Besluit van de Waalse Regering betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg, de 16 décembre 2020

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder:

  1. werken die het verkeer sterk hinderen : het betreft werken die op welke plaats ook, zo breed zijn dat ten minste één rijstrook of de breedte van één rijstrook onttrokken wordt aan het verkeer;

  2. Werken die het verkeer weinig hinderen : Het betreft de werken die op welke plaats ook, zo breed zijn dat minder dan een rijstrook of minder dan de breedte van een rijstrook onttrokken wordt aan het verkeer op de rijbaan, alsook deze die ingeplant zijn buiten de rijbaan maar die het verkeer op die rijbaan beïnvloeden;

  3. de Wegcode: het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg;

  4. het decreet van 19 december 2007: het decreet van 19 december 2007 betreffende het goedkeuringstoezicht van het Waalse Gewest op de aanvullende reglementen op de openbare wegen en op het verkeer van de gemeenschappelijke vervoermiddelen;

  5. de borden: de in de Wegcode bedoelde verkeersborden.

    Art. 2. § 1. Ter verzekering van de veiligheid van het verkeer mag de machtiging, voorzien in artikel 10, § 2, tweede lid, van het decreet van 19 september 2007, naast de door dit besluit opgelegde maatregelen, aanvullende verkeerstekens voorzien.

    In de toelating kan worden bepaald dat de snelheidslimiet wordt aangepast aan de tijd, de positie en de activiteits- en rusttijden op de werken. In de toelating kan worden bepaald dat het signaleren op een geprogrammeerde of voorspelbare wijze wordt aangepast aan de voortgang van de werken.

    De toelating moet op elk verzoek van de bevoegde overheid vertoond worden.

    § 2. De bepalingen betreffende de afmetingen en de plaatsing van de verkeerstekens en van de onderborden, voorzien in het ministerieel besluit van 11 oktober 1976, waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald, zijn van toepassing.

    Art. 3. § 1. Het werk mag slechts beginnen wanneer de signalisatie aangebracht is.

    § 2. Deze verkeerstekens worden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, § 2, vierde lid, van het decreet van 19 december 2007, verwijderd zodra de werken beëindigd zijn. Dit geldt eveneens voor het signalisatiemateriaal en voor de borden waarop in het geel, op een zwarte achtergrond, de naam staat van de verantwoordelijke voor de signalisatie en diens telefoonnummer.

    § 3. Buiten de werkuren, ondermeer 's avonds evenals gedurende de weekends en telkens als het werk voor een bepaalde tijd onderbroken wordt, worden de verkeersborden die er alsdan niet meer nodig zijn, afdoende bedekt over het gehele oppervlak of weggenomen.

    De verkeerstekens worden ook aangepast aan de evolutie van het werk en de voorschriften van de toelating voorzien in artikel 10, § 2, lid 2, van het decreet van 19 september 2007.

    Art. 4. De signalisatie van de werken moet aangebracht worden met de meeste zorg en moet tijdens de volledige duur van de werken zuiver en instandgehouden worden zodanig dat zij voor de weggebruikers identificeerbaar en leesbaar blijft.

    De verkeerstekens kunnen niet worden afgebroken of beschadigd.

    Een dagelijkse controle van de toestand en de plaatsing van de signalisatie wordt uitgevoerd, alsook na elke meteorologische episode die de signalisatie kan verstoren of beschadigen (storm, onweersbuien, sneeuw, ...).

    Art. 5. § 1. Het referentiepunt (0 m) voor de plaatsing van de in deze volgorde voorziene signalisatie bevindt zich aan het begin van de omleiding, vermindering of verwijdering van rijstroken als er een is of op het niveau van het begin van de fysieke werken.

    § 2. Onverminderd artikel 19, mogen de verkeersborden links herhaald worden.

    Art. 6. § 1. Het omleidingsbord wordt aan het begin van de omleidingsweg geplaatst, evenals langs de hele omleiding bij richtingsveranderingen, op alle belangrijke of dubbelzinnige kruispunten en minstens om de 5 km.

    Er moeten omleidingsborden worden aangebracht tot de terugkeer naar de normale weg of op een punt waar de bestaande borden de bestemmingen aangeven die op de tijdelijke borden zijn aangegeven. In dit geval is het raadzaam om een signaal te plaatsen dat het einde van de omleiding aangeeft.

    § 2. Afhankelijk van de locatie en configuratie van de werken kan het nodig zijn om het voetgangers- en eventueel fietsverkeer te begeleiden of zelfs lokaal om te leiden.

    De reorganisatie van het voetgangers- en fietsverkeer moet zorgvuldig worden voorbereid:

  6. om het gebruikscomfort te garanderen;

  7. om de lengte van het omleidingstraject tot een minimum te beperken;

  8. om het aan te passen aan gehandicapten of slechtzienden;

  9. om de weg veilig te maken voor verkeer en beweging op de werken.

    Art. 7. Op de autosnelwegen is de breedte van de door de markering aangegeven rijstroken minimaal 3,25 m voor de rechterrijstrook en minimaal 2,50 m voor de overige rijstroken. De rijbaanversmallingen naar één rijstrook hebben een minimale breedte van 3,25m.

    Buiten de autosnelweg is de breedte van de door de markering aangegeven rijstroken minimaal 2,75 m.

    De rijbaanmarkeringen zijn opgenomen in de rijbaanbreedtes. Randmarkeringen zijn niet inbegrepen in de rijbaanbreedte.

    Art. 8. § 1. De verkeersborden en de bakens moeten van het retroflecterend type zijn.

    De retroreflecterende folies voor de verkeersborden van de werken en de belemmeringen zijn van het type 3 PTV 662 of gelijkwaardig. De minimale retroreflectiewaarden van deze folies zijn in overeenstemming met tabel 3-3A van PTV 662 of gelijkwaardig. De minimale retroreflectiewaarden voor fluorescerende films zijn echter in overeenstemming met tabel 3-3C van PTV 662 of gelijkwaardig.

    De minimale retroreflectiewaarden van de bakens en kegels voldoen aan klasse R2A volgens NBN EN 13422 of gelijkwaardig.

    Borden kunnen van het variabele berichttype (VMS) zijn. In dit geval zijn de minimale visuele eigenschappen, gespecificeerd volgens NBN EN 12966 of gelijkwaardig, op autosnelwegen :

  10. de kleur (C): klasse C2 ;

  11. de luminantie (La): klasse L3

  12. de luminantieverhouding (LR): klasse R3 ;

  13. stralingsbreedte (B): klasse B6

  14. de minimale grootte van de tekens (C): 240 mm.

    § 2. De tijdelijke markeringen zijn geel in kleurklasse Y2 volgens NBN EN 1436 of gelijkwaardig en hebben een breedte van ten minste 0,15 m.

    Hun retroreflectie is ten minste klasse R3 volgens NBN EN 1436 of gelijkwaardig.

    § 3. De afwisselende witte en rode strepen bedoeld in de artikelen 68 en 70 en in de bijlagen bij dit besluit, moeten retroflecterend zijn.

    De minimale retroreflectiewaarden van de strepen worden bepaald in functie van het type product en de rijweg.

    Art. 9. Bij werken op de openbare weg blijft de straatverlichting 's nachts branden op het niveau van de zone waar de signalisatie is geplaatst.

    De lampen die gebruikt worden op het werk of om een hindernis af te bakenen werken tussen zonsopgang en zonsondergang en in elke omstandigheid waar het niet meer mogelijk is om duidelijk te zien tot een afstand van ongeveer 200 m. Deze lampen zijn geel C1 en van het type L6 of L7 volgens NBN EN 12352 of gelijkwaardig. De lampen mogen onafhankelijk, gelijktijdig of opeenvolgend knipperen.

    Art. 10. Indien aan het begin van het werk een hek geplaatst wordt, beslaat het een breedte die minstens gelijk is aan deze welke nodig is om het werk in alle veiligheid te kunnen uitvoeren.

    Art. 11. Wanneer de inplanting van een werk een omleiding van het verkeer meebrengt, wordt een volledige reisweg van deze omleiding gesignaleerd.

    De vermelding "omleiding" wordt alleen gebruikt als er één enkele reisweg is vastgesteld voor alle soorten gebruikers. Anders worden alle bestemmingen op de uiteindelijke signalisatie aangegeven, evenals, indien van toepassing, het type gebruiker waarvoor de signalisatie is bedoeld.

    Indien het begin van de omleiding niet samenvalt met dat van het werk, moet de signalisatie geplaatst worden op de plaats waar deze omleiding aanvangt.

    Art. 12. Behoudens in uitzonderlijke gevallen mogen de verkeersborden C43 geen andere snelheidsbeperkingen aanduiden dan die welke door dit besluit voorzien zijn.

    Art. 13. De signalisatie vóór de het werk wordt slechts aangebracht op de openbare weg waar het werk uitgevoerd wordt.

    Wanneer de plaatsgesteldheid het rechtvaardigt, mag zij eveneens op andere openbare wegen aangebracht worden.

    Art. 14. Mobiele inrichtingen bestemd om botsingen te absorberen, al dan niet op een voertuig bevestigd, mogen gebruikt worden. Op autosnelwegen en openbare wegen waar de maximaal toegestane snelheid 90 km/u of meer bedraagt, moeten deze mobiele schokdempers voldoen aan de "Speed Class 100" (Snelheidsklasse 100) volgens de specificatie CEN/TS 16786 (tabel 5) of gelijkwaardig.

    Dit voertuig mag geen bouwmateriaal of voorwerpen bevatten die bij een botsing kunnen worden weggeslingerd.

    Art. 15. Wanneer verkeersregelingslichten op de rijweg worden geplaatst om voor afwisselend verkeer te zorgen, moeten deze lichten zijn voorzien van een inrichting waarmee de gebruikers de resterende duur van de huidige fase (duur van de "verkeers"- of "stop"-fase) kunnen kennen.

    Art. 16. § 1. Op de werken die langer zijn dan 6 km mag het bord waarop in het geel, op een zwarte achtergrond, de naam staat van de verantwoordelijke voor de signalisatie en diens telefoonnummer, langsheen het werk herhaald worden.

    § 2. Op werken met een lengte van meer dan 2 km wordt een bord met de resterende lengte van de overblijvende werken, type IL als bedoeld in bijlage 1, in de volgende volgorde langs de werken geplaatst:

  15. Voor werken tussen 2 en 6 km lang, ongeveer 200 m na het begin van het werk, tussen de helft en driekwart van de lengte van het werk, 1 km van het einde van het werk en dicht bij de signalisatie van het einde van het werk;

  16. Voor werken langer dan 6 km, ongeveer 200 m na het begin van het werk, de helft van de lengte van het werk, driekwart van de lengte van het werk, 1 km van het einde van het werk en in de buurt van...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT