Jugement/arrêt, Cour constitutionnelle (Cour d'arbitrage), 2023-10-19
Jurisdiction | Bélgica |
Judgment Date | 19 octobre 2023 |
ECLI | ECLI:BE:GHCC:2023:ARR.135 |
Link to Original Source | https://juportal.be/content/ECLI:BE:GHCC:2023:ARR.135 |
Docket Number | 135/2023 |
Court | Cour constitutionnelle (Cour d'arbitrage) |
Grondwettelijk Hof
Arrest nr. 135/2023
van 19 oktober 2023
Rolnummer : 7881
In zake : de prejudiciële vragen over het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018
« tot wijziging van de decreten van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder en van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissaris en de controleopdrachten van de revisoren binnen de instellingen van openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur en een sterkere ethiek binnen de Waalse instellingen » en artikel 15bis, §§ 3
en 13, van het decreet van het Waalse Gewest van 12 februari 2004 « betreffende [het statuut van] de overheidsbestuurder », zoals dat artikel werd gewijzigd bij het voormelde decreet van 29 maart 2018, gesteld door het Arbeidshof te Luik, afdeling Luik
Het Grondwettelijk Hof
samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, D. Pieters, S. de Bethune, E. Bribosia, W. Verrijdt, K. Jadin en M. Plovie, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul
wijst na beraad het volgende arrest
I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging
Bij arrest van 10 oktober 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 november 2022, heeft het Arbeidshof te Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vragen gesteld :
« Druist het decreet (van 29 maart 2018 tot wijziging van de decreten van 12 februari 2004
betreffende het statuut van de overheidsbestuurder en van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissaris en de controleopdrachten van de revisoren binnen de instellingen van openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur en een sterkere ethiek binnen de Waalse instellingen) in tegen de waarborgen vervat in artikel 1 van het Eerste Protocol en in artikel 16
van de Grondwet in zoverre het de ontzetting ten belope van 40 % van een goed vereist zonder billijke en voorafgaande schadeloosstelling ? »;
« Schenden de artikelen 15bis, § 3, en 15bis, § 13, van het decreet van 12 februari 2004
betreffende het statuut van de overheidsbestuurder, zoals het werd gewijzigd bij het decreet van
2
29 maart 2018 tot wijziging van de decreten van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder en van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissaris en de controleopdrachten van de revisoren binnen de instellingen van openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur en een sterkere ethiek binnen de Waalse instellingen, artikel 16 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het voormelde artikel 15bis, § 13, de toepassing oplegt van de regels waarin is voorzien in artikel 15bis op de akten aangenomen en de contracten gesloten vóór de inwerkingtreding van die bepaling, en voor de overheidsbestuurders van wie de vóór die inwerkingtreding contractueel overeengekomen bezoldiging het bezoldigingsplafond waarin in het voormelde artikel 15bis, § 3, is voorzien, oversteeg, een loonverlies met zich meebrengt dat aanzienlijk kan zijn, en dat zonder compensatie ? ».
Memories en memories van antwoord zijn ingediend door :
- Luc Partoune, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P.-P. Van Gehuchten en Mr. V. Graulich, advocaten bij de balie te Brussel;
- de nv « Liège Airport », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. J. Clesse en Mr. S. Habibi, advocaten bij de balie Luik-Hoei;
- de Waalse Regering, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. M. Uyttendaele, Mr. A. Feyt en Mr. N. Mouraux, advocaten bij de balie te Brussel.
Bij beschikking van 12 juli 2023 heeft het Hof, na de rechters-verslaggevers K. Jadin en D. Pieters te hebben gehoord, beslist dat de zaak in staat van wijzen is, dat geen terechtzitting zal worden gehouden, tenzij een partij binnen zeven dagen na ontvangst van de kennisgeving van die beschikking een verzoek heeft ingediend om te worden gehoord, en dat, behoudens zulk een verzoek, de debatten zullen worden gesloten op 20 september 2023 en de zaak in beraad zal worden genomen.
Aangezien geen enkel verzoek tot terechtzitting werd ingediend, is de zaak op 20 september 2023 in beraad genomen.
De bepalingen van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof met betrekking tot de rechtspleging en het gebruik van de talen werden toegepast.
II. De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil
Ten gevolge van de inwerkingtreding van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 « tot wijziging van de decreten van 12 februari 2004 betreffende het statuut van de overheidsbestuurder en van 12 februari 2004 betreffende de Regeringscommissaris en de controleopdrachten van de revisoren binnen de instellingen van openbaar nut, met het oog op een sterker bestuur en een sterkere ethiek binnen de Waalse instellingen » (hierna : het decreet van 29 maart 2018), brengt de nv « Liège Airport » haar beheerder ervan op de hoogte dat zij ertoe gedwongen is zijn bezoldiging vanaf de maand juli 2018 te verminderen, om die aan te passen aan het jaarlijkse bezoldigingsplafond van 245 000 euro dat bij dat decreet wordt opgelegd. Op 27 september 2018
spreekt de Waalse Regering zich uit over een door de nv « Liège Airport » ingediende aanvraag tot afwijking van het bezoldigingsplafond en zij weigert een dergelijke afwijking toe te kennen. In januari 2019 stelt de beheerder van de nv « Liège Airport » een vordering tegen die laatste in voor de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Luik,
3
om zich te verzetten tegen de toepassing van het bezoldigingsplafond. In essentie vraagt hij om zijn werkgever te veroordelen tot de uitvoering in natura van de arbeidsovereenkomst en hij vordert het behoud van de contractueel overeengekomen bezoldiging die het plafond overstijgt. Bij een vonnis van 28 februari 2020 verklaart de Rechtbank de vordering niet gegrond. De beheerder van de nv « Liège Airport » stelt hoger beroep in tegen dat vonnis voor het verwijzende rechtscollege. Na zijn ontslag (dat wordt betwist in het kader van een aparte gerechtelijke procedure), past hij zijn vorderingen voor het verwijzende rechtscollege aan en vordert, in essentie, de uitbetaling van de achterstallige bezoldigingen.
Bij een arrest van 28 maart 2022 verwerpt het verwijzende rechtscollege alle door de appellant opgeworpen middelen, met uitzondering van het middel dat is afgeleid uit de schending van het eigendomsrecht, waarover het de uitspraak aanhoudt. Bij een arrest van 10 oktober 2022, in het kader waarvan dat laatste middel wordt onderzocht, is het verwijzende rechtscollege van oordeel dat het eigendomsrecht op geheel of gedeeltelijk analoge wijze is gewaarborgd bij artikel 16 van de Grondwet en bij artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (hierna : het Eerste Aanvullend Protocol). Het is van oordeel dat er te dezen geen klaarblijkelijke ontstentenis van ongrondwettigheid is die het ervan zou vrijstellen aan het Hof een prejudiciële vraag te stellen. Het stelt bijgevolg de twee hiervoor weergegeven prejudiciële vragen.
III. In rechte
-A-
Ten aanzien van de prejudiciële vragen
A.1.1. De appellant voor het verwijzende rechtscollege benadrukt dat het Hof zich nog niet heeft uitgesproken over de vraag of het bezoldigingsplafond dat is bepaald bij artikel 15bis, § 3, van het decreet van het Waalse Gewest van 12 februari 2004 « betreffende [het statuut van] de overheidsbestuurder » (hierna : het decreet van 12 februari 2004), zoals het werd vervangen bij artikel 12 van het decreet van 29 maart 2018, in samenhang gelezen met de artikelen 2 en 3 van het decreet van 12 februari 2004 (waarin de van toepassing zijnde definities worden opgesomd en het toepassingsgebied wordt vastgesteld), bestaanbaar is met het recht op het ongestoord genot van eigendom. Hij verwijst naar de rechtspraak van het Hof en naar die van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en doet gelden dat elke inmenging in dat recht een legitiem doel van algemeen belang moet nastreven, bij een toegankelijke, precieze en voorzienbare wettelijke grondslag moet zijn voorzien, en evenredig moet zijn. Hij merkt op dat, om te beoordelen of de maatregel al dan niet een onevenredige last veroorzaakt, moet worden onderzocht of er minder dwingende maatregelen mogelijk waren om de nagestreefde doelstelling te bereiken, of er in procedurele waarborgen is voorzien en of een billijke vergoeding het geleden nadeel compenseert.
A.1.2. Wat betreft het toepassingsgebied van artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol, doet de appellant voor het verwijzende rechtscollege gelden dat de voorzichtige interpretatie die in het verwijzingsarrest wordt aangenomen, niet kan worden betwist. Vervolgens benadrukt hij dat hij geen schuld ad futurum opeist. Aangezien zijn arbeidsovereenkomst niet werd gewijzigd en voortdurend werd uitgevoerd vanaf 1 juli 2018 tot de ontbinding ervan, beschikte hij volgens hem voor die volledige periode over een contractuele en wettelijke schuldvordering die toelaat de uitbetaling van de overeengekomen bezoldiging te eisen.
A.1.3. De appellant voor het verwijzende rechtscollege voert aan dat de in het geding zijnde bepalingen niet precies en voorzienbaar zijn, zodat het wettigheidsvereiste niet wordt nageleefd.
Ten eerste benadrukt hij dat de definities van de begrippen « instelling », « publiekrechtelijke rechtspersoon »
en « entiteit », die het toepassingsgebied van artikel 15bis van het decreet van 12 februari 2004 bepalen, elkaar niet uitsluiten, hetgeen een grote onzekerheid met zich meebrengt. De appellant voor het verwijzende rechtscollege verwijst in dat verband naar het advies van de afdeling wetgeving van de Raad van State. Volgens hem werd de kwestie van de nauwkeurigheid van die begrippen niet door het Hof onderzocht in zijn arrest nr. 85/2020 van 18 juni 2020 (ECLI:BE:GHCC:2020:ARR.085). Bovendien is hij van mening...
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI