Besluit van de Waalse Regering van bijzondere machten nr. 53 betreffende de verschillende maatregelen die zijn genomen in het kader van de afbouwmaatregelen COVID-19 voor de sectoren van de gezondheid, handicap en sociale actie, de 16 juin 2020

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een materie bedoeld in artikel 128 ervan.

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit en voor elke bepaling, genomen inzake subsidiëring, mag het bedrag van de subsidie geenszins hoger zijn dan de daadwekelijk door de begunstigde gedragen kostprijs, voor hetgeen gesubsidieerd wordt.

HOOFDSTUK II. - Maatregelen betreffende de centra voor hulpcoördinatie en thuisverzorging

Art. 3. In afwijking van artikel 1595/1, § 3, van het reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, hierna "het wetboek" genoemd, wordt voor het jaar 2021 het variabele gedeelte dat aan elk centrum verschuldigd is, voor 100% betaald. De dynamiek van het centrum, bepaald op basis van de in het voorgaande jaar uitgevoerde acties, wordt dus niet in aanmerking genomen.

HOOFDSTUK III. - Maatregelen betreffende de opvang- en huisvestingsinrichtingen voor bejaarden

Art. 4. In afwijking van de bepalingen van het ministerieel besluit van 22 juni 2000 tot vaststelling van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de centra voor dagverzorging, in het kader van de COVID-19-crisis, wordt de referentieperiode die loopt van 1 juli tot 30 september 2020 geneutraliseerd voor de berekening van het forfaitaire bedrag van de dagverzorgingscentra voor het jaar 2022 door rekening te houden met de wijzigingen in de opvangcapaciteit (verhoging) die zich in de instellingen hebben voorgedaan.

De modaliteiten voor de berekening van het forfaitaire bedrag voor het jaar 2022 worden bepaald door de Minister van Sociale Actie en Gezondheid.

Art. 5. In afwijking van de bepalingen van het ministerieel besluit van 22 juni 2000 tot vaststelling van het bedrag en de toekenningsvoorwaarden van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en de rustoorden voor bejaarden, in het kader van de COVID-19-crisis, wordt de referentieperiode die loopt van 1 juli tot 30 september 2020 geneutraliseerd voor de berekening van het forfaitaire bedrag van de rust- en verzorgingstehuizen en de rustoorden voor het jaar 2022 door rekening te houden met de wijzigingen in de opvangcapaciteit (verhoging) die zich in de instellingen hebben voorgedaan.

De modaliteiten voor de berekening van het forfaitaire bedrag voor het jaar 2022 worden bepaald door de Minister van Sociale Actie en Gezondheid.

Art. 6. In afwijking van de bepalingen van het koninklijk besluit van 15 september 2006 tot uitvoering van artikel 59 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, wat de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en eindeloopbaan betreft, wordt de referentieperiode die loopt van 1 juli tot 30 september 2020 geneutraliseerd voor de berekening van de subsidies "eindeloopbaan" door rekening te houden met de wijzigingen in de opvangcapaciteit (verhoging) die zich in de instellingen hebben voorgedaan.

De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie en Gezondheid.

Art. 7. In afwijking van de bepalingen van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 tot uitvoering van de artikelen 57 en 59 van de programmawet van 2 januari 2001 wat de harmonisering van de barema's, de loonsverhogingen en tewerkstellingsmaatregelen in bepaalde gezondheidsinstellingen betreft, wordt de referentieperiode die loopt van 1 juli tot 30 september 2020 geneutraliseerd voor de berekening van de subsidies "derde luik" door rekening te houden met de wijzigingen in de opvangcapaciteit (verhoging) die zich in de instellingen hebben voorgedaan.

De modaliteiten voor deze neutralisatie worden bepaald door de Minister van Sociale Actie en Gezondheid.

HOOFDSTUK IV. - Maatregelen betreffende de aangepaste centra voor opleiding en socioprofessionele inschakeling bedoeld in hoofdstuk III van Titel IX van het Wetboek

Art. 8. Er wordt aan de aangepaste centra voor opleiding en socioprofessionele inschakeling voor 2020 een toeslag op hun werkingssubsidie zoals bedoeld in artikel 958, § 1 van het Wetboek, toegekend, die overeenkomt met 0,075 euro per erkend uur en uitsluitend bestemd is voor de aankoop of de huur van gezondheidsbeschermende uitrusting."

HOOFDSTUK V. - Maatregelen betreffende de diensten voor sociale insluiting

Art. 9. In afwijking van artikel 29, eerste lid, 2°, van het Wetboek is de erkende dienst voor de toekenning van het saldo van de subsidie voor het jaar 2020 vrijgesteld van de verplichting om tussen 1 juni en 31 december ten minste negentien uur per week aan groepswerk te besteden, op voorwaarde dat de collectieve activiteiten worden georganiseerd tegen een tarief van ten minste 25% van het aantal vereiste uren per week, gemiddeld tussen 1 juni en 31 december 2020.

HOOFDSTUK VI. - Maatregelen betreffende opvangtehuizen, gemeenschapshuizen of nachtasielen

Art. 10. In afwijking van artikel 116 van het Wetboek wordt, om het bedrag van de subsidie voor het jaar 2021 te bepalen en om het saldo van het bedrag van de subsidie voor het jaar 2020 toe te kennen, de bezettingsgraad van een opvangtehuis of een gemeenschapshuis voor het jaar 2020 vastgesteld op het in voormeld artikel bepaalde minimumtarief indien de werkelijke bezettingsgraad voor het jaar 2020 lager is dan het vastgestelde minimumtarief.

HOOFDSTUK VII. - Maatregelen betreffende de diensten voor schuldbemiddeling

Art. 11. In afwijking van artikel 145, lid 4, van het Wetboek zal het aantal dossiers dat nodig is om de subsidie te verkrijgen, gebaseerd zijn op het aantal dossiers dat is opgenomen in de berekening van de subsidie voor 2020 (referentiejaar 2019) indien het aantal in 2020 behandelde dossiers lager is dan de in artikel 145, lid 4, van het Wetboek vastgestelde drempels.

In afwijking van artikel 149, eerste lid, 1°, van het Wetboek wordt voor het subsidiejaar 2021 het wisselende deel van de subsidie dat gekoppeld is aan het aantal in 2020 behandelde dossiers, berekend op basis van het aantal dossiers dat in de berekening van de subsidie voor 2020 (referentiejaar 2019) is opgenomen indien dit aantal groter is dan het aantal dossiers dat in 2020 is behandeld.

In afwijking van artikel 153, eerste lid, van hetzelfde Wetboek bedraagt het minimumaantal gebeurtenissen (collectieve activiteiten) per jaar dat door de steungroepen voor de preventie van overmatige schuldenlast wordt uitgevoerd, voor de toekenning van het saldo van het bedrag van de subsidie van het jaar 2020 twee.

HOOFDSTUK VIII. - Maatregelen betreffende de diensten en voorzieningen voor de begeleiding van partnergeweld en gendergerelateerd geweld

Art. 12. In afwijking van artikel 235/10 van het Wetboek wordt het volume activiteiten dat in aanmerking wordt genomen voor de bepaling van het bedrag van de subsidie van het jaar 2021 en voor de toekenning van het saldo van het bedrag van de subsidie van het jaar 2020, met betrekking tot de activiteit van de dienst in 2020, berekend op basis van het aantal uren dat in 2019 aan de opdrachten is toegewezen, indien het aldus verkregen bedrag groter is dan het bedrag dat op basis van alle maanden van het jaar 2020 is verkregen, op voorwaarde dat de activiteiten worden georganiseerd tegen een tarief van ten minste 25% van het aantal vereiste uren tussen 1 juni en 31 december 2020.

HOOFDSTUK IX. - Maatregelen betreffende de Gewestelijke centra voor de integratie van vreemdelingen

Art. 13. In afwijking van de artikelen 245/1 en 245/3 van het Wetboek zijn de criteria die in aanmerking worden genomen voor het bepalen van het wisselende bedrag van de subsidie voor het jaar 2021 die voor het jaar 2019.

HOOFDSTUK X. - Maatregelen betreffende de plaatselijke initiatieven voor de integratie van vreemdelingen

Art. 14. In afwijking van artikel 251 van het Wetboek wordt het volume van de collectieve activiteiten waarmee rekening wordt gehouden bij de bepaling van het saldo van het subsidiebedrag voor het jaar 2020, voor de maanden juni tot en met december berekend op basis van het aantal geplande uren, op voorwaarde dat het aantal daadwerkelijk gewerkte uren tussen 1 juni en 31 december 2020 ten minste gelijk is aan 25% van het aantal geplande uren voor het jaar 2020.

In afwijking van artikel 237/6, lid 4, en artikel 237/7, lid 4, van het Wetboek, kunnen operatoren tot 31 december 2020 afwijken van het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT