ».
De Ministerraad, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Schaffner, advocaat bij de balie te Brussel, heeft een memorie ingediend.
Bij beschikking van 12 juli 2023 heeft het Hof, na de rechters-verslaggevers K. Jadin en W. Verrijdt te hebben gehoord, beslist dat de zaak in staat van wijzen is, dat geen terechtzitting zal worden gehouden, tenzij de Ministerraad binnen zeven dagen na ontvangst van de kennisgeving van die beschikking een verzoek heeft ingediend om te worden gehoord, en dat,
2
behoudens zulk een verzoek, de debatten zullen worden gesloten op 1 september 2023 en de zaak in beraad zal worden genomen.
Aangezien geen enkel verzoek tot terechtzitting werd ingediend, is de zaak op 1 september 2023 in beraad genomen.
De bepalingen van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof met betrekking tot de rechtspleging en het gebruik van de talen werden toegepast.
II. De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil
M. Ngoie Tshiyamba en O. Steenhout hebben tijdens hun huwelijk twee kinderen gekregen. Zij scheiden uit de echt in 2007. M. Ngoie Tshiyamba huwt opnieuw in 2010 met A. Jacob, die twee kinderen uit een vorig huwelijk heeft. M. Ngoie Tshiyamba en A. Jacob hebben samen drie kinderen. O. Steenhout overlijdt in 2020.
M. Ngoie Tshiyamba dient in naam van haar minderjarige kinderen bij de Federale Pensioendienst een aanvraag in voor een wezenoverlevingspensioen. Die laatste antwoordt dat met toepassing van artikel 15bis van de wet van 15 mei 1984 « houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen » (hierna : de wet van 15 mei 1984), geen wezenoverlevingspensioen kan worden uitgekeerd, gelet op het nieuwe huwelijk van M. Ngoie Tshiyamba.
M. Ngoie Tshiyamba dagvaardt de Federale Pensioendienst om te verschijnen voor de Rechtbank van eerste aanleg Waals-Brabant. Het verwijzende rechtscollege stelt vast dat het Hof zich niet eerder over de grondwettigheid van artikel 15bis van de wet van 15 mei 1984 heeft uitgesproken. Op verzoek van M. Ngoie Tshiyamba stelt het bovenvermelde prejudiciële vraag aan het Hof.
III. In rechte
–A–
A.1. De Ministerraad zet uiteen dat het overlevingspensioen als doel heeft een inkomen te verschaffen aan de nabestaanden van de overledene die te zijnen laste waren en, hen in staat te stellen verder in hun levensonderhoud te voorzien. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen het recht op het overlevingspensioen, de uitbetaling van dat pensioen, het huwelijksvermogensstelsel van het echtpaar waarvan één van de echtgenoten is overleden en het maritaal stelsel van de langstlevende echtgenoot. Binnen een kerngezin kan slechts één type van overlevingspensioen worden toegekend : een overlevingspensioen van langstlevende echtgenoot of één (of meerdere) wezenoverlevingspensioen(en). Indien de langstlevende echtgenoot recht heeft op een overlevingspensioen, heeft de wees geen recht op een overlevingspensioen, en omgekeerd.
Wanneer een wees recht heeft op een overlevingspensioen (wanneer zijn ouders niet gehuwd zijn of wanneer de langstlevende ouder vóór het overlijden opnieuw is gehuwd), bepaalt artikel 15bis van de wet van 15 mei 1984
dat de uitbetaling van dat pensioen ingevolge het huwelijk van de langstlevende ouder wordt geschorst tot de meerderjarigheid van de wees of tot het overlijden van de langstlevende ouder vóór die datum. Volgens de Ministerraad blijkt uit de parlementaire voorbereiding dat die bepaling ertoe strekt een einde te stellen aan een verschil in...
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI