Omzendbrief BB 2008/07. - Agentschap voor Binnenlands Bestuur. - Afdeling Lokale en Provinciale Besturen. - Financiën en Personeel., de 18 juillet 2008

Artikel M. 1. Toepassingsgebied.

Het decreet is enkel toepasselijk op de eigen belastingen van de provincies en de gemeenten. De vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van aanvullende belastingen en opcentiemen volgen de regeling van de hoofdbelasting.

  1. Definities.

    2.1. De deputatie als bevoegde overheid.

    Artikel 3 van het decreet definieert de betekenis van twee begrippen specifiek voor dit decreet : vertegenwoordiger, of degene die bevoegd is om de belastingschuldige te vertegenwoordigen en de bevoegde overheid, hetzij het college van burgemeester en schepenen voor gemeentebelastingen en de deputatie voor provinciebelastingen. Merk op dat nu ook voor provinciebelastingen het uitvoerend orgaan is aangeduid als bevoegde overheid, dit naar analogie met de regeling voor de gemeente. Bevoegde overheid is nu dus de deputatie.

    2.2. Aanslagjaar in plaats van dienstjaar.

    Inzake belastingen wordt meestal gesproken van het aanslagjaar. Dat is het jaar waarop de belasting betrekking heeft. Inzake gemeentebelastingen was de term dienstjaar tot nu toe gebruikelijk. Dat was de term die zowel in de Nieuwe Gemeentewet als in de boekhouding werd gebruikt. Artikel 145 van het gemeentedecreet heeft de term "dienstjaar" echter niet hernomen maar spreekt van financieel boekjaar. Het is meest logisch dat inzake gemeente- en provinciebelastingen voortaan ook gesproken wordt van het aanslagjaar.

    2.3. Belastingschuldige - belastingplichtige.

    De beide begrippen worden gebruikt in het decreet, elk met hun specifieke betekenis. De belastingplichtige is degene in wiens hoofde de belasting wordt gevestigd, degene op wie de belasting toepasselijk is. De belastingschuldige is degene die de belasting moet betalen. Het is de belastingplichtige die op het kohier wordt vermeld (artikel 3, § 2), het is de belastingplichtige die in de procedure van de ambtshalve vestiging wordt aangeschreven (artikel 7), maar het is de belastingschuldige die bezwaar kan indienen (artikel 9) tegen de belastingaanslag.

    In de meeste gevallen vallen die begrippen samen.

    2.4 Onderscheid contantbelastingen - kohierbelastingen

    Dit hoofdonderscheid is gebaseerd op de wijze van inning van de belasting : kohierbelastingen worden op een kohier gebracht, contantbelastingen worden onmiddellijk geïnd tegen afgifte van een betalingsbewijs.

  2. Contantbelastingen.

    Contantbelastingen worden onmiddellijk geïnd tegen afgifte van een betalingsbewijs (artikel 5, § 1).

    De contantbelasting is onmiddellijk eisbaar.

    Het bezwaarschrift tegen een contantbelasting moet, conform artikel 9, § 1, worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum van de contante inning.

    In het advies van de Raad van State bij het ontwerpdecreet werd gewaarschuwd voor een mogelijke schending van het gelijkheidsbeginsel tussen contant- en kohierbelastingen en dit betreffende de kennisgeving van de regels van het bezwaarrecht. Bij kohierbelastingen moeten die regels en gegevens verplicht vermeld worden op het aanslagbiljet.

    Bij contantbelastingen zouden die regels en de contactgegevens kunnen vermeld worden op het afgiftebewijs. Vooral om de administratieve lasten en de kosten niet onnodig te verzwaren is er nochtans voor geopteerd om deze verplichting niet op te leggen. Wegens de specifieke aard van contantbelastingen is dit ook niet nodig : bij de betaling is er doorgaans immers een direct contact met de belastingplichtige zodat bezwaren bij die gelegenheid al kunnen worden uitgeklaard of zodat indien nodig dan op de regels van de bezwaarprocedure kan worden gewezen. Bovendien gaat het bij contantbelastingen heel vaak over kleine bedragen en zou het in die gevallen onverantwoord zijn om de administratieve last en de administratieve kost onnodig te verzwaren.

    Uiteraard doen de gemeenten en provincies er wel goed aan om het bezwaarrecht in de mate van het mogelijke onder de aandacht te brengen van de belastingschuldige. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door de regels en contactgegevens toch te vermelden op het afgiftebewijs of door een foldertje ter beschikking te leggen bij degene die de contantbelasting int, waarin de regels en de nodige contactgegevens zijn vermeld.

    Als de contantbelasting niet kan worden geïnd, wordt de belasting een kohierbelasting : ze wordt dit door opname in een kohier en krijgt vanaf dan alle kenmerken van een kohierbelasting, met inbegrip van een betalingstermijn van twee maanden en een bezwaartermijn van drie maanden vanaf de verzending van het aanslagbiljet (artikel 4, § 5).

    Merk ook op dat de aangifteplicht niet meer mogelijk is bij contantbelastingen. Hiermee heeft men mogelijke begripsverwarring tussen vergunningsplicht en fiscale aangifteplicht willen vermijden. Dat bleek vroeger wel eens voor te komen.

  3. Kohierbelastingen.

    4.1. Elementen van het kohier.

    Het kohier is een authentieke akte en de wettelijke titel voor de invordering van de belasting. Het moet dus al de elementen bevatten die noodzakelijk zijn om de belastingschuld en de belastingplichtige onbetwistbaar te kunnen identificeren. Het decreet vermeldt in artikel 4, § 2 :

    1. de naam van de provincie of van de gemeente die de belasting heeft gevestigd;

    2. de voornaam, achternaam of maatschappelijke benaming en het adres van de belastingplichtige;

    3. de datum en benaming van het reglement krachtens welke de belasting is gevestigd;

    4. het belastbaar feit, de berekening en het bedrag van de belasting, evenals het aanslagjaar waarop de belasting betrekking heeft;

    5. het nummer van het kohierartikel;

    6. de datum van uitvoerbaarverklaring.

      De kohieren worden door de bevoegde overheid vastgesteld en uitvoerbaar verklaard ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar.

      Het kohier wordt tegen ontvangstbewijs overgezonden aan de financieel beheerder die onverwijld zorgt voor de verzending van de aanslagbiljetten, zonder kosten voor de belastingschuldige (artikel 4, § 3).

      4.2. Elementen van het aanslagbiljet.

      Het aanslagbiljet is het communicatiemiddel tussen de overheid en de belastingschuldige. Behalve de elementen vermeld op het kohier moet het dus alle noodzakelijke gegevens bevatten om de belastingschuldige toe te laten gebruik te maken van zijn bezwaarrecht. Het decreet vermeldt in artikel 4, § 3 :

    7. de verzendingsdatum van het aanslagbiljet;

    8. de uiterste betalingsdatum;

    9. ...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT