Besluit 2020/1989 van het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de lijst met modaliteiten en criteria van de tegemoetkomingen in verband met de hulpmiddelen voor insluiting bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk III en in afdeling 8 van hoofdstuk IV van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 mei 2015 betreffende de individuele prestaties en hulpmiddelen ten behoeve van gehandicapte personen, de 18 décembre 2020

Artikel 1. Onderhavig besluit regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet, krachtens artikel 138 van de Grondwet.

Art. 2. Overeenkomstig artikel 3, § 1, eerste lid van het besluit 2014/152 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 mei 2015 betreffende de individuele prestaties en hulpmiddelen ten behoeve van gehandicapte personen houdende toepassing van de artikelen 19,1° en 48 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de insluiting van de gehandicapte personen, worden de modaliteiten en criteria betreffende de tegemoetkomingen bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk III en afdeling 8 van hoofdstuk IV van hetzelfde besluit in de lijst in bijlage van dit besluit vastgelegd.

Art. 3. Het besluit 2018/1322 van het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 november 2018 tot vaststelling van de lijst met modaliteiten en criteria van de tegemoetkomingen in verband met de hulpmiddelen voor insluiting bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk III van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 mei 2015 betreffende de individuele prestaties en hulpmiddelen ten behoeve van gehandicapte personen is op 31 december 2020 opgeheven.

Art. 4. In afwijking van artikel 3 blijven de modaliteiten en criteria die in de bijlage van het voormelde besluit van het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 november 2018 vermeld worden van toepassing op alle aanvragen die tot 31 december 2020 ingediend werden.

De individuele beslissingen waarvan kennis is gegeven, blijven geldig tot de datum waarop zij verstrijken onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de regelgeving op grond waarvan zij zijn genomen, met uitzondering van de in de onderstaande punten bedoelde beslissingen, welke onderworpen zullen worden aan de bepalingen van de bijlage van onderhavig besluit:

- punt 2.3.4 "Transcriptie van cursussen"

- punt 3 "Absorberende producten voor incontinente personen"

- punt 10 "Onderhoud en herstel van bepaalde hulpmiddelen".

Art. 5. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.

BIJLAGE.

Art. N. Het besluit 2020/1989 van het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de lijst met modaliteiten en criteria van de tegemoetkomingen in verband met de hulpmiddelen voor insluiting bedoeld in afdeling 2 van hoofdstuk III en in afdeling 8 van hoofdstuk IV van het besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 7 mei 2015 betreffende de individuele prestaties en hulpmiddelen ten behoeve van gehandicapte personen.

  1. Algemene bepalingen

    Telkens in onderhavige bijlage "dienst PHARE" wordt vermeld, dient "Bestuursdirecteur van de dienst PHARE" te worden verstaan.

    Onder "besluit 2014/152" dient het besluit van 7 mei 2015 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de individuele prestaties en hulpmiddelen ten behoeve van gehandicapte personen te worden verstaan.

    1.1. Indien de persoon een tegemoetkoming van een andere gefedereerde entiteit of de federale overheid heeft verkregen, kan hij of zij geen tegemoetkoming krijgen van de dienst PHARE om dezelfde kosten te dekken.

    1.2. Overeenkomstig artikel 7, § 1 van het besluit 2014/152 moet de steunaanvraag worden ingediend met behulp van het ingevulde en ondertekende aanvraagformulier van de dienst PHARE of, op zijn minst, een door de betrokkene of zijn wettelijke vertegenwoordiger opgesteld schriftelijk document.

    Overeenkomstig artikel 43, §§ 1 en 2 van het besluit 2014/152 worden de materiële hulpprestaties enkel ten laste genomen als ze ten vroegste op de dag waarop een tegemoetkoming is aangevraagd, geleverd of verstrekt worden, uitgezonderd in de volgende gevallen:

    - Als de persoon met een handicap aantoont dat de materiële hulpprestaties dringend zijn of dat hij of zij deze nodig heeft voordat hij of zij een geldige tegemoetkomingsaanvraag kan indienen, wordt een termijn van zes maanden toegekend tussen de datum waarop de levering of verstrekking van de hulp plaatsvindt en de datum waarop de tegemoetkoming is aangevraagd;

    - De aanpassingswerkzaamheden van de roerende en onroerende goederen waarvoor een tegemoetkoming werd toegekend, kunnen niet beginnen vóór de kennisgeving van de tegemoetkomingsbeslissing aan de persoon met een handicap. Facturen waarvan de datum vóór de kennisgevingsdatum van die beslissing valt, zullen niet in aanmerking genomen worden.

    1.3. Een aanvullend medisch rapport kan door de arts van de dienst PHARE gevraagd worden indien de medische gegevens waarover hij beschikt niet toereikend zijn.

    Wanneer in de medische criteria een minimumpercentage van de handicap wordt vermeld, is de berekening van dit percentage gebaseerd op de officiële Belgische schaal ter bepaling van de graad van invaliditeit.

    1.4. Overeenkomstig artikel 38, § 1 van het besluit 2014/152 behoudt de dienst PHARE, als hij dit nodig acht, zich het recht voor bijkomende inlichtingen te vragen die nuttig kunnen zijn bij het onderzoek van de aanvraag en met name een proefattest, een bijkomende prijsopgave.

    1.5. De maximum- of referentiebedragen in deze lijst zijn exclusief btw, tenzij anders vermeld.

    1.6. De leverings- en installatiekosten en de Recupeltaks zijn in de maximumbedragen van deze lijst opgenomen.

    1.7. Er kan slechts één tegemoetkoming worden toegestaan wanneer twee materialen dezelfde functie en hetzelfde doel hebben.

    1.8. De dienst PHARE verleent geen tegemoetkoming voor veiligheidsmateriaal, tenzij de gewestelijke of federale regelgeving die verplicht gemaakt heeft.

    1.9. Gelet op de verplichtingen die worden opgelegd aan rust-, rust- en verzorgingstehuizen, erkende opvangcentra en aangepaste collectieve woningen, is het genot van sommige prestaties uitgesloten voor personen die in dit soort instellingen wonen. De diensten van inclusieve woningen worden niet getroffen door deze uitsluiting.

    De uitgesloten prestaties zijn de volgende:

    - inrichting roerend en onroerend goed zoals bedoeld in punt 6 van deze lijst;

    - aanvullende uitrusting zoals bedoeld in punt 7 van deze lijst;

    - uitrustingsgoederen zoals bedoeld in punt 8 van deze lijst;

    - onderhoud en herstel betreffende de voornoemde prestaties.

    Wanneer een persoon die gedomicilieerd is in een particuliere woning die in het Brussels Gewest gelegen is in een van de in het eerste lid bedoelde opvangplaatsen woont, moet de aanvraag om tegemoetkoming die met het verblijf in de woning verband houdt, vergezeld gaan van een attest van de opvangplaats met vermelding van de frequentie en de duur van de terugkeer naar huis.

    1.10. Overeenkomstig artikel 34 van het besluit 2014/152 kunnen de communicatiehulpmiddelen, het anti-doorligmateriaal, aanvullende uitrusting en de uitrustingsgoederen zoals gedefinieerd in deze lijst, wanneer zij bestemd zijn voor een minderjarige gehandicapte die gewoonlijk op twee verschillende adressen verblijft in het kader van een gelijkmatig verdeelde huisvesting zoals vastgesteld in een vonnis van de bevoegde rechtbanken, in tweevoud worden verstrekt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    1. de twee adressen zijn gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

    2. de levering van licht vervoerbaar materiaal volstaat niet om aan zijn behoeften te voldoen.

    Overeenkomstig artikel 35 van het besluit 2014/152 wordt het totale bedrag van de in dit punt 1.10 bedoelde aanvullende tegemoetkoming beperkt tot 10.000 euro per periode van vijf jaar.

    1.11. Onverminderd andersluidende bepalingen in de volgende punten, kan in een van de volgende situaties een vervroegde vervanging van de in deze lijst opgenomen materiaal worden toegestaan:

    - ofwel wanneer het materiaal in kwestie niet meer voldoet aan de specifieke behoeften van de persoon.

    In dat geval moet de aanvraag voor tegemoetkoming vergezeld gaan van een gedetailleerd verslag waarin de evolutie van de situatie van de persoon wordt verantwoord;

    - ofwel wanneer het materiaal niet te repareren is of de reparatiekosten niet in verhouding staan tot die van gelijkwaardig nieuw materiaal. Deze voorwaarde moet worden verantwoord door een attest van de leverancier dat vóór de aankoop van het nieuwe materiaal wordt opgesteld.

    In de volgende situaties mag geen vervanging worden toegestaan:

    - tijdens de garantieperiode: twee jaar vanaf de datum van aankoop of meer in geval van verlenging van de garantie, tenzij een certificaat van de verkoper bewijst dat de materiële schade niet gedekt is door de garantie;

    - gedurende de genoemde minimumperiode indien vaststaat dat de oorzaak van de onherstelbaarheid te wijten is aan nalatigheid van de gebruiker.

    De termijn voor de vervanging van mobiele telefoons, computers en tablets kan niet ingekort worden.

    De verlengingsperiodes die voor bepaalde hulpmiddelen vermeld zijn, worden bepaald in functie van de facturatiedatum van de vorige prestatie.

    1.12. Indien de prestatie moet worden vervangen of hersteld ingevolge schade of diefstal, moet de nieuwe aanvraag tot tegemoetkoming vergezeld gaan van een bewijsstuk van de verzekeringsmaatschappij of van het proces-verbaal van de politie. De tegemoetkoming dekt alleen het deel van de eventuele extra kosten die bovenop de door de verzekering gedekte bedragen worden gemaakt.

    Daarom is de persoon verplicht om de nodige verzekeringen af te sluiten en het bewijs hiervan te leveren. Bij gebrek hieraan zal de dienst PHARE geen enkele tegemoetkoming verstrekken.

    Dit punt is niet van toepassing op punt 4.5 van de lijst (aanpassing van een auto): als het voertuig na een schadegeval of diefstal moet worden gerepareerd of vervangen, kan geen enkele tegemoetkoming worden verleend.

    1.13. Overeenkomstig artikel 22, eerste lid 1 van het besluit 2014/152 moeten de bewijsstukken, op straffe van verval, binnen een termijn van zes maanden na de uitvoering van de prestaties of de uitgaven die gedekt worden door de tegemoetkoming bij de dienst PHARE ingediend worden. Voor tegemoetkomingen met betrekking tot de in...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT