Decreet betreffende de controle van de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek alsook de invoering van administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op deze wetgevingen en reglementeringen, de 3 mai 2019

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Voor de toepassing van dit decreet en van de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder :

  1. Administratie : de door de Regering aangewezen dienst(en);

  2. inspecteurs : de ambtenaren aangewezen door de Regering;

  3. werknemers : de personen die krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon en degenen die daarmee gelijkgesteld worden, met inbegrip van :

    1. de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon, of die arbeid verrichten onder gelijkaardige voorwaarden als die van een arbeidsovereenkomst;

    2. de personen die geen arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon maar die geheel of gedeeltelijk onderworpen zijn aan de wetgeving betreffende de sociale zekerheid der werknemers;

    3. de personen bedoeld in artikel 1, 4°, van het decreet van 3 april 2009 betreffende de registratie en de erkenning van de arbeidsbemiddelingsbureaus;

    4. de binnen een onderneming overgeplaatste werknemers, bedoeld in de normen betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers;

    5. de buitenlandse zelfstandigen die bij wet of reglement in het bezit moeten zijn van een vergunning om een zelfstandige beroepsactiviteit te kunnen uitoefenen;

  4. gerechtigden : de personen, rechthebbenden of rechtverkrijgenden, die recht hebben op voordelen toegekend door de wetgevingen en regelgevingen bedoeld in artikel 3, en zij die er aanspraak op maken;

  5. werkgevers : de natuurlijke personen, de privé- of publiekrechtelijke rechtspersonen of de feitelijke verenigingen die de onder 3° genoemde personen tewerkstellen of die met werkgevers worden gelijkgesteld in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald bij de wetgeving, met inbegrip van :

    1. de natuurlijke of rechtspersonen die uitzenddiensten verlenen, die een outplacementbureau, een wervings- en selectiebureau of een bureau voor kosteloze arbeidsbemiddeling exploiteren overeenkomstig de regelgeving van toepassing op de outplacementbureaus;

    2. de gebruikers, namelijk de natuurlijke of rechtspersonen die een beroep doen op de diensten verleend door een outplacementbureau, of die de taken van de werknemers bepalen en toezicht houden op de uitvoering ervan;

    3. de begunstigden van subsidies, namelijk de natuurlijke en rechtspersonen die subsidies inzake economie, werkgelegenheid en onderzoek gevraagd of verkregen hebben aan en van het Waalse Gewest of aan en van rechtspersonen, die rechtstreeks of onrechtstreeks door het Gewest gesubsidieerd worden, daarin begrepen ieder door het Waalse Gewest verleend terugvorderbaar voorschot, met of zonder interest;

    4. de begunstigden van een erkenning, namelijk de natuurlijke of rechtspersonen die een erkenning inzake economisch beleid, werkgelegenheidsbeleid en wetenschappelijk onderzoek gevraagd of verkregen hebben aan en van het Waalse Gewest of aan en van een rechtspersoon, die rechtstreeks of onrechtstreeks door hem wordt gesubsidieerd ;

    5. in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming, de entiteit waarin de over te plaatsen persoon tijdelijk wordt overgeplaatst, ongeacht zijn rechtsvorm, gevestigd in het Franse taalgebied;Art. 2. De Regering bepaalt de nadere berekeningsregels voor de termijnen en voor het overmaken van stukken, informatie en gegevens in het kader van dit decreet en de uitvoeringsmaatregelen ervan.

    Art. 3. De inspecteurs zijn belast met het opsporen en vaststellen van de inbreuken op de wetgevingen en reglementeringen inzake het economisch beleid, het tewerkstellingsbeleid en het wetenschappelijk onderzoek bedoeld in artikel 6, § 1, VI en IX, en 6bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 betreffende institutionele hervormingen, waarin bepaald wordt dat de controle uitgeoefend wordt overeenkomstig de bepalingen van dit decreet.

    HOOFDSTUK II. - Bevoegdheden van de inspecteurs

    Art. 4. Onverminderd het decreet van 20 juli 1831 betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie, wordt de eed van de inspecteurs in de handen afgelegd van de Minister bevoegd voor Ambtenarenzaken of diens afgevaardigde.

    Art. 5. De inspecteurs hebben niet de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie.

    De inspecteurs kunnen in de uitoefening van hun ambt de bijstand van de lokale en federale politie of van andere gewestelijke diensten vorderen.

    Art. 6. De inspectuers oefenen hun opdrachten uit, voorzien van het legitimatiebewijs van hun ambt, waarvan het model door de Regering wordt vastgesteld.

    In de uitoefening van hun ambt vertonen ze hun legitimatiebewijs en geven de in dat verband ontmoete personen te kennen, in welke hoedanigheid ze optreden.

    Art. 7. § 1. De inspecteurs mogen, in de uitoefening van hun opdrachten, op ieder uur van de dag en de nacht, zonder voorafgaande verwittiging alle werkplaatsen betreden die aan hun controle onderworpen zijn wanneer zij redelijkerwijs vermoeden dat daar personen tewerkgesteld zijn die onderworpen zijn aan de wetgevingen en reglementeringen bedoeld in artikel 3.

    Tot de bewoonde ruimten hebben zij evenwel enkel toegang:

  6. wanneer zij zich tot vaststelling op heterdaad van een inbreuk ter plaatse begeven;

  7. op verzoek of met toestemming van de persoon die het werkelijk genot heeft van de bewoonde ruimte. Dat verzoek of de toestemming moet schriftelijk en voorafgaand aan de visitatie worden gegeven;

  8. in geval van oproep vanuit die plaats;

  9. in geval van brand of overstroming;

  10. wanneer zij in het bezit zijn van een machtiging tot visitatie uitgereikt door de onderzoeksrechter.

    § 2. Voor het verkrijgen van een machtiging tot visitatie als bedoeld in paragraaf 1,lid 2, 5°, richten de inspecteurs een met redenen omkleed verzoek aan de onderzoeksrechter, bevattende:

  11. de identificatie van de bewoonde ruimten die het voorwerp zijn van de visitatie;

  12. de wetgeving die het voorwerp is van het toezicht en waarvoor de werkgelegenheidsinspecteurs van oordeel zijn een machtiging tot visitatie nodig te hebben;

  13. in voorkomend geval, de eventuele inbreuken die het voorwerp zijn van de controle;

  14. alle documenten en inlichtingen waaruit blijkt dat het gebruik van dit middel nodig is.

    Een machtiging tot visitatie kan door de werkgelegenheidsinspecteurs worden verkregen voor de toegang tot de bewoonde ruimten na 21 uur en voor 5 uur mits het verzoek aan de onderzoeksrechter met bijzondere redenen wordt omkleed.

    § 3. De onderzoeksrechter beslist binnen een termijn van maximum 48 uur na de ontvangst van het verzoek bedoeld in paragraaf 2.

    De beslissing van de onderzoeksrechter is met redenen dan wel, in geval van visitatie na 21 uur en voor 5 uur, met bijzondere redenen omkleed.

    Tegen deze beslissing is geen beroep mogelijk.

    Met uitzondering van de stukken waaruit de identiteit van de indiener van een eventuele klacht of aangifte kan worden afgeleid en onverminderd de toepassing van artikel 30 dient het geheel van de motiveringsstukken tot het verkrijgen van de machtiging tot visitatie, als bedoeld in § 2, eerste lid, aan het strafdossier of aan het dossier in het kader waarvan een administratieve geldboete kan worden opgelegd, te worden toegevoegd.

    § 4. In geval van visitatie beschikken de inspecteurs over alle bevoegdheden die aan hen toegekend zijn bij dit decreet, met uitzondering van de opsporing van informatiedragers en de daarmee gepaard gaande bevoegdheden als bedoeld in artikel 8, §§ 3 tot 5.

    Art. 8. § 1. De inspecteurs gaan over tot elk onderzoek, elke opsporing, elke controle, en elk verhoor, en winnen alle inlichtingen in die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de wetgevingen en reglementeringen bedoeld in artikel 3 worden nageleefd.

    § 2. De inspecteurs nemen de identiteit op van de personen die zich op de werkplaatsen bevinden of op de andere plaatsen die aan hun controle onderworpen zijn en waarvan zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat zij werkgevers, aangestelden of lasthebbers, werknemers, begunstigden zijn, alsmede van gelijk welke personen wier verklaring zij nodig achten voor de uitoefening van de controle.

    Daartoe vorderen de inspecteurs van deze personen de voorlegging van officiële identificatiedocumenten of, bij ontstentenis van deze documenten of in geval van twijfel over hun echtheid, trachten zij de identiteit te achterhalen door het maken van beeldmateriaal, ongeacht de drager ervan, in de gevallen, en volgens de voorwaarden en nadere regels als bepaald in artikel 10.

    § 3. De inspecteurs kunnen eveneens ieder onderzoek, iedere opsporing, iedere controle en ieder verhoor verrichten en alle informatiedragers laten vertonen en onderzoeken die zich bevinden op de werkplaatsen of op de andere plaatsen, die aan hun controle zijn onderworpen en die hetzij sociale gegevens, bedoeld in artikel 1, 6°, bevatten, hetzij gelijk welke andere gegevens bevatten die ingevolge wet of decreet dienen te worden opgemaakt, bijgehouden of bewaard, zelfs wanneer de inspecteurs niet zijn belast met het toezicht op deze wetgeving.

    Daartoe mogen de inspecteurs eveneens de in het eerste lid bedoelde informatiedragers opsporen en onderzoeken die vanuit deze plaatsen toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat.

    § 4. De inspecteurs mogen zich eveneens, zonder verplaatsing, alle informatiedragers die gelijk welke andere gegevens bevatten ter inzage doen voorleggen wanneer zij dit nodig achten voor het volbrengen van hun opdracht en overgaan tot het onderzoek ervan.

    § 5. Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber afwezig is op het ogenblik van de controle, doen de inspecteurs de nodige inspanningen om contact op te nemen met hem om voormelde informatiedragers te doen overleggen.

    Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber onbereikbaar is, mogen de inspecteurs tot de opsporing of het onderzoek bedoeld in paragraaf 3 overgaan.

    Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber zich verzet tegen deze opsporing of dit onderzoek, wordt...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT