Decreet betreffende de subsidies ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden bij sommige ondernemingen, de 15 mars 2019

HOOFDSTUK I. - Doel en toepassingsgebied

Artikel 1. Dit decreet beoogt de toekenning binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten van een subsidie aan sommige ondernemingen voor de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (Publicatieblad van de Europese Unie, 24.012013, l.352/1), hierna de "de minimisverordening" genoemd.

Art. 2. De subsidie wordt toegekend aan de onderneming die niet-werkende werkzoekenden in dienst wenst te nemen.

Onder niet-werkende werkzoekende wordt verstaan, de persoon die bij de "Office wallon de la formation professionnelle et de l'emploi" (Waalse Dienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling), hierna "de Dienst" genoemd, als werkzoekende ingeschreven is en die zich in een werkloosheidsperiode bevindt.

In afwijking van het tweede lid worden de deeltijdse werknemers met behoud van rechten die de inkomensgarantie-uitkering genieten, met de niet-werkende werkzoekenden gelijkgesteld.

Onder werkloosheidsperiode wordt verstaan, de periode die begint te lopen bij de inschrijving van de werkzoekende bij de Dienst, waarin bedoelde werkzoekende niet in het kader van een arbeidsovereenkomst is aangeworven, noch zich in een statutaire relatie bevindt en geen activiteit uitoefent als zelfstandige als hoofdactiviteit.

De personen die de wettelijke pensioenleeftijd hebben bereikt, mogen niet als niet-werkende werkzoekenden in de zin van dit decreet beschouwd worden.

De niet-werkende werkzoekende mag niet in het kader van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur, behalve een vervangingsovereenkomst, met de enige onderneming, zoals bepaald in artikel 2, § 2, van de minimis-Verordening, verbonden zijn binnen twaalf maanden vóór de laatste inschrijving bij de Dienst.

De toestand van de in het eerste lid bedoelde personen wordt de dag vóór hun aanwerving binnen de onderneming die de subsidie geniet, beoordeeld.

Art. 3. § 1. Om de subsidie te genieten, voldoet de onderneming aan de volgende voorwaarden:

  1. een onderneming zijn in de zin van artikel I.1, eerste lid, 1°, a) of b) van het Wetboek van economisch recht met uitzondering van de verenigingen en stichtingen zoals bepaald in de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese politieke partijen en stichtingen;

  2. een micro-onderneming of een kleine onderneming zijn in de zin van Aanbeveling 2003/361/EC van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen;

  3. een bedrijfseenheid van de onderneming hebben die gelegen is in het Franse taalgebied;

  4. voor de onderneming die reeds in aanmerking is gekomen voor een in artikel 1 bedoelde subsidie of voor een financiële incentive krachtens het decreet van 2 mei 2013013 betreffende de financiële incentives ter bevordering van de indienstneming van personeel bij sommige ondernemingen, de verplichtingen van dit decreet of van voornoemd decreet van 2 mei 2013 hebben nageleefd tijdens drie jaar vóór de datum van ontvangst van de aanvraag aan de administratie.

    Zolang een authentieke gegevensbron over de kwalificatie van de ondernemingen niet is ingesteld, verstrekt de onderneming aan de Regering, volgens de modaliteiten die zij bepaalt, volledige informatie over het type onderneming waarvoor ze de subsidie aanvraagt.

    De in het eerste lid vermelde voorwaarden worden volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten gecontroleerd.

    § 2. De onderneming mag geen subsidie genieten als ze:

  5. behoort tot één van de sectoren die overeenkomstig de artikelen 1 en 2, 1., van de de-minimisverordening niet in aanmerking komen voor de staatsteun, of tot één van uitgesloten sectoren waarvan de lijst door de Regering wordt bepaald;

  6. de-minimissteun waarvan het totaal hoger is dan de in artikel 4, eerste lid, bedoelde drempels, gekregen heeft;

  7. failliet gaat overeenkomstig de Faillissementswet van 8 augustus 1997 of Boek XX, Titel VI "Insolventie van ondernemingen", van het Wetboek van economisch recht of in een gelijksoortige toestand krachtens een ander nationaal recht dat erop van toepassing zou zijn.

    Art. 4. Het totaalbedrag van de de-minimissteun toegekend aan één onderneming mag niet hoger zijn dan 200 000 euro over een periode van drie belastingjaren of 100 000 euro over een periode van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT