Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van Brussel Gas Elektriciteit (BRUGEL), de 29 septembre 2022

TITEL I. - Definities

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder:

  1. "Besluit van 21 maart 2018": het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en zijn latere wijzigingen;

  2. "Brussel Gas Elektriciteit", afgekort "BRUGEL": de Reguleringscommissie voor Energie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

    TITEL II. - Aanpassing van de bepalingen die gelden voor de ambtenaren van instellingen van openbaar nut van categorie B van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met het oog op hun toepassing op de ambtenaren van BRUGEL

    HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

    Art. 2. Onder voorbehoud van de specifieke bepalingen vervat in dit besluit, zijn de bepalingen die gelden voor de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van categorie B, vervat in het besluit van 21 maart 2018 en in zijn latere wijzigingen, van toepassing op de ambtenaren van BRUGEL.

    Art. 3. Onder "Regering", onder "ambtenaren-generaal", onder "leidend ambtenaren", onder "directeur-generaal" en "adjunct-directeur-generaal", onder "directieraad" of "voorzitter van de directieraad", onder "benoemende overheid" en onder "functioneel bevoegde minister" dient te worden verstaan, behoudens andersluidende vermelding in dit besluit, de Raad van Bestuur van BRUGEL opgericht en georganiseerd door de artikelen 30ter tot 30septies van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

    Onder "Verantwoordelijke van de Administratieve Eenheid (VAE)" dient te worden verstaan, behoudens andersluidende vermelding in dit besluit, de Directeur.

    HOOFDSTUK II. - Toepassingsmodaliteiten van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

    Afdeling 1. - Rechten en plichten

    Art. 4. In het voornoemde besluit wordt een artikel 14bis ingevoegd:

    "Art. 14bis. De leden van de Geschillendienst worden aangewezen onder het personeel van BRUGEL voor een termijn die niet korter mag zijn dan drie jaar.

    Zij kunnen van geen enkele overheid instructies krijgen in het kader van de behandeling van klachten.

    Zij kunnen niet uit hun functie worden ontslagen zonder gegronde reden, namelijk elke wettelijk gerechtvaardigde reden die geen afbreuk doet aan hun onafhankelijkheid en hun onpartijdigheid.".

    Afdeling 2. - Graden

    Art. 5. Artikel 16, tweede lid, van het besluit van 21 maart 2018 dient als volgt te worden gelezen:

    "De rangen worden als volgt verdeeld onder de niveaus:

  3. in niveau A, drie rangen, nl. A1, A2 en A3;

  4. in niveau B, twee rangen, nl. B1 en B2;

  5. in niveau C, twee rangen, nl. C1 en C2.".

    Art. 6. Artikel 17 van hetzelfde besluit dient als volgt te worden gelezen:

    "Art. 17. De volgende graden worden gecreëerd:

    in rang A3: directeur, ingenieur-directeur;

    in rang A2: eerste attaché, eerste ingenieur en raadgever-deskundige;

    in rang A1: attaché en ingenieur;

    in rang B2: eerste assistent;

    in rang B1: assistent;

    in rang C2: eerste adjunct;

    in rang C1: adjunct.".

    Afdeling 3. - Het personeelsplan

    Art. 7. In artikel 19 van hetzelfde besluit, is § 1 niet van toepassing op de aan onderhavig besluit onderworpen ambtenaren.

    § 2 en § 3 van hetzelfde artikel dienen als volgt te worden gelezen:

    " § 2. In de instellingen van categorie B, bepaalt het personeelsplan, per functiedomein, per niveau, per rang en per graad, het aantal statutaire en contractuele personeelsleden uitgedrukt in voltijdse equivalenten dat noodzakelijk worden geacht voor de uitvoering van de opdrachten toegewezen aan de instelling.

    De Directeurs bereiden ten minste een ontwerp van personeelsplan voor per begrotingsjaar en maken dit over aan de Raad van Bestuur.

    De Directeurs raadplegen de diensthoofden.

    Het ontwerp van personeelsplan moet verenigbaar zijn met de beschikbare begrotingsmiddelen voor het...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT