Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges, wat betreft de optimalisatie van de organisatie en de rechtspleging van de Vlaamse bestuursrechtscolleges, de 21 avril 2017

Artikel 1. In artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 houdende de rechtspleging voor sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017, wordt het woord "niet-ontvankelijkheid" vervangen door het woord "onontvankelijkheid".

Art. 2. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  1. aan paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "van de zaak" toegevoegd;

  2. aan paragraaf 1 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:

    "In dit artikel wordt verstaan onder zaak: de hoofdvordering en de eventuele aanvullende vorderingen."

  3. paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt:

    " § 3. Elke wijziging van de woonplaatskeuze wordt voor elke zaak afzonderlijk en met een beveiligde zending uitdrukkelijk ter kennis gebracht van de griffier, met vermelding van het rolnummer van de zaak waarop de wijziging betrekking heeft.".

    Art. 3. In artikel 8, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:

    "In geval van een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid, kan de verzoeker het verzoekschrift aan het College bezorgen door het te sturen naar het e-mailadres dat daarvoor vastgesteld is. De verzoeker bezorgt, op straffe van onontvankelijkheid, het verzoekschrift uiterlijk de eerstvolgende werkdag conform het eerste lid.".

    Art. 4. In artikel 11, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "bij beschikking" opgeheven.

    Art. 5. In artikel 15 van hetzelfde besluit wordt punt 1° vervangen door wat volgt:

    "1° de naam, de hoedanigheid, de woonplaats of de zetel van de verzoeker, de gekozen woonplaats in België, en in voorkomend geval een telefoonnummer en een e-mailadres;".

    Art. 6. In artikel 17, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 oktober 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  4. in het eerste lid, 3°, worden tussen het woord "woonplaatskeuze" en het woord "bevat" de woorden "in België" ingevoegd;

  5. tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:

    "De griffier schrijft een verzoekschrift houdende vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid onmiddellijk in op het definitieve register.";

  6. in het tweede lid, dat het derde lid wordt, worden de woorden "de dag na dag van deze van de betekening" vervangen door de woorden "de dag na de betekening".

    Art. 7. Artikel 18 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 oktober 2015, wordt opgeheven.

    Art. 8. Artikel 19 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017, wordt vervangen door wat volgt:

    "Art. 19. De griffier betekent met een beveiligde zending een afschrift van het verzoekschrift aan:

  7. de verweerder;

  8. de belanghebbenden bij de zaak, als ze kunnen worden bepaald.".

    Art. 9. In artikel 20, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt tussen de zinsnede "artikel 21, § 5, eerste lid," en de woorden "van het decreet" de zinsnede "of artikel 31/1, § 4, eerste lid," ingevoegd.

    Art. 10. In deel 1, hoofdstuk 2, afdeling 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017, worden een onderafdeling 1/1, die bestaat uit artikel 20/1, en een onderafdeling 1/2, die bestaat uit artikel 20/2, ingevoegd, die luiden als volgt:

    "Onderafdeling 1/1. - Rechtsplegingsvergoeding

    Art. 20/1. § 1. Het basisbedrag van de rechtsplegingsvergoeding, vermeld in artikel 21, § 7, van het decreet, bedraagt 700 euro, het minimumbedrag 140 euro en het maximumbedrag 1400 euro.

    § 2. Het basis-, minimum- of maximumbedrag, vermeld in paragraaf 1, wordt verhoogd met een bedrag dat overeenstemt met 20% van de voormelde bedragen, als het beroep tot nietigverklaring gepaard gaat met een vordering tot schorsing als vermeld in artikel 40, § 1, of artikel 40, § 2, van het decreet.

    De bedragen van de verhogingen, vermeld in het eerste lid, worden gecumuleerd, maar de op die manier verhoogde rechtsplegingsvergoeding mag niet meer bedragen dan 140% van het basis-, minimum- of maximumbedrag, vermeld in paragraaf 1.

    Er is geen verhoging verschuldigd als de toepassing van een verkorte procedure als vermeld in artikel 59/2 van dit besluit, leidt tot een einduitspraak of als de toepassing van artikel 71 van dit besluit leidt tot een vernietiging.

    Onderafdeling 1/2. - Kosten die voortvloeien uit de bemiddeling

    Art. 20/2. § 1. De kosten, vermeld in artikel 42, § 5, van het decreet, worden forfaitair vastgesteld op 700 euro per uitgevoerde bemiddelingsopdracht.

    § 2. Bij een bemiddelingsopdracht, uitgevoerd door een interne bemiddelaar, wordt het verschuldigde bedrag gestort op de rekening van het Fonds Bestuursrechtscolleges.

    Bij een bemiddelingsopdracht, uitgevoerd door een externe bemiddelaar, wordt het verschuldigde bedrag gestort op de rekening van de betrokken bemiddelaar.".

    Art. 11. In artikel 24, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "deze afdeling" vervangen door de zinsnede "de artikelen 21 en 23".

    Art. 12. In deel 2, hoofdstuk 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 oktober 2015, wordt afdeling 1, die bestaat uit artikel 26, vervangen door wat volgt:

    "Afdeling 1. - Verkorte procedures

    Onderafdeling 1. - Algemeen

    Art. 26. § 1. De voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter kan ambtshalve onderzoeken of het beroep volgens de vereenvoudigde procedure kan worden behandeld of alleen korte debatten vereist.

    § 2. In afwijking van artikel 27 kan de griffier de verweerder vragen om het administratief dossier in te dienen binnen een termijn van acht dagen.

    Als de verweerder het administratief dossier niet binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, indient, maant de griffier de verweerder aan om dat alsnog te doen binnen een door hem bepaalde termijn. Als de verweerder daaraan geen gevolg geeft, worden de door de verzoeker aangehaalde feiten als bewezen geacht, tenzij die feiten kennelijk onjuist zijn.

    Onderafdeling 2. - Vereenvoudigde procedure

    Art. 26/1. § 1. Een beroep kan worden behandeld volgens de vereenvoudigde procedure als:

  9. het beroep doelloos is;

  10. het beroep klaarblijkelijk onontvankelijk is;

  11. het College klaarblijkelijk onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen;

  12. het beroep klaarblijkelijk ongegrond is.

    § 2. De voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter stelt bij beschikking vast dat op het eerste gezicht het beroep doelloos is, het beroep klaarblijkelijk onontvankelijk is, het College klaarblijkelijk onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen of het beroep klaarblijkelijk ongegrond is.

    De griffier betekent de beschikking aan de verzoeker. De verzoeker kan een verantwoordingsnota en overtuigingsstukken, die beide beperkt zijn tot de in de beschikking gedane vaststellingen, indienen binnen een vervaltermijn van vijftien dagen, die ingaat op de dag na de betekening van de beschikking.

    § 3. Nadat de termijn voor het indienen van een verantwoordingsnota is verstreken, kan de voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter de zaak zonder verdere rechtspleging in beraad nemen.

    Als de voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter niet besluit dat het beroep doelloos is, dat het beroep klaarblijkelijk onontvankelijk is, dat het College klaarblijkelijk onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen of dat het beroep klaarblijkelijk ongegrond is, dan wordt de procedure voortgezet volgens de gewone rechtspleging, vermeld in dit besluit.

    Onderafdeling 3. - Korte debatten

    Art. 26/2. § 1. De voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter stelt bij beschikking vast:

  13. dat het beroep op het eerste gezicht alleen korte debatten vereist;

  14. de plaats, de dag en het tijdstip van de zitting waarop de korte debatten zullen plaatsvinden;

  15. de termijn waarbinnen ter griffie inzage kan worden genomen van het administratief dossier en de overtuigingsstukken;

  16. de termijn waarbinnen partijen een nota kunnen indienen.

    De griffier betekent de beschikking en een afschrift van het verzoekschrift aan de partijen.

    Gelijktijdig met het indienen van de nota, vermeld in het eerste lid, 4°, bezorgt elke partij een afschrift van die nota aan de andere partij.

    § 2. Na het horen van de partijen neemt de voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter de zaak in beraad.

    Als de voorzitter van het College of de door hem aangewezen bestuursrechter niet besluit dat korte debatten volstaan, dan wordt de procedure voortgezet volgens de gewone rechtspleging, vermeld in dit besluit.".

    Art. 13. In artikel 27, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  17. de zinsnede "een geïnventariseerde administratief dossier, voor zover dat met toepassing van artikel 26, in kader van de vereenvoudigde procedure nog niet werd ingediend," wordt vervangen door de zinsnede "een geïnventariseerd administratief dossier, als dat nog niet werd ingediend,";

  18. de woorden "de dag na dag van" worden vervangen door de woorden "de dag na";

  19. de zinsnede "artikel 19" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 19, 1° ".

    Art. 14. Artikel 28 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:

    "Art. 28. De griffier betekent een afschrift van de antwoordnota aan de verzoeker of deelt hem mee dat de antwoordnota ontbreekt, en brengt de verzoeker ook op de hoogte van de neerlegging van het administratief dossier.".

    Art. 15. In artikel 29 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  20. in het eerste lid worden de woorden "de dag na dag van" vervangen door de woorden "de dag na";

  21. het tweede lid wordt vervangen door wat volgt:

    "Als de verweerder geen antwoordnota heeft ingediend, mag de verzoeker een toelichtende nota indienen binnen een...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT