Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 oktober 1983 betreffende de bezoldigingsregeling van de personeelsleden van de rijkswacht., de 16 décembre 1994

HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen.

Artikel 1. In artikelen 2, § 1, en 3, § 3, van het koninklijk besluit van 24 oktober 1983 betreffende de bezoldigingsregeling van de personeelsleden van de rijkswacht, wordt het woord " bijlage " vervangen door de woorden " bijlage A ".

Art. 2. De weddeschaal vermeld in artikel 3, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 november 1988, 28 januari 1991, 7 mei 1991, 22 december 1991, 25 januari 1994 en 2 december 1994, wordt vervangen door de volgende weddeschaal :

" 540 922 - 793 052

3 1 x 15 885

4 2 x 23 275

5 2 x 22 275. "

Art. 3. Artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 december 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling :

" Artikel 5. Voor het toekennen van de tussentijdse verhogingen komen in aanmerking :

  1. voor het personeelslid van de rijkswacht beneden de officiersrang, het totaal van de werkelijke dienst die hij, na de leeftijd van 20 jaar, als personeelslid van de rijkswacht heeft verricht;

  2. voor de officier, de luitenant-leerling en de onderluitenant-leerling niet bedoeld in 3° :

    1. het totaal van de werkelijke dienst die hij, na de leeftijd van 21 jaar, heeft verricht in een graad van officier bij de rijkswacht;

    2. tweederde van de werkelijke dienst die hij, na de leeftijd van 21 jaar, als personeelslid van de rijkswacht heeft verricht in een graad beneden die van officier;

  3. voor de officier, de onderluitenant-leerling en de kandidaat-officier die aangeworven is op basis van een der diploma's of studiegetuigschriften die in aanmerking worden genomen voor de aanwerving in de betrekkingen van niveau 1 bij de Rijksbesturen :

    1. het totaal van de werkelijke dienst die hij, na de leeftijd van 21 jaar, heeft verricht als officier of als kandidaat-officier;

    2. tweederde van de werkelijke dienst die hij, na de leeftijd van 21 jaar, als personeelslid van de rijkswacht die geen kandidaat-officier is, heeft verricht in een graad beneden die van officier. "

    Art. 4. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

  4. in § 1 worden de woorden " artikel 15, 1° en 2° " vervangen door de woorden " artikel 15 ";

  5. in § 3 worden de woorden " artikelen 5, 6 en 8 " vervangen door de woorden " artikelen 6 en 8 ".

    Art. 5. Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :

    " Artikel 10. § 1. In afwijking van artikel 3, bekomt het personeelslid dat bevorderd werd, in zijn nieuwe graad nooit een lagere wedde dan die welke hij in zijn vorige graad zou hebben genoten.

    § 2. Wanneer de schaal van zijn vorige graad tot groep 2 en de schaal van zijn nieuwe graad tot groep 1 behoort, bekomt het in § 1 bedoelde personeelslid in zijn nieuwe graad altijd ten minste een wedde die 40 080 frank hoger ligt dan die welke hij in zijn vorige graad zou hebben genoten overeenkomstig de bepalingen van § 1.

    § 3. Wanneer de schaal van zijn vorige graad gekoppeld is aan die van eerste wachtmeester en de schaal van zijn nieuwe graad gekoppeld is aan die van opperwachtmeester, bekomt het in § 1 bedoelde personeelslid in zijn nieuwe graad altijd ten minste een wedde die 29 089 frank hoger ligt dan die welke hij in zijn vorige graad zou hebben genoten overeenkomstig de bepalingen van § 1.

    § 4. De toepassing van de bepalingen van § 2 en § 3 mag niet tot gevolg hebben dat de wedde van het personeelslid hoger zou liggen dan de maximumwedde van de schaal die gekoppeld is aan zijn nieuwe graad of dan die van zijn vorige graad, indien die hoger is. "

    Art. 6. In artikel 26 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 september 1990, wordt de rubriek " wedde " vervangen door de volgende bepaling :

    " - " wedde " : naar gelang van het geval, de jaarlijkse brutobezoldiging of de gewaarborgde bezoldiging, zoals die bepaald is, voor de maand tijdens dewelke de dienstprestaties werden verricht, in het koninklijk besluit van 24 oktober 1983 betreffende de bezoldigingsregeling van de personeelsleden van de rijkswacht, gewijzigd :

  6. wat de jaarlijkse brutobezoldiging betreft, bij koninklijk besluit van 25 januari 1994 en,

  7. wat de gewaarborgde bezoldiging betreft, bij koninklijk besluit van 22 december 1992. "

    Art. 7. Artikel 27, § 4, van hetzelfde besluit gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 oktober 1987 en 4 september 1990, wordt vervangen door de volgende bepaling :

    " § 4. De dienstprestaties verricht tussen de eerste en de laatste dag van een kalendermaand en die recht geeft op de in dit hoofdstuk bepaalde toelagen, worden voor hun werkelijke duur aangerekend.

    Wanneer een dienstprestatie die werd aangevat de laatste dag van een kalendermaand, de eerste dag van de volgende maand beëindigd wordt, wordt de duur van de prestatie tot middernacht op de laatste dag van de eerste maand aangerekend, terwijl de duur van de prestatie na middernacht op de eerste dag van de volgende maand wordt aangerekend.

    Wanneer het aldus verkregen aantal uren dienstprestaties een uurgedeelte gelijk aan of meer dan dertig minuten omvat, wordt dit gedeelte naar het volgende uur afgerond; in het tegenovergestelde geval wordt er geen rekening mee gehouden. "

    Art. 8. In titel II van hetzelfde besluit, wordt een hoofdstuk Vbis ingevoegd, luidend als volgt : " HOOFDSTUK Vbis. - De tweetaligheidstoelage.

    Artikel 30bis. Aan de leden van het beroepspersoneel van de rijkswacht die aan de volgende voorwaarden...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT