Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het algemeen reglement betreffende het beheer en de werkwijze van het Brussels Waarborgfonds, de 25 mai 2022

HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  1. Ordonnantie: de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 april 1999 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering en houdende oprichting van het Brussels Waarborgfonds;

  2. de onderneming: de natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent, de vereniging zonder winstgevend doel of de vennootschap onder eender welke juridische vorm die een micro-, kleine of middelgrote onderneming is zoals omschreven in Bijlage I bij Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

  3. Verordening betreffende de-minimissteun: Verordening (EU) n° 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun;

  4. AVG: Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens;

  5. het reglement van tussenkomst van het Fonds: de beslissing van het Brussels Waarborgfonds betreffende de regels en richtlijnen volgens de welke het Brussels Waarborgfonds tussenkomsten verleent;

  6. de kredietinstelling: de kredietinstelling of financiële instelling bedoeld in artikel 8 van de Ordonnantie;

  7. de tussenkomst: de toekenning door het Fonds van een waarborg op aanvraag of van een rechtstreekse waarborg beslist ofwel door het Fonds ofwel door de kredietinstelling;

  8. de Minister: de minister die bevoegd is voor Economie;

  9. het Fonds: het Brussels Waarborgfonds dat is opgericht bij de Ordonnantie;

  10. het aflosbare krediet: het krediet waarvan het bedrag, de duur en de periodieke aflossingen vooraf worden bepaald en dat contractueel volledig moet worden terugbetaald op de vervaldag;

  11. het niet-aflosbare krediet: het krediet waarvan de duur en het terugbetalingsschema niet vooraf worden vastgelegd;

  12. de waarborg op aanvraag: de waarborg waartoe door het Fonds wordt besloten ten gunste van een kredietinstelling om een of meer aan de onderneming toegekende kredieten te dekken;

  13. de rechtstreekse waarborg: de waarborg waartoe door een kredietinstelling wordt besloten om een of meer kredieten te dekken die aan de onderneming zijn toegekend;

  14. sale-and-lease-backtransactie: een transactie waarbij de onderneming onderdelen van zijn activa verkoopt aan een leasingmaatschappij en ze onmiddellijk daarna huurt onder een leasingcontract inclusief de betaling van de huur;

  15. finance&invest.brussels : de nameloze vennootschap opgericht door de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen.

    HOOFDSTUK II. - Werking van het Fonds

    Afdeling 1. - Werking van de Raad van Bestuur

    Art. 2. De Voorzitter roept de vergaderingen van de Raad van Bestuur bijeen, in overeenstemming met het tijdschema van de vergaderingen die jaarlijks door de Raad van Bestuur worden goedgekeurd.

    In geval van noodzaak of dringendheid kan de Voorzitter te allen tijde, op eigen initiatief of op verzoek van twee bestuurders, op elk moment een vergadering van de Raad van Bestuur bijeenroepen.

    In geval van afwezigheid van de Voorzitter en de Vice-voorzitter zit de oudste aanwezige bestuurder de Raad van Bestuur voor.

    Art. 3. De Raad van Bestuur neemt een deontologisch reglement aan.

    Art. 4. Het bedrag van het presentiegeld in de Raad van Bestuur wordt vastgesteld op 323,63 euro voor de Voorzitter en de Vice-voorzitter, 129,45 euro voor de bestuurders en 194,18 euro voor de regeringscommissarissen.

    De in dit artikel genoemde bedragen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd. De indexering is gebaseerd op de gezondheidsindex van de maand december die eraan voorafgaat. De referentiegezondheidsindex is die van januari 2022.

    Art. 5. De Raad van Bestuur voert een regelmatige controle uit van de risicograad van de dossiers. In dit kader kan hij een jaarlijks maximumbedrag vaststellen voor de toekenning van de rechtstreekse waarborg of de waarborg op aanvraag. De Raad van Bestuur kan per kredietinstelling ook een maximumbedrag voor de rechtstreekse waarborg of de waarborg op aanvraag vaststellen.

    De Raad van Bestuur overhandigt jaarlijks aan de Minister een verslag met gedetailleerde informatie over haar bevindingen en alle maatregelen ter beheersing van de financiële risico's, die hij passend acht.

    Art. 6. De Raad van Bestuur informeert de Minister schriftelijk zodra de uitstaande verbintenissen van het Fonds hoger liggen dan 75% van de bij of krachtens artikel 19 van de Ordonnantie vastgestelde drempel.

    Afdeling 2. - Kaderovereenkomst tussen het Fonds en de kredietinstelling

    Art. 7. Het Fonds sluit een kaderovereenkomst met elke kredietinstelling die de uitvoering van de in de Ordonnantie, het huidige besluit en het reglement van tussenkomst van het Fonds uiteengezette beginselen omschrijft.

    Deze kaderovereenkomst bepaalt minimaal het volgende:

  16. de documenten, formulieren en voorafgaande informatie die nodig zijn om waarborgen op aanvraag en rechtstreekse waarborgen te verwerken;

  17. de gevallen bedoeld in artikel 5 van het reglement van tussenkomst van het Fonds;

  18. het maximale jaarlijkse totale volume van de rechtstreekse waarborg, eventueel bepaald per kredietinstelling. Dit totale volume kan later door het Fonds worden aangepast, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de risicograad van de rechtstreekse waarborg en het beschikbare gewestelijke budget.

    De kaderovereenkomst regelt ook elke andere aangelegenheid die het Fonds en de kredietinstelling relevant achten voor de goede vervulling van hun taken uit hoofde van dit besluit en het reglement van tussenkomst van het Fonds.

    HOOFDSTUK III. - Algemene beginselen van de tussenkomst

    Art. 8. § 1. De tussenkomst wordt uitgevoerd met toepassing van de Verordening betreffende de-minimissteun.

    Het Fonds, via de kredietinstelling, deelt de onderneming mee dat de tussenkomst overeenkomstig de Verordening betreffende de-minimissteun wordt uitgevoerd.

    De onderneming vermeldt in zijn aanvraag de andere onder de Verordening betreffende de-minimissteun of andere de-minimisverordeningen vallende steunen die de onderneming gedurende de twee voorafgaande belastingjaren en het lopende belastingjaar heeft ontvangen op basis van het formulier als bedoeld in artikel 7, tweede lid, 1°.

    § 2. Indien de in de Verordening betreffende de-minimissteun genoemde maxima worden overschreden, mag het Fonds van de onderneming terugbetaling eisen van de ten onrechte verkregen steun, dat wil zeggen het bruto subsidie equivalent van de op grond van dit besluit en het reglement van tussenkomst van het Fonds.

    Art. 9. Om een tussenkomst te genieten, mag:

  19. de onderneming niet hoofdzakelijk actief zijn in een van de in bijlage vermelde sectoren, noch in de sectoren van de exploratie, winning, verwerking, het vervoer en de opslag van steenkool, aardolie of andere fossiele brandstoffen ;

  20. de onderneming een van de volgende activiteiten niet uitvoeren:

    1. activiteit die opzettelijk de sociale, fiscale en milieuwetgeving en de fundamentele ethische normen schendt;

    2. activiteit die in strijd is met of een schending vormt van de fundamentele mensenrechten;

    3. activiteit met nefaste gevolgen voor de volksgezondheid of het milieu, ongeacht of ze in overeenstemming is met de lokale wet- en regelgeving;

    4. activiteit op basis van corruptie en omkoping;

    5. activiteit met betrekking tot de seks-en porno-industrie.

  21. gebruik te maken van een financiële of vermogensmaatschappij die is gevestigd in een belastingparadijs dat is opgenomen op de pan-Europese lijst van landen die hebben geweigerd een dialoog met de Europese Unie aan te gaan of tekortkomingen op het gebied van goed bestuur in belastingzaken te verhelpen;

  22. tegen de onderneming geen collectieve insolventieprocedure lopen en de onderneming mag niet voldoen aan de voorwaarden om te worden onderworpen aan een collectieve insolventieprocedure, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, de procedures voor gerechtelijke reorganisatie waarin Boek XX van het Wetboek van economisch recht voorziet;

  23. bij vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid mag niet meer dan de helft van het geplaatste kapitaal of het eigen vermogen verdwijnen, waarvan niet meer dan een kwart van het kapitaal in de afgelopen twaalf maanden. Bij vennootschappen waarvan ten minste enkele vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap, mag niet meer dan de helft van het eigen vermogen zoals dat in de jaarrekening is opgenomen verdwijnen, niet meer dan een kwart van het eigen vermogen in de afgelopen twaalf maanden.

    Het eerste lid, 5°, is niet van toepassing op de vennootschappen die minder dan drie jaar geleden werden opgericht.

    De tussenkomst mag geen betrekking hebben op een krediet voor de financiering van één van de activiteiten bedoeld in lid 1, 1°.

    Art. 10. § 1. Voor aflosbare kredieten waarborgt het Fonds een maximum van 65% van het bedrag in hoofdsom van het krediet. Voor dit type krediet bedraagt de duur van de tussenkomst maximaal 10 jaar als de tussenkomst lager is dan of gelijk is aan 750.000 euro. Ze heeft een duur van maximum 5 jaar als de tussenkomst hoger is dan 750.000 euro.

    Voor aflosbare kredieten vermindert elk vervallen bedrag aan kapitaal dat door de onderneming wordt terugbetaald van rechtswege en proportioneel de verbintenis van het Fonds.

    § 2. Voor de niet-aflosbare kredieten, met inbegrip...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT