Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26/01/2023 betreffende het mobiliteitsbudget en de verwerving, het gebruik en het beheer van dienstvoertuigen, de 26 janvier 2023

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op:

- De personeelsleden van de gewestelijke overheidsdiensten vallend onder het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de gewestelijke overheidsdiensten van Brussel;

- De personeelsleden van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vallend onder het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

- De personeelsleden van Brupartners;

- De personeelsleden van de naamloze vennootschap van publiek recht "Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap";

- De personeelsleden van het Gewestelijk Agentschap voor netheid;

- De personeelsleden van de reguleringscommissie voor de energiemarkten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder:

  1. BBHR van 15 mei 2014: besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 mei 2014 betreffende het voorbeeldgedrag van de overheden inzake vervoer.

  2. Entiteit: elke overheidsdienst of instelling van openbaar nut vallende onder het toepassingsgebied van dit besluit.

  3. Dienstvoertuig: elk transportmiddel (personenwagen, Multi-Purpose-Vehicle - MPV, minibus) dat aangekocht/geleased wordt en waarvan het gebruik door de personen vallende onder artikel 1 is toegestaan door de bevoegde instanties van elke entiteit binnen de bepalingen van dit besluit. Voor de kenmerken van deze transportmiddelen wordt naar artikel 1 van in punt 1 geviseerde besluit dd 15 mei 2014 betreffende het voorbeeldgedrag van de overheden inzake vervoer verwezen.

    In elk geval kunnen technische voertuigen (bestelwagens, vrachtwagens, autobussen, werkmachines, bulldozers, aanhangwagens, scancars...) die enkel kunnen worden ingezet voor specifieke technische werkzaamheden niet gezien worden als dienstvoertuigen binnen de bepalingen van dit besluit. Hetzelfde geldt voor het prioritair voertuig dat als volgt wordt gedefinieerd: Prioritair voertuig: het voertuig, dat, zoals het voertuig van de provinciegouverneurs en dat beantwoordt aan de technische voorwaarden bedoeld in de artikelen 28, § 2, 1°, c), 4 en 43, § 2, 3° van het Koninklijk Besluit van 15 maart 1968 houdende het algemene reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, bestemd is voor het gebruik door de leidend Ambtenaar van Brussels Preventie en Veiligheid die de opdrachten uitvoert van de Hoge Ambtenaar bedoeld in artikel 48, lid 3 van de Bijzondere Wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen.

  4. Chauffeur: elk personeelslid dat een voertuig kan besturen en dat beschikt over een geldig rijbewijs voor de categorie van het desbetreffende voertuig. De modaliteiten betreffende de regels om als chauffeur geregistreerd te kunnen worden, worden geregeld in elke entiteit.

  5. Wagenpark: De som van alle categorieën voertuigen (eigendom - leasing) beheerd door de entiteit.

  6. Total Cost of Ownership: De Total Cost of Ownership (TCO) is een indicatieve berekening van de totale kosten van een dienstvoertuig. De TCO wordt berekend als een optelsom van verschillende TCO-componenten. Deze bevatten: aankoopprijs, btw, kortingen, restwaarde, leaseprijs, batterijleaseprijs, verzekering, reparatie, onderhoud, banden, het energie- en/of brandstofverbruik, de belasting op inverkeerstelling (BIV) en de jaarlijkse verkeersbelasting.

    HOOFDSTUK 2. - Bepalingen inzake de verwerving dienstvoertuigen

    Art. 3. § 1. Voor de methode tot verwerving van dienstvoertuigen door leasing, wordt de minimale duur van de leasing vastgesteld op 48 maanden en de maximale duur van de leasing wordt vastgesteld op 60 maanden.

    Enkel de operationele leasing - waarbij de huurder gedurende een bepaalde termijn het gebruiksrecht verwerft - is voor alle categorieën van dienstvoertuigen toegestaan.

    De leasingovereenkomst moet gepaard gaan met een onderhoudsovereenkomst met de leverancier/constructeur voor de termijn van de leasing.

    § 2. Voor de methode tot verwerving van dienstvoertuigen door aankoop, wordt de duur van het bezit van het voertuig op 60 maanden vastgesteld.

    Art. 4...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT