WETBOEK VAN STRAFVORDERING. - BOEK II, TITEL II. (Art. 217 tot en met 406) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf de versie die aan 14-08-1990 onmiddellijk voorafgaat en..., de 9 décembre 1808

TITEL II. - ZAKEN DIE AAN DE JURY MOETEN WORDEN ONDERWORPEN.

HOOFDSTUK I. - INBESCHULDIGINGSTELLING.

Artikel 217. De procureur-generaal bij het hof van beroep is gehouden de zaak in gereedheid te brengen binnen vijf dagen na ontvangst van de stukken die hem zijn toegezonden ter voldoening aan artikel 133 of aan artikel 135, en uiterlijk binnen de volgende vijf dagen verslag te doen.

Ondertussen kunnen de burgerlijke partij en de verdachte zodanige memories indienen als zij dienstig achten, zonder dat het uitbrengen van het verslag mag worden vertraagd.

Art. 218. Een kamer van het hof van beroep, daartoe bepaaldelijk samengesteld, is gehouden ten minste eens in de week in raadkamer te vergaderen om het verslag van de procureur-generaal te horen en over zijn vorderingen te beslissen.

(Wanneer de procureur-generaal het geraden acht, gezien de ernstige omstandigheden waarin een zaak zich voordoet of het groot aantal beklaagden, het verslag voor te leggen aan twee verenigde kamers van inbeschuldigingstelling, in de hoven waar er verscheidene kamers van inbeschuldigingstelling zijn, of in de hoven waar er maar één is, aan de kamer van inbeschuldigingstelling, verenigd met de kamer die moet kennis nemen van het hoger beroep in correctionele zaken, dan zijn de genoemde kamers gehouden bijeen te komen op verzoek van de procureur-generaal, nadat deze daarover met de eerste voorzitter overleg heeft gepleegd; zij horen het verslag en beslissen over de inbeschuldigingstelling, een en ander binnen de termijnen in artikel 219 bepaald.)

Art. 219. De voorzitter is gehouden zorg te dragen dat de kamer uiterlijk binnen drie dagen na het verslag van de procureur-generaal uitspraak doet.

Art. 220. Indien de zaak behoort tot die welke voorbehouden zijn (...) aan het Hof van Cassatie, is de procureur-generaal gebonden de schorsing en de verwijzing te vorderen en is de kamer gehouden die te bevelen.

Art. 221. Behoudens het geval van het vorige artikel, onderzoeken de rechters of er tegen de verdachte bewijzen of aanwijzingen bestaan omtrent een feit, door de wet misdaad genoemd, en of die bewijzen of aanwijzingen sterk genoeg zijn om de inbeschuldigingstelling uit te spreken.

Art. 222. De griffier doet aan de rechters, in tegenwoordigheid van de procureur-generaal, voorlezing van alle stukken van het geding; deze worden daarna ter tafel gelaten, met de door de burgerlijke partij en de verdachte ingediende memories.

Art. 223. De verdachte, de burgerlijke partij en hun raadslieden worden gehoord.

Te dien einde wordt het dossier, ten minste tien dagen vóór de verschijning, te hunner beschikking gesteld op de griffie. Zij mogen een afschrift ervan doen nemen.

De getuigen zullen niet verschijnen.

(De burgerlijke partij en de verdachte kunnen zich laten vertegenwoordigen met inachtneming van de regels die gelden inzake verschijning voor de raadkamer.)

Art. 224. De procureur-generaal, na zijn schriftelijke en ondertekende vordering ter tafel te hebben neergelegd, verwijdert zich, evenals de griffier.

Art. 225. De rechters beraadslagen zonder verwijl en zonder met iemand in verbinding te komen.

Art. 226. Het hof beslist bij een en hetzelfde arrest over de samenhangende misdrijven waarvan de stukken terzelfdertijd zijn voorgelegd.

Art. 227. (Misdrijven zijn samenhangend :

  1. hetzij wanneer zij tegelijkertijd gepleegd zijn door verscheidene personen tezamen;

  2. hetzij wanneer zij gepleegd zijn door verschillende personen, zelfs op onderscheiden tijdstippen en op onderscheiden plaatsen, maar ten gevolge van een door hen tevoren gemaakte afspraak, hetzij wanneer de schuldigen het ene misdrijf hebben gepleegd om zich de middelen te verschaffen tot het plegen van het andere, om de uitvoering ervan te vergemakkelijken of te voltooien, of om de straffeloosheid ervan te verzekeren;

  3. hetzij wanneer de band die bestaat tussen twee of meer misdrijven van zodanige aard is dat hij, met het oog op een goede rechtsbedeling en onder voorbehoud van de eerbiediging van de rechten van verdediging, vereist dat die misdrijven samen aan dezelfde strafrechtbank ter beoordeling worden voorgelegd.)

    Art. 228. De rechters kunnen zo nodig nieuwe onderzoekingen bevelen.

    Zij kunnen ook, indien daartoe redenen zijn, de overbrenging bevelen van de overtuigingsstukken die op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg in bewaring zijn gebleven.

    Alles binnen de kortst mogelijke tijd.

    Art. 229. Indien het hof generlei spoor ontdekt van een door de wet bepaald misdrijf of indien het geen voldoende aanwijzingen van schuld vindt, beveelt het dat de verdachte in vrijheid zal worden gesteld; dit wordt duidelijk uitgevoerd, indien hij niet om een andere reden wordt gevangen gehouden.

    Wanneer het hof in hetzelfde geval beslist over een verzet tegen de invrijheidstelling van de verdachte, door de eerste rechters uitgesproken, bevestigt het hun beschikking; dit wordt uitgevoerd zoals in het vorige lid bepaald is.

    Art. 230. Indien het hof oordeelt dat de verdachte moet worden verwezen naar een politierechtbank of naar een correctionele rechtbank, spreekt het de verwijzing uit en wijst de rechtbank aan die van de zaak kennis moet nemen.

    Wordt de verdachte verwezen naar een politierechtbank, dan wordt hij in vrijheid gesteld.

    Art. 231. Indien het feit door de wet misdaad wordt genoemd, en het hof voldoende bezwaren aanwezig acht om de inbeschuldigingstelling te wettigen, (verwijst het de verdachte naar de assisen).

    Indien het misdrijf in de beschikking tot gevangenneming verkeerd omschreven is, vernietigt het hof die beschikking en geeft een nieuwe.

    Indien het hof bij het uitspreken van de inbeschuldigingstelling van de verdachte beslist over een verzet tegen zijn invrijheidstelling, vernietigt het de beschikking van de eerste rechters en geeft een beschikking tot gevangenneming.

    Art. 232. (Opgeheven)

    Art. 233. De beschikking tot gevangenneming, door de eerste rechters of door het hof gegeven, wordt opgenomen in het arrest van inbeschuldigingstelling, welk arrest het bevel zal inhouden de beschuldigde te brengen naar het (huis van arrest) gevestigd bij het hof waarnaar hij verwezen wordt.

    Art. 234. De arresten worden ondertekend door alle rechters die ze hebben gewezen; zij vermelden, op straffe van nietigheid, zowel de vordering van het openbaar ministerie als de naam van iedere rechter.

    Art. 235. In alle zaken kunnen de hoven van beroep, zolang zij niet beslist hebben of de inbeschuldigingstelling dient te worden uitgesproken, om het even of de eerste rechters al dan niet een onderzoek hebben ingesteld, ambtshalve vervolgingen gelasten, zich de stukken doen overleggen, de zaak onderzoeken of doen onderzoeken, en daarna beschikken zoals het behoort.

    Art. 235bis. § 1. Bij de regeling van de rechtspleging onderzoekt de kamer van inbeschuldigingstelling, op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van een van de partijen, de regelmatigheid van de haar voorgelegde procedure. Zij kan dit zelfs ambtshalve doen.

    § 2. De kamer van inbeschuldigingstelling handelt op dezelfde wijze in de andere gevallen waarin ze kennis neemt van de zaak.

    § 3. Wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling ambtshalve de regelmatigheid van de rechtspleging onderzoekt en er een nietigheid, een grond van niet- ontvankelijkheid of van verval van de strafvordering kan bestaan, beveelt ze de debatten te heropenen.

    § 4. De kamer van inbeschuldigingstelling hoort, in openbare terechtzitting indien ze op verzoek van een partij daartoe besluit, de opmerkingen van de procureur-generaal, de burgerlijke partij en de inverdenkinggestelde.

    § 5. De onregelmatigheden, verzuimen of nietigheden als bedoeld in artikel 131, § 1, of met betrekking tot de verwijzingsbeschikking die door de kamer van inbeschuldigingstelling zijn onderzocht, kunnen niet meer opgeworpen worden voor de feitenrechter, behoudens de middelen die verband houden met de bewijswaardering of die de openbare orde aanbelangen. Hetzelfde geldt voor de gronden van niet-ontvankelijkheid of van verval van de strafvordering, behalve wanneer ze zijn ontstaan na de debatten voor de kamer van inbeschuldigingstelling. De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing ten aanzien van de partijen die pas na de verwijzing naar het vonnisgerecht in de rechtspleging betrokken zijn, behalve indien de stukken uit het dossier worden verwijderd overeenkomstig artikel 131, § 2, of overeenkomstig § 6 van dit artikel.

    § 6. Wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling een onregelmatigheid, verzuim of nietigheid als bedoeld in artikel 131, § 1, of een grond van niet-ontvankelijkheid of van verval van de strafvordering vaststelt, spreekt zij, als daartoe grond bestaat, de nietigheid uit van de handeling die erdoor is aangetast en van een deel of het geheel van de erop volgende rechtspleging. Nietigverklaarde stukken worden uit het dossier verwijderd en neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg, na het verstrijken van de termijn voor cassatieberoep. (De ter griffie neergelegde stukken mogen niet worden ingezien, en mogen niet in de strafprocedure worden aangewend.)

    (NOTA : bij arrest nr. 86/2002 van 8 mei 2002, heeft het Arbitragehof, in artikel 235bis, § 6, de zin " De ter griffie neergelegde stukken mogen niet worden ingezien, en mogen niet in de strafprocedure worden aangewend. " vernietigd, zie B.S. 24-05-2002, p. 22509 - 22514)

    Art. 235ter. § 1. De kamer van inbeschuldigingstelling is belast met de controle over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie.

    De kamer van inbeschuldigingstelling onderzoekt, op vordering van het openbaar ministerie, de regelmatigheid van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie bij het afsluiten van het opsporingsonderzoek waarin deze methoden werden toegepast en alvorens het openbaar ministerie tot rechtstreekse dagvaarding overgaat.

    De kamer van inbeschuldigingstelling onderzoekt op het ogenblik dat de onderzoeksrechter zijn dossier aan de...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT