Besluit 2018/1219 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de diensten voor participatie via collectieve activiteiten, dat uitvoering geeft aan afdeling 3 van hoofdstuk 5 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de insluiting van de persoon met een handicap, de 18 octobre 2018

HOOFDSTUK 1. - ALGEMENE BEPALINGEN EN DEFINITIES

Artikel 1. Het besluit regelt, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 ervan.

Art. 2. Voor de toepassing van onderhavig besluit wordt verstaan onder :

  1. het decreet : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap;

  2. de SPFB : de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie (Service Public Francophone bruxellois);

  3. Het Collegelid : het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met het beleid inzake Bijstand aan Personen met een Handicap;

  4. de dienst : de dienst voor participatie via collectieve activiteiten zoals bepaald in artikel 56 van het decreet;

  5. de vzw : de vereniging zonder winstoogmerk, bepaald in artikel 2, 13° van het decreet, die een dienst voor participatie via collectieve activiteiten inricht;

    6 ° het NM-besluit : besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 oktober 2001 betreffende de toepassing van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 juli 2001 tot wijziging van diverse wetten betreffende de subsidies toegekend in de welzijns-, de gezondheids- en de gehandicaptensector en de sector van de socioprofessionele inschakeling;

  6. het Plan Tandem : de voorziening voor de inrichting van het einde van de loopbaan die tot stand gebracht is door de Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 2009 binnen het paritair subcomité 319.02.

    HOOFDSTUK 2. - OPDRACHTEN

    Art. 3. De opdracht voor het organiseren van collectieve vrijwilligersactiviteiten van maatschappelijk belang zoals bedoeld in artikel 56, 1° en 3° van het decreet wordt door de dienst uitgevoerd door middel van de volgende acties :

  7. voltijdse of halftijdse opvang, in dagverblijf, van personen met een handicap en valide personen die samen verschillende activiteiten uitoefenen die de productie van goederen of diensten ten gunste van de maatschappij tot gevolg hebben;

  8. omkadering op het vlak van techniek, opleiding en onderwijs, aangepast aan de ontwikkelde activiteiten en specifieke kenmerken van de opgevangen personen, met uitzondering van elke medische of paramedische tussenkomst.

    Art. 4. De opdracht voor de ontplooiing van de vaardigheden van de persoon met een handicap door diens participatie aan collectieve vrijwilligersactiviteiten zoals bedoeld in artikel 56, 2° en 4° van het decreet, wordt door de dienst uitgevoerd via volgende acties :

  9. individuele ondersteuning van de persoon met een handicap om uitvoering te geven aan zijn vrijwilligersproject via de aangeboden activiteiten, rekening houdend met zijn wensen en capaciteiten;

  10. individuele aanpassing van de taken, ontwikkeling van de vaardigheden en toepassing van redelijke inrichtingen;

  11. opvolging en evaluatie tijdens de periode van de vrijwilligersovereenkomst tussen de persoon met een handicap en de dienst.

    HOOFDSTUK 3. - ERKENNINGSNORMEN

    AFDELING 1. - KWALITEITSNORMEN

    Art. 5. De dienst onderwerpt zich aan de evaluaties, bezoeken en controles die door de overheden georganiseerd worden en verstrekt hen ieder document dat vereist is voor de uitoefening van hun opdrachten.

    Art. 6. In naleving van de bepalingen die in artikel 74 van het decreet bepaald zijn, vermeldt ieder document dat van de dienst afkomstig is de naam van de dienst, de naam van de vzw indien die verschillend is, het ondernemingsnummer, het adres van de activiteitenzetel, het adres van de maatschappelijke zetel indien die verschillend is, de verleende erkenning en de datum van opstelling van het document.

    Art. 7. De dienst geeft de personen met een handicap toegang tot de documenten die voor hen bestemd zijn.

    Art. 8. De dienst werkt mee aan de externe wetenschappelijke evaluatie betreffende de uitvoering van de beginselen van het decreet zoals bedoeld in diens artikel 103.

    Art. 9. Naast de wettelijk verplichte verzekeringen sluit de vzw voor de dienst de volgende verzekeringen af :

  12. burgerlijke aansprakelijkheid voor alle prestaties die onder haar verantwoordelijkheid verricht worden, met inbegrip van de externe samenkomsten, en voor de vrijwilligers die ze tewerkstelt;

  13. aansprakelijkheid voor de bestuurders van de vzw;

  14. brand en diefstal voor het gebouw en het meubilair.

    AFDELING 2. - NORMEN IN VERBAND MET DE INFRASTRUCTUUR

    Art. 10. De dienst vestigt zijn activiteitenzetel op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

    Art. 11. De dienst beschikt over lokalen waar :

  15. op de plaats van zijn activiteitenzetel de opdrachten die in de artikelen 3 en 4 omschreven zijn, tot stand gebracht kunnen worden;

  16. een individueel gesprek met een persoon met een handicap verzekerd kan worden, waarbij de vertrouwelijkheid gerespecteerd kan worden.

    Art. 12. De dienst verzekert de toegankelijkheid van zijn lokalen door rekening te houden met de specifieke kenmerken van de doelgroep die hij ontvangt.

    AFDELING 3. - NORMEN IN VERBAND MET DE ORGANISATIE

    Art. 13. De dienst stelt een dienstenplan op. Dit plan verduidelijkt ten minste :

  17. de waarden waarop de dienstverleningsopdrachten gebaseerd zijn;

  18. de opdrachten en het doelpubliek van de dienst;

  19. het dienstenaanbod;

  20. de beschrijving van de dienst en diens werkingsregels;

  21. de methoden voor de organisatie van het werk, met de bedoeling het levensproject van de personen met een handicap te verwezenlijken;

  22. de sluitingsperiodes van de dienst, zonder meer te bedragen dan 60 werkdagen per jaar;

  23. de modaliteiten voor de participatie van de personen met een handicap als vrijwilligers, bedoeld in artikel 71, lid 1, 3° van het decreet;

  24. de modaliteiten voor de participatie aan gemeenschapsacties, bedoeld in artikel 71, lid 1, 4° van het decreet;

  25. de modaliteiten voor het uitbouwen van een netwerk, bedoeld in artikel 71, lid 1, 5° van het decreet;

  26. de modaliteiten voor de beoordeling van het geïndividualiseerd project van de personen met een handicap, met inbegrip van hun participatie.

    Dit document wordt opgesteld en regelmatig herzien in overleg met de personeelsleden.

    Art. 14. De dienst beschikt over :

  27. de activiteitentijdsblokken voor personen met en zonder een handicap, verdeeld van maandag tot vrijdag, die ten minste 28 uur per week bedragen. Indien de aard van de activiteit dat rechtvaardigt, worden bepaalde activiteitentijdsblokken in het weekend toegestaan;

  28. een elektronisch adres, een antwoordapparaat, een mobiele telefoon en elk aangepast communicatiemiddel dat de personen toelaat een boodschap achter te laten buiten de openingsuren van de dienst;

  29. een website die regelmatig wordt geüpdatet, die de door de dienst uitgebouwde activiteiten voorstelt en die toegankelijk is voor de doelgroep.

    AFDELING 4. - NORMEN IN VERBAND MET HET OMKADERINGSPERSONEEL

    Art. 15. De personeelsleden van de dienst stemmen overeen met de functies en beantwoorden aan de diplomavereisten die worden bepaald in bijlage III van het NM-besluit.

    Het multidisciplinaire karakter van het team wordt gegarandeerd.

    Art. 16. Iedere bezoldigde functie binnen de dienst is onverenigbaar met een bestuurdersmandaat binnen de vzw.

    Art. 17. Bij de eerste aanwerving van een personeelslid beschikt de dienst over een uittreksel uit het strafregister waarvan de afgiftedatum niet meer dan drie maanden aan de indiensttredingsdatum mag voorafgaan. De dienst evalueert of het personeelslid de functie waarvoor hij of zij zich kandidaat stelt mag uitoefenen en neemt daarbij de specifieke kenmerken van de begeleide personen in aanmerking.

    Art. 18. De dienst houdt een individueel dossier bij dat voor elk personeelslid toegankelijk is.

    Dit dossier bevat ten minste :

  30. de arbeidsovereenkomst die de dienst en de werknemer aan elkaar verbindt, met inbegrip van de latere wijzigingen hiervan;

  31. een kopie van de titels en diploma's die nuttig zijn voor de functie;

  32. de attesten die anciënniteit aantonen;

  33. het uittreksel uit het strafregister zoals bedoeld in artikel 17;

  34. de opleidingen die door de werknemer gevolgd zijn sinds zijn of haar aanwerving;

  35. elk document in verband met de eventuele subsidiëring van de werknemer door een andere overheid.

    Art. 19. De dienst staat in voor de voortgezette opleiding van de personeelsleden in verband met de uitoefening van de opdrachten bepaald in hoofdstuk 2.

    AFDELING 5. - NORMEN IN VERBAND MET DE VRIJWILLIGERS MET EN ZONDER HANDICAP

    Art. 20. Elke dienst is erkend voor het vervullen van de opdrachten beschreven in artikels 3 en 4, ten gunste van een maximumaantal vrijwilligers met en zonder handicap die ze tegelijk mag opvangen. Dit maximumaantal is de erkende capaciteit van de dienst.

    De minimale erkende...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT