15 FEBRUARI 2006. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen

ALBERT II, Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op artikel 76, gewijzigd bij de wet van 28 maart 2000, op de artikelen 77 en 78, op artikel 79, gewijzigd door de wetten van 18 juli 1991, 21 januari 1997 en 22 december 1998, op artikel 80, gewijzigd door de weten van 22 december 1998 en 22 december 2003, op artikel 88, gewijzigd door de wet van 15 juli 1970, op artikel 89, gewijzigd door de wet van 17 februari 1997, op artikel 90, gewijzigd door de wet 22 december 1998, op artikel 91, gewijzigd door de wetten van 3 augustus 1992, 11 juli 1994 en 28 maart 2000, op artikel 92 gewijzigd door de wetten van 3 augustus 1992, 28 november 2000 en 3 mei 2003, op artikel 93, op artikel 94, gewijzigd door de wet van 12 maart 1998, op de artikelen 95 tot 97;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 april 2002 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen;

Gelet op het advies van de eerste voorzitter van het Hof van beroep te Antwerpen, van de eerste voorzitter van het Arbeidshof te Antwerpen, van de procureur-generaal bij het Hof van beroep te Antwerpen, van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, van de procureur des Konings te Antwerpen, van de hoofdgriffier van de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen en van de stafhouder van de Orde van advocaten te Antwerpen;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

HOOFDSTUK I. - De algemene inrichting van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen

Artikel 1. § 1. De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen is gevestigd en houdt zitting in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen.

§ 2. De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen bestaat uit zesendertig kamers :

  1. dertien kamers in burgerlijke zaken, namelijk de kamers 1B tot 3B en 5B tot 14B;

  2. vier kamers in fiscale zaken, namelijk de kamers 1F tot 4F;

  3. één kamer die alle zaken, die tot de bevoegdheid van de voorzitter behoren, behandelt, namelijk de kamer KGD;

  4. één kamer inzake uitkeringen tot levensonderhoud op grond van artikel 336 Burgerlijk Wetboek, namelijk de kamer L;

  5. één kamer in beslagzaken en middelen van tenuitvoerlegging, namelijk de kamer BR;

  6. een kamer inzake rechtsbijstand bepaald in artikel 664 van het Gerechtelijk Wetboek, namelijk de kamer G;

  7. acht kamers in correctionele zaken, namelijk de kamers 1C tot en met 8C;

  8. zeven kamers in jeugdzaken, namelijk de kamers 1JR tot en met 7JR.

    § 3. In de rechtbank van eerste aanleg zijn er elf onderzoeksrechters, zeven jeugdrechters, van wie één leidend jeugdrechter, en vier beslagrechters.

    Art. 2. De kamers van de rechtbank zijn samengesteld uit één rechter, uitgezonderd de kamers 5B, 6B, 4C, 5C, 6C, 8C en 2F die samengesteld zijn uit drie rechters.

    Art. 3. In geval van dringende omstandigheden of wanneer een goede rechtsbedeling dit vereist, kan de voorzitter van de rechtbank, na het advies van de procureur des Konings en de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, een voorlopige wijziging brengen aan het aantal kamers, hun bevoegdheid en het aantal zittingen voor zover dat deze wijziging niet de opheffing van de betrokken kamers tot gevolg heeft.

    Indien de behoeften van de dienst het vereisen, kan de voorzitter van de rechtbank, na het advies van de procureur des Konings en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, beslissen dat één of meer kamers bijkomende zittingen houden, op de dagen en uren die hij bepaalt.

    HOOFDSTUK II. - De burgerlijke rechtbank

    Art. 4. De burgerlijke rechtbank bestaat uit de volgende onderafdelingen :

  9. de onderafdeling « eerste en tweede kamer »;

  10. de onderafdeling « echtscheiding »;

  11. de onderafdeling « kamers met drie rechters »;

  12. de onderafdeling « algemene kwalificatie in burgerlijke zaken »;

  13. de onderafdeling « beslagrecht »;

  14. de onderafdeling « voorzitter »;

  15. de onderafdeling « fiscaal recht ».

    Per onderafdeling is er minstens één inleidingskamer.

    Art. 5. § 1. De onderafdeling « eerste en tweede kamer » bestaat uit de kamers 1B en 2B.

    § 2. De onderafdeling « eerste en tweede kamer » neemt kennis van de vorderingen inzake :

  16. de staat en de bekwaamheid van personen;

  17. erfenissen;

  18. schenkingen en testamenten;

  19. homologaties van wijzigingen van het huwelijksvermogensstelsel;

  20. verdelingen en vereffeningen van huwelijksvermogensstelsels;

  21. verdelingen en vereffeningen van ontbonden huwelijksvermogensstelsels door overlijden;

  22. koopovereenkomsten inzake onroerende goederen;

  23. zakenrecht, meer bepaald met betrekking tot mede-eigendom, burenhinder en recht van opstal;

  24. verenigingen zonder winstoogmerk;

  25. intellectuele rechten, in het bijzonder auteursrechten, octrooien, merken enz.;

  26. vorderingen tot uitvoerbaarverklaring van beslissingen in burgerlijke zaken en handelszaken gewezen door buitenlandse gerechten;

  27. arbitrage;

  28. ...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT