Decreet tot wijziging van het decreet van 8 februari 2018 betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen, de 21 décembre 2022

Artikel 1. Dit decreet regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 ervan.

Art. 2. Artikel 4 van het decreet van 8 februari 2018 betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen, gewijzigd bij het decreet van 20 december 2018, wordt vervangen als volgt: "Art. 4. § 1. Het kind heeft recht op gezinsbijslag als hij/zij cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoet:

  1. hij/zij heeft zijn/haar wettelijke woonplaats op het grondgebied van het Franse taalgebied of indien hij/zij geen wettelijke woonplaats heeft, hij/zij verblijft daadwerkelijk in het Franse taalgebied;

  2. hij/zij is van Belgische nationaliteit of is houder van een verblijfstitel in België, of zijn/haar zijn ouders staatloos.

    Het attest van immatriculatie vormt in geen geval een verblijfstitel in de zin van dit decreet.

    Het kind uit een derde land dat gemachtigd is om in België te verblijven om onderwijs te volgen, voldoet niet aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden.

    Een kind jonger dan twaalf jaar dat geen verblijfsvergunning in België heeft, heeft recht op gezinsbijslag als een van zijn ouders een verblijfsvergunning in België heeft.

    § 2. Voor de toekenning van gezinsbijslagen wordt het kind dat voldoet aan de voorwaarden van paragraaf 1, eerste lid, 1°, wanneer de sociaal verzekerde het recht op gezinsbijslagen opent krachtens de artikelen 67 en 68 van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, vrijgesteld van de voorwaarden van paragraaf 1, eerste lid, 2°, wanneer de sociaal verzekerde :

  3. een Europees onderdaan of een onderdaan van een derde land is, die een economische activiteit uitoefent in de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland;

  4. daadwerkelijk verblijft in een Franstalig gebied en een Europees onderdaan is die geen economische activiteit uitoefent in de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland, op voorwaarde dat hij een verblijfsvergunning heeft in België.

    Voor de toekenning van gezinsbijslagen is een kind dat voldoet aan de voorwaarden van paragraaf 1, eerste lid, 1°, waarvan een van de ouders een Europees onderdaan is die een economische activiteit uitoefent op het grondgebied van het Koninkrijk België, vrijgesteld van de voorwaarden van paragraaf 1, eerste lid, 2°. Deze vrijstelling heeft een maximale duur van zes maanden.

    De Regering stelt de modaliteiten voor de toepassing van de in de leden 1 en 2 bedoelde vrijstellingsvoorwaarden vast.

    In de niet in het eerste en het tweede lid bedoelde gevallen is de niet-begeleide minderjarige vrijgesteld van de voorwaarden van lid 1, eerste lid, 2°.

    § 3. Het kind dat weliswaar zijn wettelijke woonplaats heeft in een Franstalig gebied, maar feitelijk buiten de Europese Economische Ruimte of Zwitserland verblijft, voldoet niet aan de voorwaarde van § 1, eerste lid, 1°

    De Regering kan evenwel vrijstelling verlenen van de in lid 1, eerste lid, 1°, bedoelde voorwaarden in gevallen of categorieën van gevallen die van belang zijn.

    § 4. Wanneer het kind geen woonplaats in België heeft, kan de sociaal verzekerde binnen de perken bedoeld bij de toepasselijke supranationale regelingen, ten gunste van de kinderen, die lid zijn van zijn familie, een recht op de gezinsbijslagen openen.

    Indien de verzekerde die daadwerkelijk in het Franse taalgebied woont, geen economische activiteit uitoefent in de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland en het recht op gezinsbijslagen krachtens de artikelen 67 tot en met 69 van voornoemde Verordening (EG) nr. 883/2004 van 29 april 2004 opent ten gunste van een kind dat niet daadwerkelijk in het Franse taalgebied woont, dient deze verzekerde over een verblijfsvergunning in België te beschikken.

    § 5. Dit artikel is van toepassing onverminderd de bepalingen van het samenwerkingsakkoord van 6 september 2017 tussen de Vlaamse Gemeenschap, het Waalse Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de aanknopingsfactoren, het beheer van de lasten van het verleden, de gegevensuitwisseling inzake de gezinsbijslagen en de praktische regels betreffende de bevoegdheidsoverdracht tussen de kinderbijslagfondsen die prevaleren.".

    Art. 3. In artikel 13, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet worden de woorden "Een toeslag van 10 euro" vervangen door de woorden "Een toeslag gelijk aan het bedrag van de toeslag bedoeld in artikel 14, eerste lid, verminderd met het bedrag van de toeslag bedoeld in paragraaf 1, 1°,".

    Art. 4. Artikel 16 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt: "Art. 16. De in artikel 9 bedoelde maandelijkse basisbijslag wordt verhoogd met een maandelijkse toeslag ten gunste van de rechtgevende kinderen met een handicap. Deze toeslag varieert naargelang de ernst en de gevolgen van de aandoening als volgt:

  5. 60 euro;

  6. 79,91 euro;

  7. 186,47 euro;

  8. 307,81 euro;

  9. 350 euro;

  10. 375 euro;

  11. 400 euro.

    De in het eerste lid bedoelde bedragen worden aan de spilindex 103,04 (basis 1996=100) gekoppeld.

    De voorwaarden voor de toekenning van de in het eerste lid bedoelde toeslag worden door de Regering vastgelegd.

    Art. 5. In artikel 20 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen het eerste en het tweede lid wordt het volgende lid ingevoegd: "De in lid 1 bedoelde vermindering is niet van toepassing indien aanspraak kan worden gemaakt op uitkeringen van dezelfde aard ten behoeve van een rechtgevend kind krachtens de statutaire regels van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie, indien de ouder van het kind of diens echtgenoot of samenwonende in België al dan niet in loondienst werkzaam is.

  12. Lid 2, thans lid 3, wordt vervangen door de volgende tekst:

    "De Regering bepaalt de volkenrechtelijke inrichtingen waarvan de op hun personeel toepasselijke statutaire regels gelijkgesteld wordt met de in lid 2 bedoelde statutaire regels.

    Art. 6. Artikel 22, § 1, eerste lid, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met volgende zin : "De Regering kan wegens bijzondere omstandigheden van de betrokkenen besluiten dat het kraamgeld aan een andere persoon wordt uitgekeerd.".

    Art. 7. In artikel 25, eerste lid, 2°, van hetzelfde decreet worden de woorden "zoals bedoeld in de artikelen 7 tot 20" opgeheven.

    Art. 8. Artikel 61, § 2, van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 22 december 2021, wordt vervangen als volgt : § 2. De Regering bepaalt de berekeningsmodaliteiten van het deel van elk privé-kinderbijslagfonds in de globale subsidie rekening houdend met:

  13. een kwantitatief criterium gebonden aan de werklast van de privé-kinderbijslagfondsen;

  14. een kwalitatief criterium gebonden aan de evaluatie van de kwaliteit van de prestaties van de privé-kinderbijslagfondsen.

    In afwijking van het eerste lid wordt de globale subsidie ter financiering van de administratieve kosten tot en met 31 december 2023 over de privé-kinderbijslagfondsen verdeeld op basis van het enige kwantitatieve criterium.".

    Art. 9. Artikel 63 van hetzelfde decreet, laatstelijk gewijzigd bij het decreet van 22 december 2021, wordt...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT