Koninklijk besluit betreffende de financiering van het Instituut voor veterinaire keuring., de 22 décembre 1998

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  1. wet van 5 september 1952 : de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel;

  2. wet van 15 april 1965 : de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel;

  3. vlees of vis : vlees of vis en voedingsmiddelen die vlees of vis bevatten bedoeld in de wetten van 5 september 1952 en 15 april 1965;

  4. inrichting : een inrichting die is erkend in toepassing van de wetten van 5 september 1952 en 15 april 1965;

  5. slachtbeurt : de dagelijkse duur van de slachtactiviteit uitgevoerd aan eenzelfde slachtlijn, te rekenen vanaf het doden van het eerste dier tot de weging of het begin van de koeling van het laatst geslachte dier, verminderd met de duur van de voorziene onderbrekingen van meer dan een half uur en de noodslachtingen die na de andere slachtingen worden uitgevoerd;

  6. slachttijd : de som van alle slachtbeurten per slachtlijn gedurende een kalendermaand;

  7. slachtritme : het aantal geslachte dieren per maand gedeeld door de slachttijd, desgevallend vermenigvuldigd met 2 voor de slachtlijnen die worden uitgeplitst in meerdere evisceratielijnen, en waarbij elke slachtbeurt geacht wordt minstens één uur te duren;

  8. jonge runderen : runderen jonger dan één jaar;

  9. partij : een hoeveelheid vlees of vis zoals omschreven in de Europese wetgeving inzake de veterinaire controles bij invoer van producten vanuit derde landen;

  10. Instituut : het Instituut voor veterinaire keuring;

  11. Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort.

    HOOFDSTUK II. - Bedrag van de rechten.

    Art. 2. § 1. Lastens de exploitant van een slachthuis voor slachtdieren wordt een keurrecht geïnd bestaande uit :

  12. een bedrag per dier dat, rekening houdend met het slachtritme, per categorie van dieren is vastgesteld :

    1. in hoofdstuk I van de bijlage voor de kalendermaanden gedurende welke aan dezelfde slachtlijn uitsluitend dieren van dezelfde categorie worden geslacht;

    2. in hoofdstuk II van de bijlage voor de kalendermaanden gedurende welke aan dezelfde slachtlijn dieren worden geslacht die tot verschillende categorieën behoren en waarvan het aantal voor de berekening van het slachtritme wordt omgezet tot rundvee-eenheden overeenkomstig hoofdstuk III van de bijlage;

  13. een bedrag per dier voor de opsporing van residuen dat is vastgesteld in hoofdstuk VI van de bijlage.

    Het bedrag voor varkens bedoeld onder 1° wordt verhoogd met 20 % indien de aangestelde van het slachthuis de tonsillen niet wegsnijdt.

    De rechten die in toepassing van 1° per slachtlijn worden geïnd mogen niet lager zijn dan de slachttijd vermenigvuldigd met 1 800 F.

    Het bedrag van de rechten bedoeld onder 1° en 2° is eveneens van toepassing op de dieren die niet levend in het slachthuis worden binnengebracht, met uitzondering van de in nood geslachte dieren.

    Voor dieren die niet aan de slachtlijn worden geslacht, is het bedrag van de rechten bedoeld in § 2, 1° en 2° van dit artikel van toepassing.

    Wanneer de slachtbeurt later dan voorzien een aanvang neemt, wordt het in het slachtplan opgegeven tijdstip als begin van de slachtbeurt in aanmerking genomen.

    § 2. Lastens de exploitant van een slachthuis voor slachtdieren met een geringe capaciteit, wordt een keurrecht geïnd bestaande uit :

  14. een bedrag per dier dat is vastgesteld als volgt :

    - runderen en eenhoevigen : 450 F;

    - jonge runderen : 250 F;

    - varkens en everzwijnen, met een geslacht gewicht van :

    - 25 kg of meer : 130 F;

    - minder dan 25 kg : 50 F;

    - loopvogels : 130 F;

    - schapen, geiten en wilde herkauwers, met een geslacht gewicht van :

    - minder dan 12 kg : 17,50 F;

    - 12 kg tot 18 kg : 35 F;

    - meer dan 18 kg : 50 F;

  15. een bedrag per dier voor de opsporing van residuen dat is vastgesteld in hoofdstuk VI van de bijlage.

    Het bedrag van de rechten bedoeld onder 1° en 2° is eveneens van toepassing op de dieren die niet levend in het slachthuis worden binnengebracht, met uitzondering van de in nood geslachte dieren.

    Indien de rechten bedoeld onder 1°, per slachtdag verschuldigd voor het gezondheidsonderzoek vóór de slachting en de keuring na de slachting, lager zijn dan 1 800 F, wordt een bedrag van 1 800 F geïnd, verhoogd met 900 F per aangevraagde bijkomende opdracht.

    § 3. In afwijking van de §§ 1, 1°, en 2, 1° van dit artikel, is het bedrag van het recht voor de in nood geslachte dieren, vastgesteld als volgt :

    1. runderen en eenhoevigen : 800 F per dier;

    2. jonge runderen : 400 F per dier;

    3. andere dieren : 200 F per dier.

    § 4. De rechten bedoeld in artikel 2, §§ 1, 1°, 2, 1°, en 3 worden verhoogd met 900 F per dier of groep van dieren, waarvan het identificatiedocument ontbreekt, ongeldig is of niet overeenstemt met het dier of de groep van dieren.

    Art. 3. § 1. Lastens de exploitant van een slachthuis voor gevogelte en konijnen wordt een keurrecht geïnd bestaande uit :

  16. een bedrag per dier dat, rekening houdend met het slachtritme, per categorie van dieren is vastgesteld :

    1. in hoofdstuk IV van de bijlage voor de kalendermaanden gedurende welke aan dezelfde slachtlijn uitsluitend gevogelte, konijnen of klein veder- of haarwild van eenzelfde categorie worden geslacht;

    2. in hoofdstuk V van de bijlage voor de kalendermaanden gedurende welke aan dezelfde slachtlijn dieren worden geslacht die tot verschillende categorieën behoren en waarvan het aantal voor de berekening van het slachtritme wordt omgezet tot pluimvee-eenheden overeenkomstig hoofdstuk III van de bijlage;

  17. een bedrag per dier voor de opsporing van residuen dat is vastgesteld in hoofdstuk VI van de bijlage.

    De rechten die in toepassing van 1° per slachtlijn worden geïnd mogen niet lager zijn dan de slachttijd vermenigvuldigd met 1 800 F.

    In afwijking van het bepaalde onder 1°, wordt in een slachthuis waar de keurder met het akkoord van de Minister wordt bijgestaan door aangestelden van het slachthuis, dit bedrag per slachtlijn vastgesteld als volgt :

    - een slachtlijn :

    slachttijd x 1 800 F x 1,1/aantal dieren ;

    - twee slachtlijnen gelijktijdig :

    slachttijd x 1 800 F x 0,8/aantal dieren .

    Het bedrag van de rechten bedoeld onder 1° en 2° is eveneens van toepassing op de dieren die niet levend in het slachthuis worden binnengebracht.

    Wanneer de slachtbeurt later dan voorzien een aanvang neemt, wordt het in het slachtplan opgegeven tijdstip als begin van de slachtbeurt in aanmerking genomen.

    § 2. Lastens de exploitant van een slachthuis voor gevogelte en konijnen met een geringe capaciteit, wordt een keurrecht geïnd bestaande uit :

  18. een bedrag per dier dat is vastgesteld als volgt :

    1. gevogelte, konijnen en klein veder- of haarwild, met een geslacht gewicht lager dan 2 kg : 1,15 F;

    2. gevogelte, konijnen en klein veder- of haarwild, met een geslacht gewicht van 2 kg tot 5 kg : 2,30 F;

    3. gevogelte, konijnen en klein veder- of haarwild, met een geslacht gewicht van meer dan 5 kg : 4,60 F;

    4. loopvogels : 130 F;

  19. een bedrag per dier voor de opsporing van residuen dat is vastgesteld in hoofdstuk VI van de bijlage.

    Indien de rechten bedoeld onder 1°, per slachtdag verschuldigd voor het gezondheidsonderzoek vóór en de keuring na de slachting, lager zijn dan 1 800 F, wordt een bedrag van 1 800 F geïnd, verhoogd met 900 F per aangevraagde bijkomende opdracht.

    Het bedrag van de rechten bedoeld onder 1° en 2° is van toepassing op de dieren die niet levend in het slachthuis worden binnengebracht.

    § 3. De exploitant van een slachthuis voor gevogelte en konijnen, bedoeld in § 1 van dit artikel, is ertoe gehouden een teller te plaatsen die het aantal geslachte dieren weergeeft.

    § 4. De rechten bedoeld in artikel 3, §§ 1, 1°, en 2, 1° worden verhoogd met 900 F per dier of groep van dieren waarvan het identificatiedocument ontbreekt, ongeldig is of niet overeenstemt met het dier of de groep van dieren.

    Art. 4. Lastens de exploitant van een vrij-wildverwerkingsinrichting wordt een keurrecht geïnd bestaande uit :

  20. een bedrag per dier dat is vastgesteld als volgt :

    1. everzwijnen met een geslacht gewicht :

      - van 25 kg of meer : 65 F;

      - lager dan 25 kg : 25F;

    2. loopvogels : 130 F;

    3. wilde herkauwers met een geslacht gewicht :

      - lager dan 12 kg : 9 F;

      - van 12 kg tot 18 kg : 18 F;

      - hoger dan 18 kg : 25 F;

    4. klein veder- of haarwild met een geslacht gewicht :

      - lager dan 2 kg : 1,15 F;

      - van 2 kg tot 5 kg : 2,30 F;

      - hoger dan 5 kg : 4,60 F;

  21. een bedrag per dier voor de opsporing van residuen dat is vastgesteld in hoofdstuk VI van de bijlage.

    Indien de som van de rechten bedoeld onder 1° per keuringsopdracht lager is dan 900 F wordt een bedrag van 900 F geïnd.

    Art. 5. § 1. Lastens de exploitant van het verkoopsorganisme van de vis wordt voor de uit zee in de vismijn aangevoerde vis een keurrecht geïnd...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT