Jugement/arrêt, Cour constitutionnelle (Cour d'arbitrage), 2023-02-09

Judgment Date09 février 2023
ECLIECLI:BE:GHCC:2023:ARR.020
Docket Number20/2023
Link to Original Sourcehttps://juportal.be/content/ECLI:BE:GHCC:2023:ARR.020
CourtVerfassungsgerichtshof (Schiedshof)
Grondwettelijk Hof Arrest nr. 20/2023 van 9 februari 2023 Rolnummer : 7715 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 221, § 1, van de algemene wet inzake douane en accijnzen, gecoördineerd op 18 juli 1977, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen Het Grondwettelijk Hof samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, S. de Bethune en K. Jadin, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen wijst na beraad het volgende arrest I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 16 december 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 28 december 2021, heeft het Hof van Beroep te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 221, § 1, van de AWDA, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet gelezen in samenhang met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens door de ontstentenis van een bevoegdheid van de strafrechter die gelijkwaardig is aan die welke door artikel 263 van de AWDA is toegekend aan de Administratie Douane & Accijnzen, waardoor de administratie de bevoegdheid heeft om een transactie aan te bieden waarbij gedeeltelijk of geheel wordt afgezien van de verbeurdverklaring van de goederen en waarbij evenmin een verplichting tot betaling van de tegenwaarde van de goederen wordt opgelegd, daar waar de strafrechter steeds verplicht is om beklaagde te veroordelen tot de verbeurdverklaring evenals tot de daaraan verbonden veroordeling tot betaling van de tegenwaarde van de goederen bij niet wederoverlegging ervan ? ». De Ministerraad, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. W. van Eeckhoutte, advocaat bij het Hof van Cassatie, heeft een memorie ingediend. 2 Bij beschikking van 7 december 2022 heeft het Hof, na de rechters-verslaggevers Y. Kherbache en M. Pâques te hebben gehoord, beslist dat de zaak in staat van wijzen is, dat geen terechtzitting zal worden gehouden, tenzij de Ministerraad binnen zeven dagen na ontvangst van de kennisgeving van die beschikking een verzoek heeft ingediend om te worden gehoord, en dat, behoudens zulk een verzoek, de debatten zullen worden gesloten op 21 december 2022 en de zaak in beraad zal worden genomen. Aangezien geen enkel verzoek tot terechtzitting werd ingediend, is de zaak op 21 december 2022 in beraad genomen. De bepalingen van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof met betrekking tot de rechtspleging en het gebruik van de talen werden toegepast. II. De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil In de zaak voor de verwijzende rechter wordt een beklaagde vervolgd wegens het onwettig voorhanden hebben van 1 855 942 liter laagzwavelige gasolie verwarmingsbrandstof in de periode van 1 april 2010 tot 31 maart 2012. Bij vonnis van 24 juni 2015 van de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, werd de beklaagde voor die feiten met uitstel veroordeeld tot een hoofdgevangenisstraf van zes maanden en een geldboete van 158 703,503 euro, zijnde vijf maal de ontdoken controleretributie en bijdrage op energie. Daarenboven werd de beklaagde veroordeeld tot een verbeurdverklaring van de niet in beslag genomen 1 855 942 liter laagzwavelige gasolie verwarmingsbrandstof. De Rechtbank verklaarde zich onbevoegd om de vordering tot veroordeling tot betaling van de tegenwaarde van die goederen die niet in beslag konden worden genomen, te beoordelen. Tot slot werd de beklaagde veroordeeld tot het betalen van 18 559,41 euro, zijnde de ontdoken controleretributie, en 13 181,26 euro, zijnde de ontdoken bijdrage op energie. Zowel de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen als het openbaar ministerie tekenden tegen dat vonnis hoger beroep aan. Het Hof van Beroep te Antwerpen stelt vast dat artikel 263 van de algemene wet inzake douane en accijnzen, gecoördineerd op 18 juli 1977 (hierna : de AWDA) de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen de bevoegdheid toekent om te transigeren over de verbeurdverklaring en haar dus toelaat de verbeurdverklaring niet of slechts gedeeltelijk op te leggen, terwijl de strafrechter op grond van artikel 221, § 1, van de AWDA steeds verplicht is om de beklaagde te veroordelen tot de volledige verbeurdverklaring van de goederen. Daarop acht het Hof van Beroep het aangewezen de bovenvermelde prejudiciële vraag te stellen. III. In rechte -A- A.1.1. De Ministerraad licht allereerst toe dat het Strafwetboek zowel bepalingen bevat die de verbeurdverklaring verplicht opleggen als bepalingen die voorzien in een facultatieve verbeurdverklaring. Hij benadrukt dat de verbeurdverklaring in al die gevallen het karakter van een straf heeft, waarmee de wetgever op een accurate en efficiënte wijze de strijd heeft willen aanbinden met de criminaliteit. Terwijl de verbeurdverklaring niet kan worden gematigd, is dat wel het geval voor de geraamde tegenwaarde van de verbeurdverklaarde goederen, die op grond van artikel 43bis, laatste lid, van het Strafwetboek kan worden verminderd wanneer die geldwaarde een onredelijke straf zou vormen voor de beklaagde. Daarnaast licht de Ministerraad toe dat artikel 220, § 1, van de AWDA voorziet in de verplichte aangifte bij elke in- en uitvoer van goederen en dat artikel 221 van de AWDA de niet-naleving van die verplichting onder meer bestraft met een verbeurdverklaring. Daarbij is het niet relevant of de beklaagde de eigenaar is van de betrokken goederen en ook niet of de beklaagde bekend is. Hij wijst er in dat verband op dat het Hof geen schending van het gelijkheidsbeginsel heeft gezien in 3 het feit dat die verbeurdverklaring niet kan worden opgelegd met uitstel of een opschorting. Tevens verwijst de Ministerraad naar het arrest van het Hof nr. 16/2019 van 31 januari 2019 (ECLI:BE:GHCC:2019:ARR.016 ), waarin het Hof volgens hem heeft geoordeeld dat in geval van niet-overlegging van de verbeurdverklaarde goederen de betaling van de tegenwaarde van die goederen moet worden opgelegd, ongeacht of de niet-overlegging te wijten is aan een fout van de betrokkene. A.1.2. Vervolgens staat de Ministerraad stil bij de transactiebevoegdheid van de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen. Hij preciseert dat een dergelijke transactie het karakter van een dading in de zin van artikel 2044 van het oud Burgerlijk Wetboek heeft en dat er niet kan worden getransigeerd over een belasting. De betaling van die belasting geldt als een voorwaarde voor de definitieve beslechting van het geschil. A.1.3. Wat de grond van de zaak betreft, is de Ministerraad allereerst van mening dat de prejudiciële vraag niet peilt naar een vergelijking tussen personen naargelang zij worden vervolgd wegens een inbreuk op de AWDA of wegens een inbreuk op een andere strafbepaling, en evenmin naar een vergelijking tussen personen die worden vervolgd wegens inbreuken op de AWDA en die verschillend zouden worden behandeld voor de strafrechter. Aan de orde is enkel de bevoegdheid van de strafrechter bij de straftoemeting, en dan in het bijzonder de onmogelijkheid voor de strafrechter om af te zien van de verbeurdverklaring, terwijl de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen dit in het kader van haar transactiebevoegdheid wel kan. De Ministerraad merkt in dat verband op dat de wetgever, vanwege de bijzondere aard van de inbreuken op de wetgeving inzake douane en accijnzen, de technische complexiteit ervan en de mobiliteit van de goederen, ervoor heeft gekozen een transactiebevoegdheid toe te kennen aan de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen en die in te bedden in een specifiek kader. Die keuze leidt volgens de Ministerraad niet tot een schending van het gelijkheidsbeginsel, noch van artikel 6, lid 1, van het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT