Jugement/arrêt, Cour constitutionnelle (Cour d'arbitrage), 2022-12-15

JurisdictionBélgica
Judgment Date15 décembre 2022
ECLIECLI:BE:GHCC:2022:ARR.166
Docket Number166/2022
Link to Original Sourcehttps://juportal.be/content/ECLI:BE:GHCC:2022:ARR.166
CourtGrondwettelijk Hof (Arbitragehof)
Grondwettelijk Hof Arrest nr. 166/2022 van 15 december 2022 Rolnummer : 7782 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 23 en 23quater van de wet van 15 juni 1935 « op het gebruik der talen in gerechtszaken », gesteld door de Politierechtbank te Vilvoorde Het Grondwettelijk Hof samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters, S. de Bethune, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen wijst na beraad het volgende arrest I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnis van 28 maart 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 30 maart 2022, heeft de Politierechtbank te Vilvoorde de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 23 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken de bepalingen over de fundamentele rechten en vrijheden gewaarborgd in titel II van de Grondwet, (met name de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet), in samenhang gelezen met artikel 6 EVRM en artikel 14.3 a en f IVBPR, in de mate dat een beklaagde die alleen Frans kent of zich gemakkelijker in die taal uitdrukt, wanneer hij terecht staat voor een politierechtbank waarvan de taal van rechtspleging het Nederlands is, de bijstand van een tolk Nederlands/Frans - Frans/Nederlands mag weigeren en kan vragen dat de rechtspleging in het Frans zou geschieden, terwijl een beklaagde, hoewel ook van Belgische nationaliteit, die geen Nederlands of Frans kent, die mogelijkheid niet heeft ? 2. Schendt artikel 23quater van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik ter talen in gerechtszaken de bepalingen over de fundamentele rechten en vrijheden gewaarborgd in titel II van de Grondwet, (met name de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet), in samenhang met artikel 6 EVRM en artikel 14.3 a en f IVBPR, in de mate dat het een politierechtbank gelegen in het gerechtelijk arrondissement Brussel zou verhinderen bij het afwijzen van een vraag tot 2 taalwijziging, meteen ook uitspraak te doen over de grond van de zaak, terwijl een politierechtbank gelegen buiten het gerechtelijk arrondissement Brussel wel die mogelijkheid heeft ? ». De Ministerraad, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. A. Wirtgen en Mr. T. Moonen, advocaten bij de balie te Brussel, heeft een memorie ingediend. Bij beschikking van 21 september 2022 heeft het Hof, na de rechters-verslaggevers W. Verrijdt en T. Detienne te hebben gehoord, beslist dat de zaak in staat van wijzen is, dat geen terechtzitting zal worden gehouden, tenzij de Ministerraad binnen zeven dagen na ontvangst van de kennisgeving van die beschikking een verzoek heeft ingediend om te worden gehoord, en dat, behoudens zulk een verzoek, de debatten zullen worden gesloten op 12 oktober 2022 en de zaak in beraad zal worden genomen. Aangezien geen enkel verzoek tot terechtzitting werd ingediend, is de zaak op 12 oktober 2022 in beraad genomen. De bepalingen van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof met betrekking tot de rechtspleging en het gebruik van de talen werden toegepast. II. De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil L.B. wordt vervolgd voor de Politierechtbank te Vilvoorde, zijnde het verwijzende rechtscollege, omdat zij heeft nagelaten haar rijbewijs neer te leggen ter griffie binnen de termijn voorgeschreven door artikel 40 van de wet van 16 maart 1968 « betreffende de politie over het wegverkeer », nadat tegen haar een verval van het recht op sturen werd uitgesproken. L.B. heeft gevraagd dat de rechtspleging in het Frans wordt gevoerd en dus dat de zaak wordt verwezen naar een Franstalig rechtscollege, overeenkomstig artikel 23 van de wet van 15 juni 1935 « op het gebruik der talen in gerechtszaken » (hierna : de wet van 15 juni 1935). Alvorens een beslissing te nemen over dat verzoek, heeft het verwijzende rechtscollege de hierboven weergegeven prejudiciële vragen gesteld. III. In rechte -A- Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag A.1.1. Volgens de Ministerraad kent het in de eerste prejudiciële vraag vermelde verschil in behandeling een redelijke verantwoording en is artikel 23 van de wet van 15 juni 1935 bijgevolg bestaanbaar met de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. A.1.2. De Ministerraad wijst erop dat de wetgever, bij de regeling van het taalgebruik in gerechtszaken, de individuele rechten van de beklaagde in overeenstemming dient te brengen met de goede werking van de rechtsbedeling, zoals het Hof onder meer heeft geoordeeld bij zijn arrest nr. 124/2019 van 26 september 2019. De taalregeling in gerechtszaken steunt op de indeling van het grondgebied in taalgebieden overeenkomstig artikel 4 van de Grondwet. Het uitgangspunt van die regeling is dat de taal van de rechtspleging de taal is van het taalgebied waar het bevoegde rechtscollege is gevestigd, zoals het Hof heeft aangegeven bij zijn arrest nr. 120/2019 van 19 september 2019. Het is bijgevolg in overeenstemming met de beginselen van de taalwetgeving dat de mogelijkheid om te worden beoordeeld in de eigen taal wordt voorbehouden aan de beklaagden die alleen een van 3 de drie landstalen kennen of zich gemakkelijker in een van die talen uitdrukken. Een taalwijziging is ook enkel ten aanzien van zulke beklaagden zinvol en praktisch haalbaar, aangezien er in België uitsluitend rechtscolleges zijn die recht spreken in het Nederlands, het Frans of het Duits. Bijgevolg blijven, wanneer de taal van de procedure dient te worden gewijzigd in een andere landstaal, de nadelen voor de rechtsbedeling beperkt, aangezien het dan volstaat om de zaak door te verwijzen naar een ander rechtscollege. A.1.3. Volgens de Ministerraad heeft artikel 23 van de wet van 15 juni 1935 geen onevenredige gevolgen voor de beklaagden die geen enkele landstaal kennen en daardoor geen taalwijziging kunnen vragen. Verschillende wetsbepalingen, waaronder de artikelen 145, 152bis en 164 van het Wetboek van strafvordering en de artikelen 22 en 31 van de wet van 15 juni 1935, maken het immers mogelijk voor zulke beklaagden om de strafprocedure te begrijpen en eraan deel te nemen, ook al zijn zij de taal waarin die procedure wordt gevoerd niet machtig. A.1.4. De Ministerraad vervolgt dat artikel 13 van de Grondwet, artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten geen recht inhouden op een rechtspleging in een door de beklaagde gekozen taal, en evenmin eraan in de weg staan dat slechts aan bepaalde categorieën van beklaagden de mogelijkheid wordt geboden om een taalwijziging te vragen. A.1.5. Tot slot merkt de Ministerraad op dat een verzoek tot taalwijziging op gemotiveerde wijze kan worden afgewezen wanneer de taalwijziging tot een overschrijding van de redelijke termijn zou leiden. De bekommernis van het verwijzende rechtscollege dat de Franstalige rechtbank waarnaar de zaak in het bodemgeschil zou moeten worden verwezen in geval van een taalwijziging, te kampen heeft met een aanzienlijke gerechtelijke achterstand, kan bijgevolg niet doen besluiten tot de ongrondwettigheid van artikel 23 van de wet van 15 juni 1935. Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag A.2. Wat betreft de tweede prejudiciële vraag, is de Ministerraad het eens met de aan het Hof voorgelegde interpretatie van artikel 23quater van de wet van 15 juni 1935, volgens welke een politierechtbank gevestigd in...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT