Koninklijk besluit betreffende de postbeoordeling van de militairen, de 19 juin 2014

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Afdeling 1. - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1. Dit besluit is toepasselijk op :

  1. de militairen van het actief kader in de stand "in werkelijke dienst", met uitsluiting van de militairen die worden gebezigd buiten de krijgsmacht overeenkomstig artikel 144 van de wet;

  2. de militairen van het reservekader.

    Art. 2. § 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :

  3. "de wet" : de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de krijgsmacht;

  4. "de DGHR" : de directeur-generaal human resources;

  5. "de evaluator" : de rechtstreekse militaire meerdere van het actief kader van de geëvalueerde;

  6. "de eenheidscommandant" : de meerdere die de bevoegdheden van eenheidscommandant uitoefent ten opzichte van de betrokken militair;

  7. "de korpscommandant" : de meerdere die de bevoegdheden van korpscommandant uitoefent ten opzichte van de betrokken militair;

  8. "de postbeschrijving" : de beschrijving van de post in de organisatiestructuur, de beschrijving van de uitgeoefende functie, van de professionele en gedragscompetenties die met de functie verbonden zijn, en van andere vereiste bijkomende kwalificaties voor de post bepaald door de chef van de divisie beheer van de algemene directie human resources;

  9. "de prestatiedoelstellingen" : de individuele doelstellingen, verbonden aan het bezetten van een post, die verband houden met de resultaten die de evaluator in samenspraak met de geëvalueerde wil zien bereiken in het dagelijkse werk en die vóór het eind van de evaluatiecyclus gerealiseerd moeten zijn;

  10. "de competentie" : de combinatie van de kennis, de vaardigheden en de houding van een medewerker, die zich concreet manifesteert in een gedrag dat kan vastgesteld worden op basis van indicatoren en die nodig is om succesvol te zijn in het bezetten van een bepaalde post en het uitvoeren van de taken die eraan verbonden zijn;

  11. "de gedragscompetentie" : een van de competenties hernomen in de tabel in bijlage bij dit besluit;

  12. "de professionele competentie" : elke andere competentie van militaire, technische, operationele aard of in het domein van het beheer die niet tot de gedragscompetenties behoort;

  13. "de generieke competenties" : de gedragscompetenties, die elke militair geacht wordt te bezitten, ongeacht zijn statuut, zijn personeelscategorie of zijn niveau;

  14. "de indicator" : de beschrijving van concreet waarneembare handelingen en feiten die erop wijzen dat de competentie aanwezig is;

  15. "de evaluatiecyclus" : het proces dat de evaluator ondersteunt bij zijn leidinggevende verantwoordelijkheden en dat gericht is op het stimuleren van de communicatie tussen chef en medewerker en op de ontwikkeling van de competenties van de geëvalueerde;

  16. "de minister" : de minister van Landsverdediging.

    Bovendien worden de noties "militair", "functie" en "post" gebruikt overeenkomstig de definities bedoeld in artikel 3 van de wet.

    § 2. De "eindverantwoordelijke van de evaluatiecyclus" is de rechtstreekse militaire meerdere van de evaluator, hierna "de eindverantwoordelijke" genoemd.

    Indien de militair de eindvermelding "onvoldoende" krijgt, is de eindverantwoordelijke de hiërarchische overste die ten opzichte van de beoordeelde militair ten minste de bevoegdheid uitoefent van, naargelang het geval :

  17. korpscommandant, indien de beoordeelde militair de hoedanigheid heeft van officier;

  18. eenheidscommandant, indien de beoordeelde militair de hoedanigheid heeft van onderofficier of van vrijwilliger.

    Afdeling 2. - De evaluator en de eindverantwoordelijke

    Art. 3. Ieder personeelslid van Defensie waarop dit besluit van toepassing is, kan als evaluator of eindverantwoordelijke aangewezen worden, voor zover :

  19. hij niet op hetzelfde moment als de geëvalueerde, kandidaat is :

    1. voor bevordering tot dezelfde graad, behalve indien het een bevordering naar anciënniteit betreft;

    2. voor overgang, voor promotie op diploma of voor sociale promotie, naar eenzelfde personeelscategorie;

  20. hij niet de echtgenoot of de wettelijk samenwonende is, of een bloed- of aanverwant is tot de vierde graad met de geëvalueerde;

  21. hij tenminste bekleed is met de graad van korporaal-chef en met een hogere graad dan deze van de geëvalueerde of meer anciënniteit heeft in dezelfde graad;

  22. hij voorafgaandelijk met succes een vorming onder toezicht van een centraal vormingsorganisme over de evaluatiecyclus en de objectieve evaluatiemethodes heeft gevolgd, waarvan de inhoud door de minister wordt bepaald en die minstens het gebruik van het competentiewoordenboek, de toepassing van de gedragsindicatoren en de principes van het functionerings -en evaluatiegesprek onderwijst;

  23. de korpscommandant van de betrokken militair niet beslist dat deze geen beoordeling mag uitbrengen omwille van feiten of omstandigheden die, volgens hem, ertoe kunnen brengen subjectief te evalueren;

  24. hij tot hetzelfde taalstelsel dan de geëvalueerde behoort of dat hij bezit, naargelang het geval :

    1. ingeval hij officier is, de wezenlijke kennis van de taal bedoeld in artikel 3, § 1, van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger;

    2. ingeval hij onderofficier is, de werkelijke kennis van de taal bedoeld in artikel 8, § 1,derde lid van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger;

    3. ingeval hij vrijwilliger is, de werkelijke kennis van de taal bedoeld in artikel 9bis van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger.

    De korpscommandant stelt de betrokken militair bedoeld in het eerste lid, 5° in kennis van de weerhouden redenen.

    Art. 4. De aanwijzing in de hoedanigheid van evaluator of in de hoedanigheid van eindverantwoordelijke gebeurt op basis van de organisatiestructuren.

    Indien de hoedanigheid van evaluator of eindverantwoordelijke niet duidelijk blijkt uit de organisatiestructuren, wordt de evaluator of de eindverantwoordelijke door de DGHR of door de overheid die hij aanwijst, aangewezen.

    Onverminderd de toepassing van de bepalingen bedoeld in artikel 35, duidt de korpscommandant in het geval bedoeld in artikel 3, 5°, de rechtstreekse militaire meerdere van de evaluator van de te evalueren militair aan.

    Art. 5. § 1. Elke evaluator of eindverantwoordelijke moet afzien van het evalueren indien hij weet dat er ten opzichte van hem een wrakingsgrond bestaat.

    Elke geëvalueerde kan eveneens een vraag tot wraking indienen.

    De aanvraag tot wraking moet overgemaakt worden met eender welk schriftelijk communicatiemiddel tegen ontvangstbewijs aan, naargelang het geval :

  25. de eindverantwoordelijke, wanneer de vraag tot wraking de evaluator betreft;

  26. de overheid die de bevoegdheden van korpscommandant uitoefent ten opzichte van de evaluator, wanneer de wraking de eindverantwoordelijke betreft.

    Indien de overheid die de bevoegdheden van korpscommandant uitoefent, naargelang het geval, de evaluator of de eindverantwoordelijke is, moet de vraag tot wraking evenwel ingediend worden bij de DGHR.

    Indien de DGHR, naargelang het geval, de evaluator of de eindverantwoordelijke is, moet de vraag tot wraking ingediend worden bij de chef Defensie.

    § 2. De overheid bedoeld in § 1 verwittigt schriftelijk, naargelang het geval, de evaluator of de eindverantwoordelijke, over de vraag tot wraking door de geëvalueerde.

    Indien de evaluator of de eindverantwoordelijke weigert af te zien van het evalueren, doen deze overheden uitspraak over de vraag tot wraking.

    De beslissing tot wraking wordt schriftelijk aan de geëvalueerde betekend. Ze wordt door de geëvalueerde ondertekend voor gezien en ingevoegd in zijn evaluatiedossier.

    HOOFDSTUK 2. - De evaluatiecyclus

    Afdeling 1. - Algemene bepalingen

    Art. 6. De evaluatiecyclus omvat :

  27. een of meerdere functioneringsgesprekken;

  28. het evaluatiegesprek.

    Afdeling 2. - De functioneringsgesprekken

    Art. 7. Het functioneringsgesprek is een gesprek tussen de evaluator of, in voorkomend geval, de eindverantwoordelijke en de geëvalueerde.

    Ten laatste vijf werkdagen voor dit gesprek, krijgt de geëvalueerde een kopie van zijn postbeschrijving en van zijn prestatiedoelstellingen.

    Tijdens dit gesprek :

  29. wordt de geëvalueerde ingelicht over de competenties die beoordeeld zullen worden tijdens de postbeoordeling bedoeld in artikel 15;

  30. bespreekt de geëvalueerde met de evaluator de prestatiedoelstellingen die hem betreffen, alsook de taken die eraan verbonden zijn en kan, in voorkomend geval, zijn opmerkingen terzake doen gelden.

    Op het eind van het functioneringsgesprek, somt de evaluator de competenties op die beoordeeld zullen worden en, in samenspraak met de geëvalueerde, de prestatiedoelstellingen die vóór het eind van de evaluatiecyclus bereikt moeten worden.

    Deze inlichtingen, alsook de wijzigingen die eventueel werden aangebracht ten gevolge van een bijkomend functioneringsgesprek, worden schriftelijk hernomen door de evaluator of, in voorkomend geval, de eindverantwoordelijke op het postbeoordelingsformulier, waarvan het model door de minister wordt bepaald.

    De geëvalueerde krijgt na afloop van zijn functioneringsgesprek een kopie van het postbeoordelingsformulier dat gedurende het evaluatiegesprek zal gebruikt worden.

    Art. 8. Een functioneringsgesprek vindt plaats tussen de geëvalueerde en zijn evaluator :

  31. binnen de vier weken die volgen op de op post plaatsing van de geëvalueerde;

  32. ten laatste drie maanden voor zijn evaluatiegesprek, indien de militair riskeert een eindvermelding "onvoldoende" te krijgen;

  33. bij het begin van een nieuwe jaarlijkse evaluatiecyclus.

    De functioneringsgesprekken bedoeld in het eerste lid, 2° en 3° moeten verschillend zijn.

    De evaluator roept de geëvalueerde op voor zijn functioneringsgesprek.

    Indien de beoordeelde militair weigert of verzuimt te verschijnen voor het functioneringsgesprek, wordt dit, volgens de nadere regels vastgesteld in een reglement uitgevaardigd door de minister, vermeld op de postbeoordeling bedoeld in...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT