Jugement/arrêt, Cour constitutionnelle (Cour d'arbitrage), 2022-12-15

JurisdictionBélgica
Judgment Date15 décembre 2022
ECLIECLI:BE:GHCC:2022:ARR.164
Docket Number164/2022
Link to Original Sourcehttps://juportal.be/content/ECLI:BE:GHCC:2022:ARR.164
CourtCour constitutionnelle (Cour d'arbitrage)
Grondwettelijk Hof Arrest nr. 164/2022 van 15 december 2022 Rolnummer : 7495 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen L1133-1 en L1133-2 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luxemburg, afdeling Marche-en-Famenne Het Grondwettelijk Hof samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters, S. de Bethune, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul wijst na beraad het volgende arrest I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 6 januari 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 januari 2021, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luxemburg, afdeling Marche-en-Famenne, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen L1133-1 en L1133-2 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het beginsel van rechtszekerheid, in zoverre zij erin voorzien dat de reglementen en verordeningen van de gemeenten bindend worden de vijfde dag volgend op de bekendmaking ervan door middel van aanplakking, waarin het onderwerp van het reglement of de verordening worden aangegeven, evenals de datum van de beslissing waarbij de goedkeuring ervan geschiedde en, in voorkomend geval, de beslissing van de toezichthoudende overheid, en dat van de bekendmaking en van de datum van bekendmaking van die reglementen en verordeningen moet blijken door aantekening in een speciaal daartoe gehouden register, terwijl de artikelen L2213-2 en L2213-3 van hetzelfde Wetboek, in de interpretatie ervan na het arrest van het Grondwettelijk Hof van 12 november 2020, erin voorzien dat de reglementen en verordeningen van de provincies bindend worden de achtste dag na die van de opneming in het Bulletin provincial en terwijl de wetgever noch de aanplakking, noch de wijze waarop daarvan het bewijs wordt aangebracht, heeft gedefinieerd ? ». 2 Memories zijn ingediend door : - de bvba « CMH », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. K. Geelen, Mr. N. Parthoens en Mr. Y. Laghmiche, advocaten bij de balie van Limburg; - de gemeente Hotton, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. B. Maquet, advocaat bij de balie Luik-Hoei. De gemeente Hotton heeft ook een memorie van antwoord ingediend. Bij beschikking van 21 september 2022 heeft het Hof, na de rechters-verslaggevers T. Detienne en W. Verrijdt te hebben gehoord, beslist dat de zaak in staat van wijzen is, dat geen terechtzitting zal worden gehouden, tenzij een partij binnen zeven dagen na ontvangst van de kennisgeving van die beschikking een verzoek heeft ingediend om te worden gehoord, en dat, behoudens zulk een verzoek, de debatten zullen worden gesloten op 12 oktober 2022 en de zaak in beraad zal worden genomen. Aangezien geen enkel verzoek tot terechtzitting werd ingediend, is de zaak op 12 oktober 2022 in beraad genomen. De bepalingen van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof met betrekking tot de rechtspleging en het gebruik van de talen werden toegepast. II. De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil Op 21 juni 2018 kohiert de gemeente Hotton een belasting in op de inzameling en de verwerking van afvalstoffen ten laste van de bvba « CMH ». Die laatste betwist die belasting voor het gemeentecollege van de gemeente Hotton, dat op 7 februari 2019 het verzoekschrift ontvankelijk maar ongegrond verklaart. Op 13 mei 2019 maakt de bvba « CMH » de zaak aanhangig bij de verwijzende rechter om de vernietiging van de inkohiering te vorderen. De verwijzende rechter brengt in herinnering dat de bekendmaking van de gemeentelijke reglementen en verordeningen in het Waalse Gewest wordt geregeld bij de artikelen L1133-1 en L1133-2 van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie alsook bij de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 14 oktober 1991 « betreffende de aantekeningen in het register voor de bekendmaking van de reglementen en verordeningen van de gemeenteoverheden ». De rechter stelt vast dat de aantekening van het gemeentelijk belastingreglement, bedoeld in het voormelde besluit, pas negen dagen na de bekendmaking via aanplakking is geschied in plaats van de dag erna. Rekening houdend met het feit dat het systeem van de aantekening, dat het voorwerp uitmaakt van uiteenlopende rechtspraak en van een aanzienlijk aantal betwistingen, veel zwaarder is dan de wettelijke regeling van bekendmaking op provinciaal niveau, stelt de verwijzende rechter de hiervoor weergegeven prejudiciële vraag. III. In rechte -A- A.1.1. In hoofdorde voert de verzoekende partij voor de verwijzende rechter...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT