Besluit van de Vlaamse Regering houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B, de 28 septembre 2018

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

  1. algemene verordening gegevensbescherming: de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);

  2. beroepsbekwaamheidsbrevet: een brevet als vermeld in artikel 24 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004;

  3. bestuur: het departement, vermeld in artikel 28, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;

  4. decreet van 9 maart 2018: het decreet van 9 maart 2018 houdende het terugkommoment in het kader van de rijopleiding categorie B;

  5. deelnemer: de persoon, vermeld in artikel 3 en 4 van het decreet van 9 maart 2018;

  6. instelling: de erkende instelling, vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 9 maart 2018;

  7. koninklijk besluit van 11 mei 2004: het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen;

  8. minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het verkeersveiligheidsbeleid;

  9. onderneming: elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd;

  10. opleidingsverstrekker: de instelling die de opleidingen voor de lesgevers van het terugkommoment organiseert.

    HOOFDSTUK II. - Het terugkommoment

    Art. 2. Het terugkommoment bestaat uit de drie volgende onderdelen, die op dezelfde dag en in de volgende volgorde worden gegeven :

  11. de kennismaking en de reflectie als beginnende bestuurder. Dit onderdeel duurt 30 minuten;

  12. de praktijkoefeningen op het oefenterrein. Dit onderdeel duurt 120 minuten;

  13. het groepsgesprek. Dit onderdeel duurt 90 minuten.

    De onderdelen omvatten de leerstof, opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

    Art. 3. Het terugkommoment kan alleen worden gevolgd bij een instelling die door de minister of zijn gemachtigde erkend is.

    Art. 4. De deelnemers hebben alleen voldaan aan de verplichting om het terugkommoment te volgen als ze elk van de drie onderdelen, vermeld in artikel 2, eerste lid, hebben gevolgd.

    Deelnemers zijn evenwel vrijgesteld van het onderdeel, vermeld in artikel 2, eerste lid, 2°, als ze aan de instelling het bewijs leveren dat ze alleen een voertuig mogen besturen dat speciaal aan hun handicap is aangepast.

    Art. 5. Nadat de deelnemers de drie onderdelen, vermeld in artikel 2, eerste lid, gevolgd hebben, wordt een attest terugkommoment afgeleverd, waarvan het model is opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd. De minister kan het model wijzigen.

    HOOFDSTUK III. - Termijn waarin het terugkommoment gevolgd moet worden

    Art. 6. Iedere deelnemer volgt het terugkommoment op zijn vroegst zes en uiterlijk negen maanden nadat hij het rijbewijs B heeft behaald.

    In afwijking van het eerste lid volgen de deelnemers, vermeld in artikel 56, eerste lid, 2°, die hun rijbewijs behaald hebben voor 1 juli 2018, het terugkommoment binnen drie maanden na 1 januari 2019.

    De toezichthouder kan uitstel toekennen aan de deelnemer om te voldoen aan de verplichting van het volgen van het terugkommoment binnen de tijdspanne vermeld in het eerste en het tweede lid in de volgende gevallen :

  14. wanneer de deelnemer zich om medische redenen in de onmogelijkheid bevindt om het terugkommoment binnen de tijdspanne vermeld in het eerste en het tweede lid te volgen. Dat wordt door een behandelende arts verklaard in een attest waarvan de Minister het model bepaalt;

  15. wanneer de deelnemer ten gevolge van een rechterlijke maatregel in een toestand van vrijheidsbeneming verkeert en in de onmogelijkheid is om het terugkommoment binnen de tijdspanne vermeld in het eerste en het tweede lid te volgen. Die toestand wordt door de directie van de inrichting waar de betrokkene zich bevindt, bevestigd in een attest waarvan de Minister het model bepaalt;

  16. wanneer de deelnemer om beroeps- of dienstredenen in het buitenland verblijft en zich in de onmogelijkheid bevindt het terugkommoment binnen de tijdspanne vermeld in het eerste en het tweede lid te volgen. Die onmogelijkheid wordt door de militaire of burgerlijke overheid of door de werkgever onder wie de werknemer ressorteert, bevestigd in een attest waarvan de Minister het model bepaalt;

  17. wanneer de deelnemer om studieredenen in het buitenland verblijft en zich in de onmogelijkheid bevindt om het terugkommoment binnen de tijdspanne vermeld in het eerste en het tweede lid te volgen. Die onmogelijkheid wordt door de directie van de instelling waar hij studeert, bevestigd in een attest waarvan de Minister het model bepaalt.

    De attesten vermeld in het derde lid, 1°, 2°, 3° en 4°, bevatten steeds de datum vanaf wanneer de onmogelijkheid van het volgen van het terugkommoment start en de datum vanaf wanneer deze onmogelijkheid ophoudt.

    De deelnemer richt de aanvraag tot uitstel samen met het attest vermeld in het derde lid, 1°, 2°, 3° of 4°, op elektronische wijze of bij een ter post aangetekende brief aan de toezichthouder uiterlijk binnen de termijn dat de deelnemer het terugkommoment overeenkomstig het eerste en het tweede lid moet volgen. De postdatum geldt hierbij als bewijs.

    De toezichthouder brengt de beslissing over de aanvraag tot uitstel uiterlijk binnen een maand nadat de deelnemer het terugkommoment moest volgen ter kennis van de aanvrager.

    Wanneer uitstel toegekend wordt, vermeldt de toezichthouder de termijn waarbinnen het terugkommoment gevolgd dient te worden. Deze termijn vangt aan vanaf de dag na de datum van ophouden van de onmogelijkheid tot het volgen van het terugkommoment zoals opgenomen in het attest vermeld in het derde lid, 1°, 2°, 3° of 4°, en eindigt uiterlijk drie maanden na deze datum zonder dat de maximumtermijn van artikel 4, eerste lid, van het decreet van 9 maart 2018, wordt overschreden.

    HOOFDSTUK IV. - Kostprijs van het terugkommoment

    Art. 7. Om het terugkommoment te volgen, betaalt de deelnemer aan de instelling een maximale vergoeding van 100 euro, inclusief de belasting over de toegevoegde waarde.

    Als een deelnemer zich aanbiedt om het terugkommoment te volgen nadat de termijn, vermeld in artikel 6, verstreken is, betaalt hij aan de instelling boven op de vergoeding, vermeld in het eerste lid, ook een toeslag van 50 euro, inclusief de belasting over de toegevoegde waarde. De instelling betaalt die toeslag aan het bestuur op de wijze die het bestuur vaststelt.

    De bedragen, vermeld in het eerste en tweede lid, worden voorafgaand aan het terugkommoment geïnd.

    De bedragen, vermeld in het eerste en tweede lid, zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 31 december 2017 is bereikt. Het bedrag wordt op 1 januari van elk jaar aangepast aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 31 december van het voorgaande jaar bereikt is, en wordt tot op de dichtstbijzijnde euro naar beneden afgerond.

    HOOFDSTUK V. - Erkenning en subsidiëring van de instellingen

    Afdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden

    Onderafdeling 1. - Voorwaarden voor de lokalen

    Art. 8. De lokalen waarin de onderdelen, vermeld in artikel 2, eerste lid, 1° en 3°, plaatsvinden voldoen aan de volgende voorwaarden :

  18. ze omvatten een leslokaal en een sanitaire inrichting;

  19. ze bevinden zich niet in een drankgelegenheid, noch in een woonruimte;

  20. ze voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 15, § 1, vierde lid, 2° en 3°, van het koninklijk besluit van 11 mei 2004;

  21. het leslokaal biedt zitplaatsen aan minstens het aantal personen voor wie een terugkommoment wordt georganiseerd;

  22. de burgemeester of de bevoegde brandweerdienst heeft voor de lokalen een attest uitgereikt dat vaststelt dat ze voldoen aan de geldende wettelijke normen inzake brandveiligheid.

    Onderafdeling 2. - Voorwaarden voor het oefenterrein

    Art. 9. Het oefenterrein is op een veilige en voldoende wijze afgescheiden van de openbare weg of andere plaatsen waar zich personen kunnen bevinden.

    Het oefenterrein wordt zo ingericht dat alle aan het terugkommoment vreemde personen er geen toegang toe hebben gedurende het onderdeel, vermeld in artikel 2, eerste lid, 2°.

    Art. 10. Het oefenterrein laat toe om de drie praktijkoefeningen van het onderdeel, vermeld in artikel 2, eerste lid, 2°, op een veilige manier op hetzelfde...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT