Besluit 2017/1481 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de diensten voor gezinsopvang, tot uitvoering van afdeling 3 van hoofdstuk 6 van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap, de 1 mars 2018

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities

Artikel 1. Het besluit regelt, in toepassing van artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 ervan.

Art. 2. Voor de toepassing van onderhavig besluit wordt verstaan onder :

  1. het decreet : het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van personen met een handicap;

  2. de SPFB : de diensten van het College van de Franse Gemeenschapscommissie (Service Public Francophone bruxellois);

  3. Het Collegelid : het Lid van het College van de Franse Gemeenschapscommissie belast met het beleid inzake Bijstand aan Personen met een Handicap;

  4. de dienst : de dienst voor gezinsopvang, bepaald in artikels 68 en 69 van het decreet;

  5. het multidisciplinair team : het team bedoeld in artikel 12, lid 1 van het decreet;

  6. de vzw : de vereniging zonder winstoogmerk, bepaald in artikel 2, 13° van het decreet, die een dienst voor gezinsopvang inricht;

    7 ° het NM-besluit : besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van 18 oktober 2001 betreffende de toepassing van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 12 juli 2001 tot wijziging van diverse wetten betreffende de subsidies toegekend in de welzijns-, de gezondheids- en de gehandicaptensector en de sector van de socio-professionele inschakeling;

  7. het Plan Tandem : de voorziening voor de inrichting van het einde van de loopbaan die tot stand gebracht is door de Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 2009 binnen het paritair subcomité 319.02.

    HOOFDSTUK 2. - Opdrachten

    Art. 3. Met inachtneming van de bepalingen voorzien in artikels 68 en 69 van het decreet wordt de door de dienst uitgevoerde opdracht voor gezinsopvang van personen met een handicap uitgeoefend via de volgende acties :

  8. het zoeken en selecteren van opvanggezinnen;

  9. het individueel ondersteunen van de persoon met een handicap bij zijn of haar aanvraag voor gezinsopvang in het kader van zijn of haar levensproject, rekening houdend met zijn of haar capaciteiten;

  10. de invoering van de modaliteiten betreffende de opvang van de persoon met een handicap in een gezin anders dan zijn of haar oorspronkelijk gezin;

  11. het ondersteunen van het opvanggezin om omgeving ervan aan te passen aan de noden van de opgevangen persoon;

  12. het opvolgen, zodat de opvang zowel voor de persoon met een handicap als voor het opvanggezin zo goed mogelijk verloopt;

  13. het beoordelen van de overeenstemming tussen het opvanggezin en de opgevangen persoon, het voorstellen en uitvoeren van de nodige aanpassingen;

  14. het ontwikkelen van partnerschappen met iedere organisatie die de uitvoering van het opvangproject kan vergemakkelijken en versterken;

  15. verstrekken van informatie en hulp bij de stappen die de persoon met een handicap kan ondernemen om zijn of haar zelfredzaamheid te behouden of te ontwikkelen en om, binnen het kader van de gezinsopvang, aan zijn of haar specifieke behoeften beantwoorden.

    HOOFDSTUK 3. - Erkenningsnormen

    Afdeling 1. - Kwaliteitsnormen

    Art. 4. De dienst onderwerpt zich aan de evaluaties, bezoeken en controles die door de overheden georganiseerd worden en verstrekt hen ieder document dat voor de uitoefening van hun opdrachten vereist is.

    Art. 5. In naleving van de bepalingen die in artikel 74 van het decreet bepaald zijn, vermeldt ieder document dat van de dienst afkomstig is, de naam van de dienst, de naam van de vzw indien die verschillend is, het ondernemingsnummer, het adres van de activiteitenzetel, het adres van de maatschappelijke zetel indien die verschillend is, de verleende erkenning en de datum van zijn opstelling.

    Art. 6. De dienst verschaft aan de gehandicapte personen toegang tot de documenten die voor hen bestemd zijn.

    Art. 7. De dienst werkt mee aan de externe wetenschappelijke evaluatie van de uitvoering van de beginselen van het decreet, bedoeld in diens artikel 103.

    Art. 8. Naast de wettelijk verplichte verzekeringen sluit de vzw voor de dienst de volgende verzekeringen af :

  16. burgerlijke aansprakelijkheid voor alle prestaties die onder haar verantwoordelijkheid verricht worden, met inbegrip van de externe samenkomsten, en voor de vrijwilligers die ze tewerkstelt;

  17. aansprakelijkheid voor de bestuurders van de vzw;

  18. brand en diefstal voor het gebouw en het meubilair.

    Afdeling 2. - Normen in verband met de infrastructuur

    Art. 9. De dienst vestigt zijn activiteitenzetel op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

    Art. 10. De dienst beschikt over lokalen waar :

  19. de opdrachten die in artikels 3 bepaald zijn op de plaats van zijn activiteitenzetel tot stand gebracht kunnen worden;

  20. een individueel gesprek met een gehandicapte persoon verzekerd kan worden, waarbij de vertrouwelijkheid gerespecteerd kan worden.

    Art. 11. De dienst verzorgt de toegankelijkheid van zijn lokalen door rekening te houden met de specifieke kenmerken van de doelgroep die hij ontvangt.

    Afdeling 3. - Normen in verband met de organisatie

    Art. 12. De dienst stelt een dienstenplan op. Dit plan verduidelijkt ten minste :

  21. de waarden waarop de dienstverleningsopdrachten gebaseerd zijn;

  22. de opdrachten en het doelpubliek van de dienst;

  23. het dienstenaanbod;

  24. de beschrijving van de dienst en diens werkingsregels;

  25. de methoden voor de organisatie van het werk, met de bedoeling het levensproject van de personen met een handicap te verwezenlijken;

  26. de modaliteiten voor de participatie van de gehandicapte personen, bedoeld in artikel 71, 3° van het decreet;

  27. de modaliteiten voor de participatie aan gemeenschapsacties, bedoeld in artikel 71, 4° van het decreet;

  28. de modaliteiten voor de verwezenlijking van een netwerk, bedoeld in artikel 71, 5° van het decreet;

  29. de modaliteiten voor de evaluatie van het project voor de opvang van gehandicapte personen, met inbegrip van hun participatie en die van de opvanggezinnen.

    Dit document wordt opgesteld en regelmatig herzien in overleg met de personeelsleden.

    Art. 13. De dienst beschikt over :

  30. voldoende tijdvensters om ondersteuning te bieden die beantwoordt aan de verwachtingen van de gehandicapte personen en de opvanggezinnen;

  31. een elektronisch adres, een antwoordapparaat, een mobiele telefoon en elk aangepast communicatiemiddel dat de personen toelaat een boodschap achter te laten buiten de openingsuren van de dienst;

  32. een website die regelmatig wordt geüpdatet, die de activiteiten die door dienst worden ontwikkeld voorstelt en die toegankelijk is voor de doelgroep.

    Afdeling 4. - Normen in verband met het personeel

    Art. 14. De personeelsleden van de dienst stemmen overeen met de functies en beantwoorden aan de diplomavereisten die worden bepaald door bijlage III van het NM-besluit.

    Art. 15. Het multidisciplinair karakter van het team van de dienst wordt verzekerd door het opnemen van met name :

  33. een sociaal assistent of gegradueerd sociaal verpleegkundige;

  34. een psycholoog of een assistent psychologie of een psychopedagoog of een licentiaat in de gezinswetenschappen of seksuologische wetenschappen of een licentiaat in medico-sociale en hospitaalwetenschappen.

    Art. 16. Het team van de dienst kan een arts omvatten die de opdracht heeft deel te nemen aan de selectie van de opvanggezinnen, de coördinatie van de zorgactiviteiten en paramedische activiteiten van de gehandicapte persoon en het opvanggezin en het geven van advies aan het opvanggezin, met uitzondering van elke prestatie die in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen opgenomen is op basis van de wetgeving betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

    Art. 17. Iedere bezoldigde functie binnen de dienst is onverenigbaar met een bestuurdersmandaat binnen de vzw.

    Art. 18. Bij de eerste aanwerving van een personeelslid beschikt de dienst over een uittreksel uit het strafregister waarvan de afgiftedatum niet meer dan drie maanden aan de indiensttredingsdatum mag voorafgaan. De dienst evalueert of het personeelslid de functie waarvoor hij of zij zich kandidaat stelt mag uitoefenen en neemt daarbij de specifieke kenmerken van de begeleide personen in aanmerking.

    Art. 19. De dienst houdt een individueel dossier bij dat voor elk personeelslid toegankelijk is.

    Dit dossier bevat ten minste :

  35. de arbeidsovereenkomst die de dienst en de werknemer aan elkaar verbindt, met inbegrip van de latere wijzigingen hiervan;

  36. een kopie van de titels en diploma's die nuttig zijn voor de functie;

  37. de attesten die anciënniteit aantonen;

  38. het uittreksel uit het strafregister bedoeld in artikel 18;

  39. de opleidingen die door de werknemer gevolgd zijn sinds zijn of haar aanwerving;

  40. elk document in verband met de eventuele subsidiëring van de werknemer door een andere overheid.

    Art. 20. De vrijwilligers voeren hun activiteiten uit ter ondersteuning van het personeel van de dienst.

    Een vrijwilligersovereenkomst regelt hun verhoudingen met de dienst conform de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers.

    De dienst bewaart een afschrift van de individuele overeenkomsten.

    Art. 21. De dienst staat in voor de voortgezette opleiding van de personeelsleden en de vrijwilligers in verband met de uitoefening van de opdrachten bepaald in hoofdstuk II.

    Afdeling 5. - Normen in verband met de gehandicapte personen

    Art. 22. In toepassing van artikel 12, lid 3 van het decreet is de ondersteuning van de dienst het voorwerp van een aanvraag tot ondersteuning die door de gehandicapte persoon bij de dienst PHARE ingediend is.

    Het multidisciplinair team spreekt zich uit over de aanvraag, onafhankelijk van iedere erkenning of eventueel akkoord afkomstig van een andere bevoegde overheid.

    Art. 23. Iedere dienst wordt erkend om de in artikel 3, 2° beschreven aanvragen voor gezinsopvang te behandelen, afkomstig van :

    - minstens 10 personen met een handicap per jaar. Dan behoort deze dienst tot categorie 1;

    - minstens 20 personen met een handicap per jaar. Dan behoort deze dienst tot categorie 2;

    - minstens 30 personen met een handicap per jaar. Dan...

Pour continuer la lecture

SOLLICITEZ VOTRE ESSAI

VLEX uses login cookies to provide you with a better browsing experience. If you click on 'Accept' or continue browsing this site we consider that you accept our cookie policy. ACCEPT