Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de minimale inhoud van de plaatsbeschrijving inzake pacht en van de clausules bedoeld in artikel 24 van de pachtwet, de 20 juin 2019

HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen en toepassingsgebied

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  1. drinkbak: iedere voorziening die permanent in een weiland wordt geplaatst en het laten drinken van vee mogelijk maakt zoals een weidepomp of een bak met of zonder aanvullende voorziening, ongeacht hun voedingswijze;

  2. boom: iedere al dan niet alleenstaande boom, in voorkomend geval van inheemse soorten, die zich op grond van zijn hoogte van de struik onderscheidt en waarvan de stam zich vertakt om een kroon te vormen, behalve in het geval van snoei;

  3. hoogstammige fruitboom: de boom bestemd voor de productie van fruiten zoals een appelboom, perenboom, morellenboom, kersenboom, perzikboom, kweeperenboom, mispelboom, walnotenboom, kastanje

  4. bomenrij: de lineaire rij van bomen die meer dan twee meter hoog zijn en die tussen de voeten op minder dan tien meter afstand van elkaar staan;

  5. bosjes en bomen in groep: bosjes en bomen in groep waarvan de kruinen elkaar overlappen en een schutbos vormen, samengesteld uit voornamelijk inheemse houtplanten, hetzij bomen, bosjes of struiken, van meer dan tien meter breed, die een oppervlakte van minimum één are bedekt;

  6. struik: een alleenstaand groepje struiken, in voorkomend geval van inheemse soorten, met een hoogte van ten hoogste één meter vijftig, gescheiden van ieder ander element;

  7. omheining: iedere kunstmatige voorziening die wordt geplaatst om te voorkomen dat het een weiland verlaat;

  8. waterloop: de waterloop in de zin van artikel D.2, 19bis, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt;

  9. niet-geclassificeerde waterloop: de waterloop in de zin van artikel D.2, 19ter, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt;

  10. gracht: een natuurlijke of aangelegde laagte, van maximaal 2 meter breed en geschikt voor afvoer van water, met uitzondering van de elementen met een betonnen structuur;

  11. haag: een ononderbroken of onderbroken stuk bomen of struiken met een maximumbreedte van tien meter aan de voet;

  12. de pachtwet: afdeling 3 "Regels betreffende de pacht in het bijzonder", van Boek III, Titel VIII, Hoofdstuk II, van het Burgerlijk Wetboek;

  13. poel: een vrij of stilstaand watervlak in een natuurlijke of kunstmatige laagte en aanwezig op een perceel tussen 1 november tot en met 31 mei, met uitzondering van de betonnen of plastic tanken;

  14. de Minister: de Minister van Landbouw;

  15. puinhelling: een minerale oppervlakte met minder dan tien procent kruidachtige deklaag;

  16. weiland met een hoge biologische waarde: het weiland dat een advies van deskundige geniet in de zin van artikel 12 van het besluit van de Waalse Regering van 3 september 2015 betreffende agromilieu- en klimaatsteun;

  17. blijvend weiland: grond bestemd voor de productie van gras en andere groenvoedergewassen die sinds ten minste vijf jaar niet in de vruchtwisseling van een bedrijf wordt opgenomen; andere soorten aangepast aan het grasland zoals struiken en bomen kunnen aanwezig zijn voor zover het gras en de andere groenvoedergewassen predominant blijven;

  18. waterwinning: de waterwinplaats in de zin van artikel D.2, 95, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt;

  19. talud: het gedeelte van de grond op een steile helling, met een hoogte van ten minste honderd centimeter en een helling van meer dan dertig procent over een lengte aan de voet van ten minste vijfhonderd centimeter;

  20. vochtige gebieden: de weilandoppervlakte, over het algemeen verzadigd met water, zonder drainage of reiniging, met een minimumoppervlakte van 25 m2, met een vegetatie die kenmerkend is voor vochtige gebieden zoals biezen, rietgras, lisdodde, riet, moerasspirea, dotterbloem of habitats van de volgende WalEunis-typologieën: D1.1. Hoogvenen, D1.2. Zuurminnende laagvenen, D2.3. Overgangs- en trilvenen, D4.1. alkalische laagvenen, D5.1. Droge rietlanden, D5.2. Grote zeggenvegetaties en galiganen, D5.3. Biesbossen, E1.71 meso-hygrofiele heischrale graslanden, E2.11ba Blijvend weiland met biezen dat weinig of niet besmet is, E3.4. F Mesotroof en oligotroof vochtig weiland, E3.5 oligotroof vochtig weiland, E5.4. Voedselrijke ruigten en nitrofiele bosranden en F4.1. Vochtige tot veenachtige heidevelden.

    HOOFDSTUK II. - Standaardmodellen van pachtovereenkomsten en studiecertificaten en diploma's met een landbouworiëntatie

    Art. 2. De Minister kan de in artikel 3, § 1, van de pachtwet bedoelde standaardmodellen van pachtovereenkomsten vastleggen.

    Art. 3. De studiecertificaten en diploma's met een landbouworiëntatie bedoeld in artikel 35, vierde lid, van de pachtwet worden door de Minister bepaald.

    HOOFDSTUK III. - Plaatsbeschrijving

    Art. 4. De plaatsbeschrijving bedoeld in artikel 45, 6., van de pachtwet omvat minstens de volgende informatie:

  21. de datum waarop de plaatsbeschrijving wordt opgemaakt;

  22. de identiteit en de hoedanigheid van de partijen die aanwezig zijn bij de plaatsbeschrijving of hun mandataris;

  23. indien de datum van de opmaking van de plaatsbeschrijving na de datum van de registratie van de pachtovereenkomst of van de kennisgeving van de pachtovereenkomst aan het agrarisch grondwaarnemingscentrum valt, de gegevens als bedoeld in artikel 3, lid 1, van de pachtwet;

  24. de beschrijving en de toestand van de natuurlijke uitrustingen, met inbegrip van bomen, hoogstammige fruitbomen, boomrijen, bosjes en bomen in groep, struiken, waterlopen, niet-geclassificeerde waterlopen, grachten, hagen, poelen, puinhellingen, taluds en vochtige gebieden;

  25. het gewas of het plantendek aanwezig op het perceel bij de opmaking van de plaatsbeschrijving en, indien bekend, de geschiedenis van de gewassen of van het plantendek dat op het perceel aanwezig was in de laatste vijf jaar vóór de opmaking van de plaatsbeschrijving;

  26. de beschrijving en de toestand van de kunstmatige uitrustingen evenals hun algemene staat van onderhoud, met inbegrip van drinkbakken, schuilplaatsen, omheiningen, afwateringsbuizen, muurtjes en waterwinningen;

  27. het overzicht van bodemanalyses met betrekking tot de pH-waarde in kaliumchlorideoplossing en het fosfor-, kalium- en organische-koolstofgehalte;

  28. de beschrijving van de gebouwen, zoals het hoofdgebouw, de historische elementen, de stallen, de loodsen, de lokalen bestemd voor diversificatie, de technische lokalen, de ringmuren en...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT