Wet betreffende de voorlopige hechtenis - [Wet van 13 maart 1973 betreffende de vergoeding voor onwerkzame voorlopige hechtenis.]

Artikel 1. (Opgeheven )

Art. 2. (Opgeheven)

Art. 3. (Opgeheven)

Art. 4. (Opgeheven)

Art. 5. (Opgeheven)

Art. 6. (Opgeheven)

Art. 7. (Opgeheven)

Art. 8. (Opgeheven)

Art. 9. (Opgeheven)

Art. 10. (Opgeheven)

Art. 11. (Opgeheven)

Art. 12. (Opgeheven)

Art. 13. (Opgeheven)

Art. 14. (Opgeheven)

Art. 15. (Opgeheven)

Art. 16. (Opgeheven)

Art. 17. (Opgeheven)

Art. 18. (Opgeheven)

Art. 19. (Opgeheven)

Art. 20. (Opgeheven)

Art. 21. (Opgeheven)

Art. 22. (Opgeheven)

Art. 23. (Opgeheven)

BIJGEVOEGDE BEPALINGEN.

Art. 24. (Zie art. 89bis Wb. van Strafvordering)

Art. 25. (Zie art. 90bis Wb. van Strafvordering)

Art. 26. (Zie art. 136bis Wb. van Strafvordering)

Art. 27. § 1. Een recht op vergoeding wordt toegekend aan elke persoon die beroofd werd van zijn vrijheid in omstandigheden die strijdig zijn met de bepalingen van artikel 5 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950, goedgekeurd bij de wet van 18 mei 1955.

§ 2. De vordering wordt ingesteld bij de gewone gerechten, in de vormen bepaald door het Gerechtelijk Wetboek, en gericht tegen de Belgische Staat in de persoon van de Minister van Justitie.

Art. 28. § 1. Mag aanspraak maken op een vergoeding, elke persoon die in voorlopige hechtenis werd genomen gedurende meer dan acht dagen, zonder dat deze hechtenis of de handhaving ervan te wijten is aan zijn persoonlijke gedraging :

  1. indien hij bij een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing rechtstreeks of onrechtstreeks buiten de zaak is gesteld;

  2. indien hij, na een beschikking of een arrest van buitenvervolgingstelling te hebben bekomen, het bewijs levert dat er gegevens in feite of in rechte aanwezig zijn waaruit zijn onschuld blijkt;

  3. indien hij aangehouden werd of in hechtenis gebleven is nadat de strafvordering was verjaard;

  4. indien hij een beschikking of een arrest van buitenvervolgingstelling heeft bekomen waarbij uitdrukkelijk is vastgesteld dat het feit dat tot de voorlopige hechtenis aanleiding heeft gegeven, geen misdrijf is.

§ 2. Het bedrag van deze vergoeding wordt vastgesteld naar billijkheid en met inachtneming van alle omstandigheden van openbaar en privaat belang.

§ 3. Indien betrokkene geen vordering tot schadevergoeding voor de gewone gerechten kan instellen, moet de vergoeding worden gevraagd bij een verzoekschrift gericht aan de Minister van Justitie, die binnen zes maanden beslist.

De vergoeding wordt door de Minister van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT