Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van artikel 4bis van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen wat betreft de erkenning van de bijproducten, de 16 avril 2019

HOOFDSTUK I. - Doel, begripsomschrijvingen en algemene beginselen

Artikel 1. Dit besluit bepaalt de procedurele modaliteiten volgens welke een stof of een voorwerp als bijproduct wordt erkend.

Art. 2. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder:

  1. decreet: het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;

  2. Minister: de Minister die voor Leefmilieu bevoegd is;

  3. exploitant : de exploitant van een installatie of een activiteit ingedeeld of toegelaten krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning of het decreet van 20 juli 2016 tot vorming van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling of van een gelijkwaardige wetgeving van een ander Gewest of van een lidstaat van de Europese Unie.

    Art. 3. Op grond van dit besluit wordt geen beslissing tot erkenning van het statuut van bijproduct vereist voor stoffen en voorwerpen die voldoen aan de voorwaarden en criteria vastgesteld door de Europese Unie overeenkomstig artikel 5, § 2, van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 19 november 2008 betreffende de afvalstoffen en tot opheffing van sommige richtlijnen.

    HOOFDSTUK II. - Erkenning van het statuut van bijproduct

    Art. 4. Voor een stof of voorwerp dat hij produceert, kan iedere exploitant verzoeken om, op het grondgebied van het Waalse Gewest, het begrip van bijproduct, zoals gedefinieerd in artikel 4bis, eerste lid, van het decreet, toe te passen.

    Het verzoek moet gezamenlijk door verschillende exploitanten, een groepering of een federatie van bedrijven die ten gunste van zijn leden handelt, ingediend worden.

    Art. 5. § 1. De aanvraag tot erkenning van het statuut van bijproduct wordt in twee exemplaren bij aangetekende zending met ontvangstbericht gezonden of tegen ontvangstbewijs overgemaakt aan de Administratie. Een afschrift van de aanvraag op een elektronische informatiedrager wordt gevoegd.

    § 2. De aanvraag bevat de volgende inlichtingen:

  4. de identificatiegegevens van de aanvrager of van elke van de aanvragers en, wanneer de aanvraag ingediend wordt door een groepering of een federatie van bedrijven, van de groepering of van de federatie:

    1. als de aanvrager of het lid een natuurlijke persoon is: het inschrijvingsnummer bij de Kruispuntbank der ondernemingen of ieder ander gelijkwaardig nummer, de naam en de voornaam, het adres, de geboorteplaats en -datum, het telefoonnummer en, eventueel, het faxnummer en het e-mailadres;

    2. als de aanvrager of het lid een rechtspersoon is : het inschrijvingsnummer bij de Kruispuntbank der ondernemingen of ieder ander gelijkwaardig nummer, de naam, de rechtsvorm, het adres van de maatschappelijke zetel en van de bedrijfszetel, de naam en het contactadres van de verantwoordelijken voor de bedrijfszetel, hun telefoonnummer en, eventueel, hun faxnummer en hun e-mailadres;

    3. wanneer de aanvraag door een groepering of een federatie van bedrijven wordt ingediend: de band van de leden met de stof of het voorwerp bedoeld in 2°;

  5. de identificatie van de stof of van het voorwerp: gebruikelijke naam, jaarlijkse hoeveelheid;

  6. een nota waarin wordt vastgesteld dat de stof of het voorwerp het geheel van de in artikel 4bis, § 1, van het decreet bedoelde voorwaarden vervult, en die de volgende gegevens omvat:

    1. een overzicht van het productieproces met omschrijving van de gebruikte inputstromen en van de stappen die leiden tot het bijproduct;

    2. in voorkomend geval, een rapport over de bemonstering en analyse van representatieve monsters van de stof of het voorwerp, opgesteld door een volgens ISO-17025 geaccrediteerd laboratorium of door een volgens het decreet of de bepalingen van Boek I van het Milieuwetboek erkend laboratorium. Het aantal monsters en analyses hangt af van de verwachte verdeling van de samenstelling. Het rapport rechtvaardigt de gemaakte keuzes;

  7. de criteria waarmee wordt nagegaan of deze voorwaarden nagekomen worden;

  8. het ontvangstbewijs van de storting van een bedrag van 500 euro per betrokken natuurlijke of rechtspersoon voor de kosten van de behandeling van het dossier op de door de Administratie aangeduide bankrekening;

  9. een ondertekende verbintenis die bevestigt dat de meegedeelde gegevens juist en volledig zijn en waarin de datum, de voornaam, de naam en de functie van de ondertekenaar worden vermeld.

    § 3. Onverminderd de bepalingen inzake het recht op toegang tot milieu-informatie en indien de aanvraag informatie bevat die volgens de aanvrager vertrouwelijk is of verband houdt met het fabrieksgeheim, worden de betrokken elementen in een verzegelde enveloppe geplaatst en als vertrouwelijk gemarkeerd.

    Art. 6. Binnen een termijn van twintig dagen na ontvangst van de aanvraag bericht de Administratie ontvangst van deze aanvraag, gaat ze na of ze de in artikel 5, § 2, bedoelde aanwijzingen en documenten bevat, en stuurt ze de beslissing over de volledigheid en ontvankelijkheid ervan bij aangetekend schrijven.

    Als de aanvraag onvolledig is, licht de Administratie de aanvrager op dezelfde wijze en binnen dezelfde termijn daarover in en wijst ze hem op de ontbrekende stukken of inlichtingen. Binnen een termijn van twintig dagen te rekenen van de ontvangst van de aanvullende gegevens of stukken, licht de administratie de aanvrager over het volledig en ontvankelijk karakter van de aanvraag bij aangetekend schrijven in.

    Art. 7. De Administratie beslist over de aanvraag tot erkenning van het statuut van bijproduct binnen een termijn van tien dagen te rekenen van de dag van ontvangst van de zending van haar beslissing zoals bedoeld in artikel 6.

    De beslissing wordt aan de aanvrager bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs gezonden, in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt en ter beschikking van het publiek gesteld via het Webportaal Leefmilieu van het Waalse Gewest. De bekendmaking bevat informatie met een vertrouwelijk karakter of die verband houdt met het fabrieksgeheim.

    De beslissing:

  10. bepaalt het nummer ervan;

  11. bepaalt de geldigheidsduur ervan die niet meer dan tien jaar mag bedragen;

  12. ...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT