1 APRIL 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het statuut van de leden van het interfederaal Korps van de Inspectie van financiën en tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 april 1998 tot organisatie van het interfederaal Korps van de Inspectie van financiën

VERSLAG AAN DE KONING

Sire,

Het ontwerp van besluit dat ter ondertekening aan Uwe Majesteit wordt voorgelegd, vervolledigt de reglementaire beschikking voorzien bij het koninklijk besluit van 28 april 1998 tot organisatie van het interfederaal Korps van de Inspectie van financiën. Dit laatste werd genomen in uitvoering van artikel 51 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.

Het koninklijk besluit van 28 april 1998 regelde de drie aspecten beoogd in artikel 51 van voormelde wet, met name :

- de organisatie van het Korps met inbegrip van de statutaire bepalingen;

- de wijze waarop de inspecteurs van financiën ter beschikking worden gesteld van de Deelregeringen en van de Federale Regering;

- de wijze waarop deze Regeringen betrokken worden bij het beheer van het Korps.

De statutaire bepalingen die van toepassing zijn op de inspecteurs van financiën worden slechts vermeld in de overgangsbepalingen.

Het voorliggend ontwerp vervolledigt dus de eerste tekst op dit punt.

In zijn advies van 9 juli 1997 omtrent het ontwerp van het latere koninklijk besluit van 28 april 1998, heeft de Raad van State opgemerkt dat de inspecteurs van financiën in principe onderworpen zijn aan het federaal statuut van de rijksambtenaren zoals het bestond op de eerste januari 1998. Deze datum werd in het eerste besluit gekozen als referentiedatum. De latere wijzigingen aan dit statuut zijn slechts van toepassing indien alle Deelentiteiten hun akkoord gegeven hebben volgens de procedure bepaald in artikel 51, derde lid, van voormelde bijzondere wet.

De algemene regelgeving moet op sommige punten worden aangepast teneinde tegemoet te komen aan de specifieke kenmerken van het ambt van de inspecteurs van financiën en teneinde hun autonomie in de uitvoering van hun opdracht te waarborgen.

Deze aanpassingen houden rekening met de algemene principes van het openbaar ambt, in het bijzonder door de oprichting van beroepsorganen en de naleving van de Europese richtlijnen.

De tekst van het besluit neemt de beginselen van de modernisering van het openbaar ambt over.

Vandaar dat het huidig ontwerp van koninklijk besluit de regelgeving bevat die specifiek van toepassing is voor de inspecteurs van financiën, onder meer op het vlak van aanwerving en stage, opleiding, evaluatie, geldelijk statuut, tuchtstelsel en verlofregeling. Als bijlage gaat een lijst met de wijzigingen in de regelgeving sinds 1 januari 1998 betreffende de teksten die van toepassing zijn op alle rijksambtenaren en van toepassing moeten blijven op de inspecteurs van financiën. Deze lijst wordt goedgekeurd door de verschillende Regeringen en Colleges.

Het organiek besluit zoals het wordt aangevuld bij dit besluit betrekt de Regeringen en Colleges van de Deelentiteiten bij de besluitvorming. Het legt het stelsel vast volgens hetwelk het Interministerieel Comité tussenkomt.

Het ontwerp van besluit bevat tevens wijzigende bepalingen om rekening te houden met opgedane ervaring, teneinde de werking en het beheer van het interfederaal Korps van de Inspectie van financiën te verbeteren.

ARTIKELSGEWIJZE COMMENTAAR

Dit besluit werd aan de opmerkingen van de Raad van State aangepast.

Artikel 1 verduidelijkt de terminologie die in dit besluit wordt gebruikt.

Artikel 2 bevestigt dat een inspecteur van financiën in principe een accreditatie krijgt.

Artikel 3 verduidelijkt de toelatings- en wervingsvoorwaarden.

De artikelen 4 tot 14 behandelen de werving.

Door de in artikel 4 bepaalde nuttige beroepservaring van twee jaar wordt bedoeld een ervaring in de domeinen van het recht, de economie of het openbaar beheer in brede zin, in een functie van universitaire niveau.

Naast het onderhoud dat de persoonlijkheid, de geestes- en karakterrijpheid van de deelnemers tot uiting kan laten komen, ligt het programma van het vergelijkend examen in de lijn van de traditioneel als noodzakelijk erkende vakken voor de uitoefening van de opdrachten van de inspecteur van financiën, met name : publiek recht, openbare financiën, openbaar beheer.

Elke substantiële verandering vergt een wijziging van artikel 6 waarvoor het akkoord van de Deelentiteiten noodzakelijk is.

Conform artikel 20 van het KB van 2 oktober 1937 wordt er een vergelijkende selectie georganiseerd. Volgens dit artikel leidt deze selectie tot een rangschikking van de geslaagden of tot een indeling van de kandidaten in groepen A, B, C of D.

De Inspectie van financiën opteert voor een absolute rangschikking door de diensten van SELOR zonder tussenkomst van de Minister van Begroting. De notie selectie is hier dus gelijk aan een vergelijkend wervingsexamen dat leidt tot een verplichte rangschikking van de kandidaten door SELOR volgens het aantal behaalde punten.

De artikelen 15 tot 25 organiseren de stage.

De stagiair wordt aan een stagemeester toegewezen, die een periodiek verslag maakt over de werkzaamheden van de stagiair. Tijdens de stage, wordt hij bij verschillende inspecteurs van financiën geplaatst om de verschillende aspecten van het ambt te leren. Verder werkt hij een stageprogramma af dat onder meer een aantal cursussen en seminaries omvat. Om deze redenen wordt de stageduur vastgesteld op 15 maanden.

In het laatste trimester van de stage maakt de stagemeester een omstandig verslag op over de geschiktheid van de stagiair. Een College samengesteld uit de Korpschef, de stagemeester en twee inspecteurs van financiën is belast met het opstellen van een advies voor de Minister, waarin voorgesteld wordt de stagiair te benoemen in vast verband, of te ontslaan.

De artikelen 26 tot 28 behandelen de opleiding.

De tekst houdt rekening met het feit dat het koninklijk besluit van 15 september 1997 nog geldig is voor de inspecteurs van financiën.

Om op de hoogte te blijven van de recente ontwikkelingen binnen hun werkveld, zullen de inspecteurs van financiën opleidingen kunnen volgen, georganiseerd door het Korps en goedgekeurd door het Comité.

Daarnaast kunnen de inspecteurs van financiën op eigen initiatief een opleidingsverlof bekomen van de Korpschef voor opleidingen die verband houden met hun functie.

De artikelen 29 tot 32 behandelen de cumulatie van beroepsactiviteiten. Het principe is dat inspecteurs van financiën geen beroepsactiviteiten mogen cumuleren. Uitzondering hierop zijn openbare mandaten van politieke aard en beroepsactiviteiten die inherent zijn aan het uitoefenen van het ambt. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan de functie van regeringscommissaris of gemachtigde van de Minister van Begroting of financiën bij een instelling van openbaar nut.

Andere afwijkingen moeten het akkoord van het Comité bekomen. De activiteiten moeten verenigbaar zijn met de hoedanigheid van inspecteur van financiën en moeten zonder nadeel voor de dienst uitgeoefend kunnen worden.

De artikelen 33 tot 47 behandelen de evaluatie van de inspecteurs van financiën. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de inspecteurs van financiën met een accreditatie en zonder accreditatie

- De eerste (art 33 tot 40) worden elke twee jaar geëvalueerd. De evaluatie gebeurt op basis van vooraf bepaalde evaluatiecriteria en een activiteitenverslag.

In eerste instantie zal hiertoe een functiebeschrijving worden opgemaakt die voor advies wordt overgemaakt aan de Raad.

Gezien de interfederale structuur van het Korps komt het aan het interministerieel Comité toe om de evaluatiecriteria vast te leggen samen met de functioneringskengetallen die met de uitoefeningsmodaliteiten van de opdrachten van de inspecteurs van financiën bij de verschillende regeringen zullen rekening houden. De Raad van State heeft ook gevraagd dat de in artikel 51 van de bijzondere financieringswet voorziene procedure, gevolgd wordt.

Vervolgens worden de inspecteurs van financiën in kennis gesteld van de evaluatiecriteria waarna de evaluatieperiode ingaat.

De evaluatie omvat drie stappen :

- de inspecteur van financiën maakt een activiteitenverslag;

- de minister of de ministers bij wie de inspecteur geaccrediteerd is, vullen een vragenlijst in die uitgewerkt is door het Comité op voorstel van de Raad.

- na een evaluatiegesprek stelt de Korpschef een verslag op voor het bevoegde lid van de betrokken Regering of College die de inspecteur van financiën evalueert.

Wanneer de inspecteur van financiën opeenvolgend bij verschillende ministers geaccrediteerd werd, zal de evaluerende minister met de betrokken collega's contact nemen.

De conclusie van een evaluatie is een positieve of negatieve vermelding. Bij een negatieve vermelding wordt de accreditatie van rechtswege ingetrokken en wordt de inspecteur van financiën ter beschikking gesteld van de Korpschef.

Een opschortend beroep is voorzien bij een Adviescommissie voor wat betreft de te verlenen evaluatie. Het Comité geeft in dit geval de definitieve evaluatie.

- De inspecteur van financiën zonder accreditatie (art. 42 tot 47) wordt na één jaar geëvalueerd door de federale Minister van Begroting. De evaluatiecriteria worden vastgesteld door de Minister en meegedeeld aan de inspecteur van financiën waarna de evaluatieperiode ingaat. Gedurende deze periode zullen de noodzakelijke maatregelen genomen worden voor wat betreft de vorming en begeleiding van de betrokken inspecteur van financiën om hem een extra kans te geven aan de functioneringscriteria die door de functie geëist worden te voldoen.

Na een evaluatiegesprek stelt de Korpschef een verslag op voor de minister die de inspecteur van financiën evalueert.

De conclusie van een evaluatie is een positieve of negatieve vermelding. Bij een negatieve vermelding wordt de inspecteur van financiën ontslagen wegens professionele ongeschiktheid. Inderdaad, in dit geval zal de betrokkene twee opeenvolgende negatieve evaluaties gekregen hebben. Als de evaluatie positieve is, krijgt hij een nieuwe accreditatie.

De inspecteur van financiën beschikt over een opschortend beroep bij de Beroepskamer ingericht door de artikels 63 tot 71.

De artikelen 48...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT