Besluit van de Vlaamse Regering over de juridische eerstelijnsbijstand, de 29 octobre 2021

HOOFDSTUK 1. - Definities en algemene bepalingen

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. administratie: het agentschap, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 september 2021 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Agentschap Justitie en Handhaving";

  2. commissie voor juridische eerstelijnsbijstand, afgekort commissie: een commissie voor juridische eerstelijnsbijstand als vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 26 april 2019;

  3. decreet van 26 april 2019: het decreet van 26 april 2019 houdende de justitiehuizen en de juridische eerstelijnsbijstand;

  4. gebruiker: een natuurlijk persoon die juridische eerstelijnsbijstand gebruikt op zoek naar praktische inlichtingen, juridische informatie, een eerste juridisch advies of een doorverwijzing naar een relevante gespecialiseerde en meer aangewezen instantie of organisatie;

  5. juridische eerstelijnsbijstand: de juridische eerstelijnsbijstand, vermeld in artikel 2, 8°, van het decreet van 26 april 2019;

  6. kwetsbare doelgroep: een groep die conform artikel 22, vierde lid, als kwetsbaar wordt beschouwd;

  7. minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de juridische eerstelijnsbijstand;

  8. meerjarenplan: een meerjarenplan als vermeld in artikel 39, § 2, eerste lid, van het decreet van 26 april 2019;

  9. samenwerkingsverband geïntegreerd breed onthaal: een samenwerkingsverband geïntegreerd breed onthaal als vermeld in artikel 9, tweede lid, van het decreet van 9 februari 2018 betreffende het lokaal sociaal beleid;

  10. verwerkingsverantwoordelijke: de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.

    Art. 2. Met behoud van de toepassing van andersluidende bepalingen in dit besluit, gebeuren alle mededelingen die met toepassing van dit besluit worden gedaan, via e-mail. Als bewijs van het tijdstip van ontvangst geldt de datum van ontvangst van de e-mail. De minister kan andere communicatiemiddelen toelaten.

    De administratie bezorgt per e-mail een bevestiging van ontvangst van:

  11. de erkenningsaanvraag, vermeld in artikel 4;

  12. de opmerkingen, vermeld in artikel 10, derde lid;

  13. de opmerkingen, vermeld in artikel 44, § 2, tweede lid;

  14. het bijgestuurde meerjarenplan, vermeld in artikel 9.

    In de mededelingen, vermeld in artikel 8, vierde lid, artikel 10, tweede en vierde lid, en artikel 44, § 2, eerste en derde lid, die per e-mail worden verstuurd, wordt een bevestiging van ontvangst gevraagd.

    HOOFDSTUK 2. - Organisatie van de juridische eerstelijnsbijstand

    Afdeling 1. - Werkgebied van de commissies

    Art. 3. De minister bepaalt de werkgebieden waarin de commissies hun activiteiten uitoefenen. Daarbij wordt rekening gehouden met:

  15. de voorwaarden, vermeld in artikel 27, § 1, en artikel 39, § 3, van het decreet van 26 april 2019;

  16. de grondgebieden van de gerechtelijke arrondissementen en de afdelingen van de rechtbank van eerste aanleg zoals bepaald bij de koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van artikel 186 van het Gerechtelijk Wetboek, die in het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad liggen.

    Afdeling 2. - Erkenning van de commissies

    Art. 4. Een organisatie die erkend wil worden als commissie, dient daarvoor een aanvraag in bij de minister.

    Een erkenning geldt voor een onbepaalde tijd.

    Art. 5. Een organisatie kan erkend worden als commissie als ze voldoet aan al de volgende voorwaarden:

  17. de organisatie verbindt zich ertoe juridische eerstelijnsbijstand te verlenen aan iedere persoon die daarom verzoekt;

  18. de organisatie is gevestigd en ontplooit haar werking in een werkgebied als vermeld in artikel 3;

  19. de organisatie beschikt over een meerjarenplan dat voor goedkeuring in aanmerking komt;

  20. de organisatie beschikt over de verzekeringen die een commissie wettelijk verplicht is af te sluiten en sluit een verzekering af voor de burgerlijke aansprakelijkheid van de commissie en van de beroepskrachten en vrijwilligers die er werkzaam zijn;

  21. de organisatie is bereid om de voorwaarden, vermeld in het tweede lid, 4° en 5°, te vervullen.

    Een erkende commissie kan erkend blijven als ze voldoet aan al de volgende voorwaarden:

  22. de organisatie is gevestigd en ontplooit haar werking in het werkgebied dat door de minister is vastgelegd in haar erkenning;

  23. de organisatie beschikt over een goedgekeurd meerjarenplan;

  24. de organisatie beschikt zonder onderbreking over de verzekeringen, vermeld in het eerste lid, 4° ;

  25. de organisatie voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 21 tot en met 26;

  26. de organisatie bezorgt de gegevens, vermeld in artikel 41, aan de administratie.

    Art. 6. In haar erkenningsaanvraag toont de organisatie aan dat ze voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5, eerste lid.

    De volgende documenten worden bij de erkenningsaanvraag gevoegd:

  27. een activiteitenverslag over de laatste twaalf maanden als de commissie de laatste twaalf maanden juridische eerstelijnsbijstand heeft verleend;

  28. een bewijs van goed zedelijk gedrag van ieder lid van het bestuur;

  29. een meerjarenplan dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 7, en dat voor goedkeuring in aanmerking komt.

    De organisatie verleent op verzoek van de minister bijkomende informatie die nodig is om haar aanvraag te kunnen beoordelen.

    Art. 7. Het meerjarenplan wordt goedgekeurd door de minister en bevat al de volgende informatie:

  30. het huishoudelijk reglement van de commissie, vermeld in artikel 17 van dit besluit;

  31. de samenstelling van de commissie, vermeld in artikel 11 van dit besluit;

  32. een beschrijving van de manier waarop de commissie de bepalingen, vermeld in titel 3, hoofdstuk 1, van het decreet van 26 april 2019, en artikel 21 tot en met 26 van dit besluit, nakomt;

  33. een beschrijving van de wijze waarop het meerjarenplan tot stand is gekomen met betrokkenheid van de verschillende vertegenwoordigers, vermeld in artikel 11 van dit besluit;

  34. een beschrijving van de kwetsbare doelgroepen waarvoor de commissie bijzondere aandacht heeft;

  35. een beschrijving van het werkgebied van de commissie;

  36. een meerjarenbegroting.

    De minister bepaalt een model waarin het meerjarenplan wordt opgemaakt.

    De minister kan de commissie opdragen het meerjarenplan bij te sturen.

    De commissies dienen bij de minister een meerjarenplan in voor 1 mei van het jaar dat volgt op het jaar van het aantreden van de Vlaamse Regering.

    De minister beslist voor 1 oktober van het jaar dat volgt op het aantreden van de Vlaamse Regering over de goedkeuring van het ingediende meerjarenplan.

    De uitvoering van het meerjarenplan start op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin het is goedgekeurd. Het meerjarenplan heeft een looptijd van vijf jaar.

    Art. 8. De erkenningsaanvraag is ontvankelijk als ze alle informatie en documenten, vermeld in artikel 6, bevat. Binnen veertien dagen vanaf de dag waarop de minister de erkenningsaanvraag heeft ontvangen, deelt de minister aan de commissie mee of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is.

    Binnen drie maanden vanaf de dag waarop de minister de ontvankelijkheidsverklaring heeft verzonden, erkent de minister al dan niet de commissie. De minister kan de termijn een keer gemotiveerd verlengen met maximaal drie maanden.

    Als de termijn, vermeld in het tweede lid, is verstreken en de minister geen uitdrukkelijke beslissing heeft genomen over de erkenning, wordt de commissie geacht erkend te zijn door de minister.

    Binnen veertien dagen vanaf de dag waarop de minister beslist tot erkenning of tot niet-erkenning, brengt de minister de commissie op de hoogte van die beslissing.

    Art. 9. Als de commissie wijzigingen plant in het meerjarenplan of als de minister wijzigingen in het meerjarenplan vraagt, dient de commissie ter goedkeuring een bijgestuurd meerjarenplan in bij de minister. Dat bijgestuurde meerjarenplan bevat al de volgende informatie:

  37. een schets van de ondernomen stappen om tot het plan voor de wijzigingen te komen;

  38. een beschrijving van de wijziging;

  39. een inschatting van de mogelijke effecten.

    De minister keurt het bijgestuurde meerjarenplan binnen drie maanden vanaf de dag waarop het is ontvangen, al dan niet goed. Als de minister niet beslist binnen de voormelde termijn, wordt het bijgestuurde meerjarenplan geacht te zijn goedgekeurd door de minister.

    De procedure, vermeld in het eerste en tweede lid, is ook van toepassing als twee of meer afzonderlijk erkende commissies fuseren tot één commissie met één enkele erkenning. Als verschillende commissies willen fuseren, dienen de commissies uiterlijk op 1 september van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin ze willen fuseren, een bijgestuurd meerjarenplan in bij de minister. De fusie van de commissies gaat altijd in op de eerste januari die volgt op het jaar waarin het bijgestuurde meerjarenplan impliciet of uitdrukkelijk is goedgekeurd door de minister.

    Art. 10. Als de commissie niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, start de minister de procedure tot intrekking van de erkenning, vermeld in het tweede tot en met het vierde lid, op en vordert hij de subsidie terug conform artikel 44, § 1, eerste lid, 2°.

    De minister deelt aan de commissie het voornemen mee om een beslissing te nemen met toepassing van het eerste lid. De mededeling bevat informatie over de mogelijkheid en de procedure om opmerkingen mee te delen.

    De commissie heeft zes weken vanaf de dag waarop ze het voornemen tot intrekking van de erkenning heeft ontvangen, om haar opmerkingen over de voorgenomen beslissing mee te delen aan de minister. De commissie kan daarbij vragen om te worden gehoord.

    De minister beslist over de intrekking van de erkenning binnen negentig dagen vanaf de dag waarop de mededeling, vermeld in het tweede lid, is verstuurd. Binnen veertien dagen vanaf de dag waarop de minister beslist tot intrekking of niet-intrekking, brengt de minister de commissie op de hoogte van die beslissing.

    Afdeling 3. - Samenstelling en werking van de commissies voor juridische...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT