Besluit van de Vlaamse Regering houdende de erkenningsvoorwaarden van begeleidingsondernemingen en van begeleiders van uitzonderlijk vervoer en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer, de 30 octobre 2020

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. agentschap: het Agentschap Wegen en Verkeer, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Agentschap Wegen en Verkeer;

  2. begeleider: de bestuurder of passagier van een begeleidingsvoertuig;

  3. begeleidingsonderneming: de onderneming die conform hoofdstuk 2 van dit besluit over een erkenning als begeleidingsonderneming beschikt;

  4. bekwaamheidsattest bewakingsagent - begeleiding van uitzonderlijke voertuigen: het bekwaamheidsattest vermeld in artikel 21bis van het koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen;

  5. besluit van 20 december 2013: het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer;

  6. decreet van 24 februari 2017: het decreet van 24 februari 2017 tot gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;

  7. minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de weginfrastructuur en het wegenbeleid.

    Art. 2. Alle communicatie met het agentschap in het kader van dit besluit verloopt uitsluitend elektronisch. Het agentschap kan nadere regels bepalen met betrekking tot deze elektronische communicatie.

    HOOFDSTUK 2. - De erkenning van de begeleidingsonderneming

    Afdeling 1. - De erkenningsprocedure

    Art. 3. Een onderneming die aan al de volgende voorwaarden voldoet, wordt als begeleidingsonderneming erkend:

  8. ze is een onderneming als vermeld in artikel I.1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van Economisch Recht;

  9. ze beschikt over een passende verzekering van haar burgerrechtelijke aansprakelijkheid;

    Om als passend te worden beoordeeld, voldoet de verzekering, vermeld in het eerste lid, 2°, aan de volgende criteria:

  10. de verzekerde burgerrechtelijke aansprakelijkheid betreft deze die kan voortkomen uit het uitvoeren van de begeleiding van uitzonderlijk vervoer;

  11. de geografische dekking beslaat minstens het volledige grondgebied van het Vlaamse Gewest;

  12. er zijn geen beperkingen aangaande dimensies van het te begeleiden transport;

  13. er zijn geen beperkingen aangaande uit te voeren manoeuvres.

    De minister kan nadere voorwaarden bepalen in verband met de verzekering, vermeld in het eerste lid, 2°.

    Art. 4. De onderneming die een erkenning wil verkrijgen, dient bij het agentschap een aanvraag tot erkenning als begeleidingsonderneming in.

    De aanvraag bevat de volgende informatie:

  14. als de aanvrager een natuurlijke persoon is: de voor- en achternaam, het adres en het ondernemingsnummer van de natuurlijke persoon;

  15. als de aanvrager een rechtspersoon is: de maatschappelijke naam, het juridische statuut, het adres van de maatschappelijke zetel en het ondernemingsnummer;

  16. de contactgegevens en de eventuele website van de onderneming;

  17. de voor- en achternaam, het rijksregisternummer en de contactgegevens van de vertegenwoordiger van de onderneming.

    Bij de aanvraag voegt de onderneming de volgende documenten:

  18. een uittreksel uit het Belgisch Staatsblad of elk ander document waaruit blijkt dat de aanvrager een onderneming is;

  19. het bewijs dat een passende verzekering van haar burgerrechtelijke aansprakelijkheid werd afgesloten.

    Art. 5. Het hoofd van het agentschap beslist om de onderneming al dan niet te erkennen als begeleidingsonderneming binnen dertig dagen na de dag waarop de aanvraag ontvangen is en de retributie, vermeld in artikel 7, eerste lid, betaald is.

    Als het hoofd van het agentschap geen beslissing neemt binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, kan de onderneming hem verzoeken alsnog een beslissing te nemen.

    Het hoofd van het agentschap beschikt over een termijn van veertien dagen nadat hij dat verzoek heeft ontvangen om alsnog te beslissen om de onderneming al dan niet te erkennen.

    Als het hoofd van het agentschap geen beslissing neemt binnen de termijn, vermeld in het derde lid, wordt de onderneming geacht te zijn erkend.

    Op de website van het agentschap wordt een lijst met begeleidingsondernemingen bekendgemaakt. Bij een schorsing van de erkenning van de begeleidingsonderneming wordt de begeleidingsonderneming voor de duurtijd van de schorsing verwijderd van deze lijst. Het agentschap kent aan elke begeleidingsonderneming een uniek erkenningsnummer toe.

    Art. 6. Als de informatie die bij de aanvraag is opgegeven conform artikel 4, tweede lid, wijzigt, brengt de begeleidingsonderneming het agentschap daarvan op de hoogte binnen tien dagen na de dag van de wijziging.

    Als de begeleidingsonderneming niet meer beschikt over een aansprakelijkheidsverzekering als vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, brengt ze het agentschap daarvan binnen 24 uur op de hoogte.

    Afdeling 2. - Retributies

    Art. 7. Om een erkenningsaanvraag als vermeld in artikel 4, te behandelen, betaalt de aanvrager een retributie van 75 euro aan het agentschap.

    De begeleidingsonderneming die op 1 januari van dat jaar over een erkenning beschikt, betaalt jaarlijks een retributie van 75 euro aan het agentschap.

    De schorsing, intrekking of verval van de erkenning geeft geen aanleiding tot een teruggave van de retributie.

    De retributie dekt de kosten voor de administratie, de controle en het toezicht die nodig zijn conform dit besluit.

    De minister bepaalt de nadere regels voor de betaling van de retributie.

    De bedragen van de retributies zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 30 november 2020 is bereikt. De bedragen worden op 1 januari van elk jaar aangepast aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 30 november van het voorgaande jaar bereikt is, en worden tot op de dichtstbijzijnde euro naar beneden afgerond.

    Afdeling 3. - Stopzetting

    Art. 8. Als de begeleidingsonderneming niet langer begeleidingsactiviteiten wil uitoefenen, brengt ze het agentschap daarvan op de hoogte.

    De erkenning vervalt vanaf de datum van de verzending van de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, aan het agentschap.

    Afdeling 4. - Intrekking en schorsing

    Art. 9. Het hoofd van het agentschap kan de erkenning van de begeleidingsonderneming intrekken of voor een bepaalde tijd schorsen als de begeleidingsonderneming:

  20. onjuiste inlichtingen heeft verstrekt over gegevens die noodzakelijk zijn voor de erkenning;

  21. niet meer voldoet aan een van de voorwaarden die vereist zijn om de bestaande erkenning uit te reiken, vermeld in artikel 3;

  22. de inlichtingen, vermeld in artikel 6, niet binnen de vooropgestelde termijn meedeelt aan het agentschap;

  23. de jaarlijkse retributie niet tijdig betaald heeft;

  24. misbruik maakt van een erkenning;

  25. bij een controle weigert de gevraagde documenten voor te leggen;

  26. een begeleider uitzonderlijk vervoer in haar opdracht begeleidingsactiviteiten laat uitoefenen waarvoor de begeleider de vereiste erkenning niet heeft.

    Voor het hoofd van het agentschap beslist om een maatregel als vermeld in het eerste lid, te nemen, wordt de begeleidingsonderneming op de hoogte gebracht van de overweging om een van de voormelde maatregelen te nemen.

    De vertegenwoordiger van de begeleidingsonderneming wordt geïnformeerd over de mogelijkheid om een schriftelijk verweer te richten aan het hoofd van het agentschap binnen dertig dagen nadat hij de kennisgeving, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen.

    Het hoofd van het agentschap beslist om een maatregel als vermeld in het eerste lid, al dan niet te nemen binnen dertig dagen na ontvangst van het schriftelijk verweer of bij gebrek aan een tijdig schriftelijk verweer binnen dertig dagen na het verstrijken van de termijn, vermeld in het derde lid.

    Bij gebrek aan een beslissing binnen de termijn, vermeld in het vierde lid, wordt het hoofd van het agentschap geacht af te zien van de maatregel, vermeld in het eerste lid.

    HOOFDSTUK 3. - De erkenning van de begeleider

    Afdeling 1. - De erkenningsprocedure

    Art. 10. Een kandidaat-begeleider wordt erkend als begeleider uitzonderlijk vervoer type 1 als hij voldoet aan al de volgende voorwaarden:

  27. hij beschikt over een bekwaamheidsattest begeleider uitzonderlijk vervoer type 1 als vermeld in artikel 20, eerste lid, van dit besluit of over een gelijkwaardig attest uit een ander gewest;

  28. hij is gedurende de laatste drie jaar niet bij wijze van hoofdstraf voor een maand of langer vervallen geweest van het recht om een motorvoertuig te besturen, en heeft de examens afgelegd en de onderzoeken ondergaan die eventueel met toepassing van artikel 38 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, zijn opgelegd;

  29. hij is gedurende de laatste drie jaar niet bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing veroordeeld tot een gevangenisstraf of een andere straf wegens de volgende feiten:

    1. ...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT