Besluit van de Waalse Regering betreffende de toekenning van subsidies aan publiekrechtelijke personen en niet-commerciële instellingen voor de uitvoering van studies en werken voor de verbetering van de energieprestatie en het rationeel energiegebruik in de gebouwen ('UREBA besluit'), de 13 octobre 2022

HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1. Bij dit besluit worden gedeeltelijk omgezet :

  1. Richtlijn 2018/2001: Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen;

  2. Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (omwerking).

    Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

  3. publiekrechtelijke persoon: elke publiekrechtelijke rechtspersoon van een van de volgende categorieën :

    1. elke stad of gemeente;

    2. openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;

    3. provincie;

    4. elke lokale gemeentelijke of meergemeentelijke politiezone met rechtspersoonlijkheid in de zin van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;

    5. hulpverleningszones in de zin van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid;

    6. een intergemeentelijke vereniging of een andere vereniging die uitsluitend uit publiekrechtelijke personen bestaat;

    7. autonome gemeentebedrijven en autonome provinciebedrijven in de zin van het Wetboek van plaatselijke democratie en decentralisatie

  4. niet-commerciële instellingen : de instellingen zoals omschreven in artikel 1, 4°, van het decreet van 9 december 1993 betreffende de hulp en de tegemoetkomingen van het Waalse Gewest voor de bevordering van rationeel energiegebruik, energiebesparingen en hernieuwbare energieën

  5. haalbaarheidsvoorstudie: een studie die de bepaling van de dimensionering en van de meest interessante technische, energetische en economische kenmerken van een investering beoogt, waarbij geenszins verwezen wordt naar een specifiek type of merk met betrekking tot die investering;

  6. audit: de methode om de energieprestaties van een gebouw, de uitrusting ervan en het beheer ervan te beoordelen, rekening houdend met de kenmerken en het gebruik ervan;

  7. energieprestatie van een gebouw: de berekende of gemeten hoeveelheid energie die nodig is om aan de vraag naar energie te voldoen die verband houdt met een normaal gebruik van het gebouw, waaronder energie die wordt gebruikt voor verwarming, koeling, ventilatie, warmwatervoorziening en verlichting;

  8. werken voor een betere energie-efficiëntie van een gebouw : werken die betrekking hebben op de verbetering van de bouwschil of van systemen, met inbegrip van systemen die gebruik maken van hernieuwbare energiebronnen, die leiden tot een verbetering van de energieprestaties van een bestaand gebouw;

  9. bestaand gebouw: gebouw waarvoor de aanvraag voor een vergunning voor het bouwen of verbouwen is ingediend vóór 1 januari 2017;

  10. bouwstrategie: de visie van de aanvrager op de uitvoering van een langetermijnstrategie voor het algemene beheer van het bestand, waarbij de balans wordt opgemaakt van de gebouwen, de huidige en toekomstige behoeften en de bezetting, en de prioriteit van de uit te voeren werkzaamheden;

  11. energiekadaster: een vergelijkende inventaris van de gebouwen van een collectiviteit volgens hun energiekwaliteiten, die het mogelijk maakt de prioriteiten te bepalen voor interventies op de activa van de collectiviteit;

  12. erkende auditeur : auditeur erkend overeenkomstig de bepalingen van dit besluit;

  13. Energieboekhouding : boekhoudsysteem van de energiestroom dat als beleidsinstrument kan dienen voor het energiebeheer, meer bepaald door in de inzameling, de verwerking en de mededeling van informatie over door elke technische bedrijfseenheid per dienst of per gebruik verbruikte energievectoren te voorzien, verbruiksratio's kan vaststellen en, in voorkomend geval, alarm kan geven en de controle mogelijk kan maken bij buitensporig energieverbruik;

  14. hernieuwbare energiesystemen: de systemen bedoeld in artikel 9, onder d), met uitzondering van systemen voor fossiele energie;

  15. kwaliteitsvolle warmtekrachtkoppeling: warmtekrachtkoppeling die beantwoordt aan de definitie bedoeld in artikel 2, 7°, van het decreet van 12 april 2001 betreffende de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt;

  16. regelgeving betreffende de energieprestatie van gebouwen: het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestatie van gebouwen en het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 tot uitvoering van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestatie van gebouwen

  17. materialen van biologische oorsprong: materialen waarvan het gehalte aan materialen van biologische oorsprong in het in de investering gebruikte product, gemeten volgens de norm prEN 16785-2: 2018, groter is dan of gelijk aan 70 % ;

  18. specifiek eindenergieverbruik: theoretisch jaarlijks energieverbruik van een EPB-eenheid of gebouw, berekend volgens de desbetreffende voorschriften;

  19. administratie: het Departement Energie en Duurzaam Bouwen van de Waalse Overheidsdienst Gebiedsontwikkeling, Wonen, Erfgoed, Energie;";

  20. Minister : de Minister bevoegd voor Energie;

    Met betrekking tot het eerste lid, 7°, worden bijgebouwen en uitbreidingen van een bestaand gebouw niet beschouwd als bestaande gebouwen, wanneer de bouw of verbouwing van deze bijgebouwen en uitbreidingen plaatsvindt na 1 januari 2017.

    HOOFDSTUK 2. - Toekenningsvoorwaarden van de subsidie

    Art. 3. Onder de in dit decreet vastgestelde voorwaarden en binnen de grenzen van de beschikbare kredieten worden subsidies toegekend aan publiekrechtelijke personen en niet-commerciële organisaties die gevestigd zijn op het grondgebied van het Waals Gewest, voor het uitvoeren van haalbaarheidsvoorstudies, audits, de totstandbrenging van een energieboekhouding of werkzaamheden ter verbetering van de energieprestaties van gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden :

  21. de publiekrechtelijke persoon of de niet-commerciële instelling die de subsidie aanvraagt, heeft een zakelijk hoofdrecht op het gebouw of een persoonlijk genotsrecht voor een periode van ten minste negen jaar en de ingebrachte of vernieuwde elementen zijn eigendom of die van een houder van een zakelijk recht op het gebouw;

  22. het gebouw wordt gebruikt om de niet-commerciële publieke opdracht van de aanvrager uit te voeren, of zal na voltooiing van de werkzaamheden voor deze opdracht worden gebruikt;

  23. de audits, studies of werken waarvoor de subsidie wordt verleend, voldoen aan de voorschriften inzake overheidsopdrachten;

  24. het bedrag van de subsidiabele kosten van de aanvraag is ten minste gelijk aan :

    1. voor haalbaarheidsvoorstudies, tegen 1.000 euro;

    2. voor audits, tegen 1 000 euro;

    3. voor de totstandbrenging van een energieboekhouding, tegen 2.500 euro;

    4. voor werken, tegen 5000 euro;

  25. het gebouw waarop de subsidieaanvraag voor werkzaamheden ter verbetering van de energieprestatie betrekking heeft, is geauditeerd.

    Voor de toepassing van lid 1, 2°, kunnen de autonome gemeentebedrijven en autonome provinciebedrijven enkel subsidies aanvragen voor hun gebouwen die bestemd zijn voor de uitoefening van de opdracht bedoeld in artikel 1, 7°, van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot bepaling van de activiteiten van industriële of commerciële aard waarvoor de gemeenteraad een autonoom gemeentebedrijf met rechtspersoonlijkheid kan oprichten en in artikel 1, 5° en 6°, van het koninklijk besluit van 9 maart 1999 tot bepaling van de activiteiten van industriële of commerciële aard waarvoor de gemeenteraad een autonoom gemeentebedrijf met rechtspersoonlijkheid kan oprichten.

    De bestemming bedoeld in lid 1, 2°, wordt in stand gehouden voor een duur van drie jaar te rekenen van de voorlopige oplevering van de werken waarvoor de subsidie is toegekend in het kader van dit besluit.

    In afwijking van het eerste lid, 5°, wordt een aanvraag betreffende de uitvoering van identieke diensten of werken aan meerdere gebouwen aanvaard, zelfs indien het bedrag van de subsidiabele kosten per gebouw niet de in het eerste lid, 5°, bedoelde bedragen bereikt, op voorwaarde dat het gecumuleerde bedrag van de subsidiabele kosten ten minste gelijk is aan dat bedrag en dat deze werken het voorwerp uitmaken van één enkel bestek.

    Art. 4. "De samenvoeging van de toelage ingevoerd bij dit besluit met andere subsidies of premies is enkel mogelijk op voorwaarde dat de totale som van de toegekende toelagen 100 percent van het totaalbedrag van de in dit besluit in subsidiabele kosten niet overschrijdt.

    Wanneer de totale som van de door andere ondergeschikte organen verleende subsidies in combinatie met de subsidies uit hoofde van dit besluit honderd procent van het bedrag inclusief BTW van de subsidiabele kosten bereikt, vereffent de administratie de bedragen tot het maximumbedrag waarmee honderd procent van de subsidiabele kosten kan worden bereikt.

    Indien de aanvrager de BTW kan terugvorderen, verrekent de administratie de subsidies berekend op bedragen exclusief BTW.

    De aanvrager voegt bij de aanvraag alle bewijsstukken die nodig zijn om de door andere instanties gesubsidieerde posten en het bedrag van hun tegemoetkoming vast te stellen.

    HOOFDSTUK 3. - Analyse van het gebouwenbestand van de aanvrager en de verbeteringen ervan

    Art. 5. Het energiekadaster omvat ten minste :

  26. een inventaris van de gebouwen van de aanvrager;

  27. de beschrijving van hun bezetting;

  28. de berekening van hun oppervlakte;

  29. gegevens over het verbruik van deze gebouwen en, in voorkomend geval, de productie ervan;

  30. prioriteitstelling van interventies in gebouwen.

    Voor de toepassing van artikel 13 bevat het energiekadaster ten minste de verbruiksgegevens van de drie voorgaande jaren voor het gebouw waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

    De Minister kan de inhoud van het energiekadaster aanvullen en de vorm ervan vaststellen. Hij kan de methode voor de uitvoering van een energiekadaster bepalen.

    Art. 6. De algemene vastgoedstrategie omvat ten minste :

  31. een inventaris van de gebouwen van de aanvrager;

  32. een beschrijving van de behoeften van de aanvrager, in termen van bezetting, locatie en aan te bieden diensten;

  33. een monitoring van het verbruik...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT