Decreet betreffende het jeugddelinquentierecht, de 26 avril 2019

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2. In dit decreet wordt verstaan onder:

  1. bemiddeling: het overleg tussen de minderjarige verdachte of de minderjarige delictpleger, de ouders, de opvoedingsverantwoordelijken, het slachtoffer en de personen die ten aanzien van het minderjarig slachtoffer het ouderlijk gezag uitoefenen of de opvoedingsverantwoordelijken, om hen de mogelijkheid te bieden, samen en met de hulp van een onpartijdige bemiddelaar, onder meer aan de relationele en materiële gevolgen van een jeugddelict tegemoet te komen;

  2. betrokken personen: de minderjarige verdachte, de minderjarige delictpleger, de ouders, de opvoedingsverantwoordelijken, het slachtoffer en de personen die ten aanzien van het minderjarige slachtoffer het ouderlijk gezag uitoefenen of de opvoedingsverantwoordelijken;

  3. gemeenschapsdienst: de onbezoldigde prestatie voor een aantal uren, opgelegd door de jeugdrechter of jeugdrechtbank als reactie op een delict;

  4. gemeenschapsinstelling: een door de overheid ingerichte instelling met een gesloten aanbod;

  5. gesloten oriëntatie: een gemeenschapsinstelling, of een afdeling van een gemeenschapsinstelling, die als opdracht heeft om voor de minderjarige verdachte of minderjarige delictpleger een gedocumenteerd antwoord te formuleren op de vraag of gesloten residentiële begeleiding noodzakelijk is en een oriëntatievoorstel te formuleren;

  6. herstelgericht groepsoverleg: het overleg tussen de minderjarige verdachte of de minderjarige delictpleger, het slachtoffer, hun sociale omgeving alsook alle dienstige personen, om hen de mogelijkheid te bieden om in groep en met de hulp van een onpartijdige bemiddelaar in overleg uitgewerkte oplossingen te overwegen over de wijze waarop het conflict kan worden opgelost dat voortvloeit uit het jeugddelict, onder meer rekening houdend met de relationele en materiële gevolgen van het jeugddelict;

  7. jeugddelict: een als misdrijf omschreven feit gepleegd door een minderjarige;

  8. leerproject: een gestructureerd leerprogramma, opgelegd door de jeugdrechter of jeugdrechtbank, of vastgelegd binnen de afhandeling op niveau van het openbaar ministerie, waarbij zowel het jeugddelict als de persoonlijkheid van de minderjarige of zijn vaardigheidstekorten als aanknopingspunt worden meegenomen;

  9. maatregel: het maatschappelijk antwoord op een jeugddelict tijdens de voorbereidende rechtspleging, met uitsluiting van het herstelrechtelijk aanbod;

  10. minderjarige: een persoon van minstens twaalf jaar die de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt op het ogenblik van het plegen van het jeugddelict;

  11. minderjarige delictpleger: een minderjarige die een jeugddelict heeft gepleegd;

  12. minderjarige verdachte: een minderjarige die verdacht wordt van het plegen van een jeugddelict;

  13. opvoedingsverantwoordelijken: andere natuurlijke personen dan de ouders die de minderjarige op duurzame wijze in feite onder hun bewaring hebben of bij wie de minderjarige geplaatst is door bemiddeling of ten laste van een openbare overheid;

  14. oriëntatievoorstel: het voorstel van het meest aangewezen traject voor een bepaalde jongere dat wordt geformuleerd op grond van een multidisciplinaire screening en risicotaxatie tijdens een gesloten oriëntatie;

  15. ouders: de natuurlijke personen die titularis zijn van het ouderlijk gezag, of bij ontstentenis van die personen, de wettelijke vertegenwoordigers;

  16. positief project: de deelname aan een activiteit, een programma of een opleiding of het uitvoeren van een taak of een project. De minderjarige verdachte of delictpleger neemt zelf initiatief voor de invulling van het positief project en wordt bij de uitvoering ervan begeleid door een erkende dienst. Het positief project is gericht op het herstel van de gevolgen van het gedrag of het jeugddelict en/of de veroorzaakte schade;

  17. reactie: de maatregel of sanctie als maatschappelijk antwoord op een jeugddelict;

  18. rechtspleging ten gronde: de rechtspleging met het oog op de toepassing van een van de sancties, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 3;

  19. sanctie: het maatschappelijk antwoord op een jeugddelict tijdens de rechtspleging ten gronde, met uitsluiting van het herstelrechtelijk aanbod, de uithandengeving en het toevertrouwen van een minderjarige aan een afdeling van een jeugdpsychiatrische dienst;

  20. slachtoffer: de persoon die verklaart morele of materiële schade te hebben geleden die veroorzaakt is door een jeugddelict;

  21. sociale dienst: de Sociale Dienst voor Gerechtelijke Jeugdhulpverlening, vermeld in artikel 56 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;

  22. voorbereidende rechtspleging: de rechtspleging met het oog op de toepassing van een van de maatregelen, vermeld in hoofdstuk 4, afdeling 2;

  23. wet van 8 april 1965: de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade.

    HOOFDSTUK 2. - Grondbeginselen en toepassingsgebied

    Afdeling 1. - Grondbeginselen

    Art. 3. § 1. Het optreden van de actoren die betrokken zijn bij de uitvoering van dit decreet, beoogt tijdig en gepast:

  24. het vaststellen van het jeugddelict en het bepalen van de verantwoordelijkheid hiervoor;

  25. de uitdrukkelijke verwijzing naar en de uitleg van de geldende norm, de procedure waarin de minderjarige zich bevindt, waar de minderjarige zich aan mag verwachten en wat de minderjarige zelf kan doen binnen deze procedure en dit in een voor de minderjarige begrijpelijke taal, alsook de confrontatie met de concrete gevolgen van het gepleegde jeugddelict;

  26. het herstel van de schade die door het gepleegde jeugddelict wordt berokkend, met inbegrip van de sociale re-integratie van de minderjarige in, en het herstel van de banden met zijn context. Dit mag de positieve medewerking van de minderjarige aan een buitengerechtelijk herstel van de maatschappelijke verhoudingen niet in de weg staan en mag de jeugdhulpverlening niet (ver)hinderen;

  27. de bescherming van het veilig en vredig samenleven in de maatschappij;

  28. het vermijden van recidive ter bescherming van de maatschappij op lange termijn door multidisciplinair in te zetten op preventie en de onderliggende oorzaken van jeugddelinquentie aan te pakken.

    § 2. Elk optreden:

  29. wordt uitgevoerd door personen die een speciale en aangehouden vorming hebben genoten over het jeugdrecht;

  30. is voor alle partijen humaan, zinvol en zingevend;

  31. mag niet strenger of ingrijpender zijn dan gerechtvaardigd wordt door de aard en de ernst van het jeugddelict, de erdoor veroorzaakte schade en de objectieve gevaarlijkheid van de minderjarige voor de maatschappij;

  32. houdt rekening met de specifieke situatie;

  33. houdt rekening met de kennis en inzichten verworven uit wetenschappelijk onderzoek en goede praktijken.

    § 3. De minderjarige verdachte en de minderjarige delictpleger genieten de toepasselijke rechtswaarborgen die zijn opgenomen in het decreet van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp en bijkomende waarborgen die zijn ingebouwd in dit decreet. Op elke actor die betrokken is bij de uitvoering van dit decreet, rust de verplichting om de minderjarige verdachte en delictpleger van deze rechtswaarborgen op een door hem begrijpbare manier tijdig op de hoogte te brengen.

    De minderjarige verdachte en de minderjarige delictpleger genieten bovendien van alle specifieke rechten die hem als dusdanig door de Grondwet en internationale verdragsteksten worden toegekend, inzonderheid de rechten die in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind zijn omschreven. Die rechten en vrijheden gaan gepaard met de volgende bijzondere waarborgen:

  34. de situatie van minderjarige verdachten en delictplegers, vereist herstel, een reactie en begeleiding. Hun toestand van afhankelijkheid, hun ontwikkelingskansen en maturiteitsgraad scheppen bijzondere behoeften die luisterbereidheid, raad en bijstand vereisen;

  35. elke reactie en afhandeling op niveau van het openbaar ministerie heeft tot doel de minderjarigen aan te moedigen zich de maatschappelijke normen eigen te maken;

  36. bij de tenlasteneming van minderjarige verdachten en delictplegers wordt, wanneer dit mogelijk is, een beroep gedaan op de in dit decreet in hoofdstuk 3, afdeling 2, voorziene afhandeling op niveau van het openbaar ministerie, waarbij rekening wordt gehouden met de bescherming van de maatschappij;

  37. in het kader van dit decreet mogen aan het recht op vrijheid van de minderjarigen alleen de belemmeringen worden opgelegd die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de maatschappij of van de minderjarige zelf, rekening houdend met de behoeften van de minderjarigen, de belangen van hun context en de rechten van de slachtoffers.

    Aan de minderjarige verdachte en de minderjarige delictpleger worden de toepasselijke artikelen uit het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, overhandigd.

    § 4. Het opnemen van de verantwoordelijkheid bij de uitoefening van de rechten en de plichten door de ouders of de opvoedingsverantwoordelijken wordt op alle niveaus van de maatschappelijke tussenkomst geëerbiedigd.

    § 5. Reacties worden voor een zo kort mogelijke duur genomen.

    Reacties worden genomen als er voldoende ernstige aanwijzingen bestaan dat verder onderzoek noodzakelijk is, of de schuld bewezen is, en alleen als de reden waarom een reactie wordt opgelegd op geen enkele andere manier kan worden bereikt.

    Geen enkele maatregel kan worden genomen met het oog op onmiddellijke sanctionering, noch met het oog op bekentenissen of het afdwingen van bepaalde verklaringen.

    Afdeling 2. - Toepassingsgebied van het jeugddelinquentierecht

    Art. 4. § 1. Dit decreet is van toepassing op de minderjarige verdachte en de minderjarige delictpleger.

    § 2. Ten opzichte van een persoon die een jeugddelict heeft gepleegd en die op het ogenblik van de feiten de volle leeftijd van twaalf...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT