Omzendbrief nr 404. - Uitvoering Handvest van de gebruiker van de Openbare Diensten (Belgisch Staatsblad van 22 januari 1993). - Spreekrecht van ambtenaren., de 8 décembre 1994

Artikel M. (Om technische redenen werd dit artikel onderverdeeld als volgt : 1M-14M)

Art. 1M. 1. Het spreekrecht van de ambtenaren moet worden gezien in het kader van de politieke en bestuurlijke vernieuwing, meer in het bijzonder van de overgang van een gesloten naar een open dienst, waarbij een zo goed mogelijke dienstverlening aan de burger voorop staat.

De totstandkoming van het beleid is een proces geworden waarbij zowel politici, ambtenaren als de bevolking betrokken zijn. Door de grotere vraag naar informatie, inspraak en participatie wensen meer mensen aan de totstandkoming van het beleid te participeren. Binnen deze veranderde maatschappelijke context kan men reeds de openbaarheid van bestuur en het handvest voor de gebruiker van de openbare dienst situeren. Het spreekrecht is een belangrijk deelaspect van de openbaarheid van bestuur (artikel 32 van de Grondwet).

Gezien de talrijke vragen die rijzen betreffende de concrete inhoud van het begrip " spreekrecht ", gelieve hierna de nodige verduidelijkingen te vinden.

Art. 2M. 2. De hoofdgedachte is dat moet gestreefd worden naar het waarborgen van een billijk evenwicht tussen de behoeften van de burgers, de belangen van de overheid (inbegrepen de goede werking van de overheidsdiensten) en de rechten van de ambtenaren.

Het spreekrecht van de ambtenaar is dus zowel de uitdrukking van zijn recht op vrijheid van meningsuiting (zie 3 hierna), als een belangrijk instrument om de efficiëntie van de interne besluitvorming te bevorderen (zie 4 hierna) en om de informatie aan de bevolking te verbeteren (zie 5 hierna). Bij dit alles is de ambtenaar gebonden door zijn loyauteitsplicht.

Art. 3M. 3. De vrijheid van meningsuiting wordt gegarandeerd in de Grondwet en in het Europees verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, art. 10 geformuleerd als volgt : " Eenieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of door te geven, zonder inmenging van overheidswege en ongeacht grenzen. Dit artikel belet niet, dat Staten radio-omroep, bioscoop of televisieondernemingen kunnen onderwerpen aan een systeem van vergunningen ".

Het is op basis van dit artikel van het Europees Verdrag voor de bescherming van de Rechten van de Mens, dat is hernomen in artikel 3 van het koninklijk besluit van 26 september 1994 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie, alsook op de publiekrechterlijke rechtspersonen die ervan afhangen, dat niet meer voorzien wordt in de tussenkomst van de hiërarchische meerdere om te verbieden feiten openbaar te maken waarvan de ambtenaren kennis zouden hebben gehad wegens hun ambt.

Voor de ambtenaren is de vrijheid van meningsuiting immers een onderdeel van het administratief statuut : het artikel 7 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel gewijzigd bij artikel 4 van het koninklijk besluit van 26 september 1994 houdende hervorming van verscheidene verordeningsbepalingen die toepasselijk zijn op het rijkspersoneel...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT