Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot instelling van de beroepscommissie voor jongeren die met vrijheidsbeneming worden bestraft, de 3 avril 2019

HOOFDSTUK 1. - Definities van de termen

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  1. "decreet van 18 januari 2018": het decreet van 18 januari 2018 houdende het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming;

  2. "decreet van 14 maart 2019": het decreet van 14 maart 2019 betreffende de opvang, in een "Centre communautaire" (Gemeenschapscentrum), van uithandengegeven jongeren;

  3. "plaats van vrijheidsbeneming": elke openbare instelling voor jeugdbescherming in de zin van het decreet van 18 januari 2018 en elk gemeenschapscentrum dat de leiding heeft over jongeren die het voorwerp zijn geweest van een uithandengeving in de zin van het decreet van 14 maart 2019.

    HOOFDSTUK 2. - Samenstelling

    Art. 2. Er wordt een onafhankelijke beroepsinstantie ingesteld, de "Beroepscommissie voor minderjarigen van wie de vrijheid werd benomen" genoemd, die uitspraak moet doen over de beroepen die zijn ingesteld krachtens artikel 90, eerste lid, van het decreet van 18 januari 2018 en artikel 139 van het decreet van 14 maart 2019.

    Art. 3. De beroepscommissie voor minderjarigen van wie de vrijheid werd benomen, hierna de "beroepscommissie", wordt, naast zijn voorzitter, bedoeld in artikel 93, derde lid, van het decreet van 18 januari 2018 en in artikel 143, derde lid, van het decreet van 14 maart 2019, samengesteld uit twee leden:

  4. een criminoloog;

  5. een advocaat.

    Voor ieder werkend lid wordt een plaatsvervangend lid benoemd.

    Art. 4. Om de leden van de beroepscommissie te benoemen, organiseert het secretariaat een openbare oproep tot het indienen van kandidaturen.

    Na afloop van deze oproep doet de regering het Parlement een lijst toekomen met haar voorstellen voor een van de andere werkende mandaten dan die van de voorzitter en een plaatsvervangend mandaat naar rata van twee kandidaten per te vervullen mandaat.

    Vervolgens benoemt het Parlement de leden volgens de procedure die het vaststelt.

    Art. 5. De leden van de beroepscommissie hebben een strafblad dat vrij is van veroordelingen voor een misdaad of misdrijf.

    Zij voegen bij hun kandidatuur een uittreksel uit het strafregister als bedoeld in de artikelen 595, lid 1, en 596, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering, dat ten hoogste één maand oud is.

    Art. 6. Lidmaatschap van de beroepscommissie is onverenigbaar met het lidmaatschap als:

  6. Europees commissaris, lid van een federale, gewestelijke of gemeenschapsregering, provinciegouverneur, provinciale gedeputeerde, lid van een college van burgemeester en schepenen;

  7. lid van het kabinet van een mandaathouder als bedoeld in 2° ;

  8. lid van het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT