Jugement/arrêt, Cour constitutionnelle (Cour d'Arbitrage), 2020-06-04
Jurisdiction | Bélgica |
Judgment Date | 04 juin 2020 |
ECLI | ECLI:BE:GHCC:2020:ARR.20200604.18 |
Link to Original Source | https://juportal.be/content/ECLI:BE:GHCC:2020:ARR.20200604.18 |
Docket Number | 81/2020 |
Court | Verfassungsgerichtshof (Schiedshof),Cour constitutionnelle (Cour d'Arbitrage),Grondwettelijk Hof (Arbitragehof) |
Rolnummer 6927
Arrest nr. 81/2020
van 4 juni 2020
A R R E S T
__________
In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 3 van het decreet van de Franse
Gemeenschap van 31 maart 1994 « houdende bepaling van de neutraliteit van het
Gemeenschapsonderwijs », gesteld door de kamer in kort geding van de Franstalige Rechtbank
van eerste aanleg te Brussel.
Het Grondwettelijk Hof,
samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen,
J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman en
M. Pâques, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter
F. Daoût,
wijst na beraad het volgende arrest :
*
* *
2
I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging
Bij vonnis van 9 mei 2018, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op
15 mei 2018, heeft de kamer in kort geding van de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te
Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld :
« Is artikel 3 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 31 maart 1994 houdende
bepaling van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs in overeenstemming met de
artikelen 19, 23 en 24 van de Grondwet, met artikel 9 van het Europees Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en met artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol
bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden, zo geïnterpreteerd dat het een aan dat decreet onderworpen inrichtende macht
toestaat om, ten aanzien van de zelfs meerderjarige leerlingen, in het huishoudelijk reglement
van een onderwijsinrichting te voorzien in een totaalverbod om insignes, juwelen of kledij te
dragen die een politieke, filosofische of godsdienstige mening of strekking weergeven, alsook
elk hoofddeksel, met name die welke een dergelijke mening of strekking weergeven, teneinde
een volkomen neutrale educatieve omgeving te creëren ? ».
Memories en memories van antwoord zijn ingediend door :
- M. S.C., N.D., L. E.A., K. B.N., S.B., K. E.M. en F.Y., bijgestaan en vertegenwoordigd
door Mr. L. Misson en Mr. G. Dujardin, advocaten bij de balie te Luik;
- de stad Brussel, vertegenwoordigd door haar college van burgemeester en schepenen,
bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. M. Uyttendaele, advocaat bij de balie te Brussel;
- het interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme
(UNIA), vertegenwoordigd door zijn directeur, bijgestaan en vertegenwoordigd door
Mr. V. van der Plancke, advocaat bij de balie te Brussel;
- het « Gemeenschapsonderwijs GO! », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. V. Pertry
en Mr. B. Martel, advocaten bij de balie te Brussel;
- de Vlaamse Regering, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. D. Vanheule, advocaat
bij de balie te Gent.
Bij beschikking van 15 januari 2020 heeft het Hof, na de rechters-verslaggevers
J.-P. Moerman en J. Moerman te hebben gehoord, beslist dat de zaak in staat van wijzen is, dat
geen terechtzitting zal worden gehouden, tenzij een partij binnen zeven dagen na ontvangst van de
kennisgeving van die beschikking een verzoek heeft ingediend om te worden gehoord, en dat,
behoudens zulk een verzoek, de debatten zullen worden gesloten op 29 januari 2020 en de zaak
in beraad zal worden genomen.
Ingevolge het verzoek van meerdere partijen om te worden gehoord, heeft het Hof bij
beschikking van 29 januari 2020 de dag van de terechtzitting bepaald op 4 maart 2020.
Op de openbare terechtzitting van 4 maart 2020 :
- zijn verschenen :
3
. Mr. A. Deswaef, advocaat bij de balie te Brussel, voor M. S.C. en anderen;
. Mr. M. Uyttendaele, voor de stad Brussel;
. Mr. V. van der Plancke, voor het interfederaal Centrum voor gelijke kansen en
bestrijding van discriminatie en racisme (UNIA);
. Mr. V. Pertry en Mr. B. Martel, voor het « Gemeenschapsonderwijs GO! »;
. Mr. D. Vanheule, voor de Vlaamse Regering;
- hebben de rechters-verslaggevers J.-P. Moerman en J. Moerman verslag uitgebracht;
- zijn de voornoemde advocaten gehoord;
- is de zaak in beraad genomen.
Bij verzoekschrift dat zijn raadsman op 22 mei 2020 aan het Hof heeft gericht, heeft het
interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme (UNIA)
een verzoek tot heropening van de debatten ingediend. Bij beschikking van 26 mei 2020 heeft
het Hof dat verzoek verworpen.
De bepalingen van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof met
betrekking tot de rechtspleging en het gebruik van de talen werden toegepast.
II. De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil
Volgens het huishoudelijk regle ment van de « Haute É cole Francisco Ferrer », goedgekeurd door de
gemeenteraad van de stad Brussel, die de inrichtende macht is van de school, is het voor de studenten verboden
om tijdens de studieactiviteiten insignes, juwelen of kledij te dragen die een politieke, filosofische of godsdienstige
mening of strekking weergeven en moeten zij zich op school in beginsel aanbieden zonder hoofddeksel.
Bij een verzoekschrift van 3 november 2017 stellen meerdere eisende partijen bij de voorzitter van de
Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel, zetelend zoals in kort geding, een stakingsvordering in met
toepassing van artikel 50 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 12 december 2008 « betreffende de
bestrijding van sommige vormen van discriminatie », gericht tegen de « Haute École Francisco Ferrer » en de stad
Brussel. De eisende partijen zijn studenten die ingeschreven zijn of zich wensen in te schrijven aan de hogeschool
en die als moslima’s ee n hoofddoek wensen te dragen. Zij voeren aan dat het in het huishoudelijk reglement van
de school vervatte verbod in strijd is met het voormelde decreet van 12 december 2008 en vorderen de staking van
die strijdigheid.
Na onder meer te hebben geoordeeld dat de vordering niet ontvankelijk is ten aanzien van de « Haute École
Francisco Ferrer » om reden dat die school geen rechtspersoonlijkheid heeft, stelt de Rechtbank, in het kader van
het onderzoek naar het al dan niet bestaan van ee n indirecte discriminatie, vast dat de stad Brussel zich, als
inrichtende macht van het gesubsidieerd officieel onderwijs, bij een gemeenteraadsbesluit van 21 juni 2004 heeft
aangesloten bij de beginselen van de neutraliteit van het onderwijs, vervat in het decreet van de Franse
Gemeenschap van 31 maart 1994 « houdende bepaling van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs »
(hierna : het decreet van 31 maart 1994), en dit met toepassing van artikel 7 van dat decreet. De Rechtbank stelt
eveneens vast dat artikel 3 van dat decreet bepaalt dat de school de leerling of de student het recht dient te
waarborgen zijn mening vrij te uiten over elke kwestie in verband met de school of betreffende de rechten van de
mens, dat dit recht onder meer de vrijheid behelst om informatie en gedachten te vergaren, te ontvangen en te
verspreiden, mits, onder meer, het huishoudelijk reglement van de inrichting in acht wordt genomen, en dat voor
Pour continuer la lecture
SOLLICITEZ VOTRE ESSAI